In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van belanghebbende om vergoeding van kosten die zijn gemaakt in verband met de behandeling van een bezwaar tegen een aanslag gemeentelijke belastingen. De belanghebbende, vertegenwoordigd door [X], had bezwaar gemaakt tegen de aanmaningskosten die door de invorderingsambtenaar van de gemeente Leiderdorp in rekening waren gebracht. De invorderingsambtenaar had de aanmaningskosten ingetrokken, maar geen kostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 augustus 2014 heeft het Hof de zaak behandeld, waarbij belanghebbende en de invorderingsambtenaar aanwezig waren. Het Hof heeft vastgesteld dat de belanghebbende in haar bezwaarschrift om een kostenvergoeding had verzocht, maar dat het bezwaarschrift door haarzelf was ingediend zonder dat er sprake was van beroepsmatige bijstand door een derde. Het Hof oordeelde dat de kosten die door belanghebbende zijn opgevoerd, zoals administratie- en koerierskosten, niet voor vergoeding in aanmerking komen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Het Hof heeft verder geoordeeld dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de invorderingsambtenaar het verzoek om kostenvergoeding terecht had afgewezen. Ook het beroep van belanghebbende op de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen werd afgewezen, omdat de wet op het moment van indienen van het bezwaarschrift nog niet in werking was getreden. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten.