In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die als pleegmoeder verantwoordelijk was voor de zorg van twee jonge kinderen. De verdachte, geboren in 1949 in de Dominicaanse Republiek, werd beschuldigd van stelselmatige mishandeling van de kinderen, die op dat moment 2 en 5 jaar oud waren. De mishandelingen vonden plaats tussen 1 april 2008 en 13 september 2012 in Rotterdam. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een gevangenisstraf van 1 maand, maar de advocaat-generaal ging in hoger beroep en eiste een zwaardere straf.
Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte de kinderen met verschillende voorwerpen, zoals een riem en een slipper, heeft geslagen. Ondanks dat de verdachte opvoedingsondersteuning ontving, heeft zij de waarschuwingen genegeerd en volhard in haar gewelddadige opvoedingsmethoden. Het hof oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de onacceptabele aard van haar handelen en dat er alternatieven waren voor het gebruik van geweld.
De strafmotivering van het hof was gebaseerd op de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. Het hof oordeelde dat de eerder opgelegde straffen onvoldoende recht deden aan de ernst van de mishandelingen en heeft de gevangenisstraf verhoogd naar 1 maand en een taakstraf van 150 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, met inachtneming van de eerder genoemde gronden.