ECLI:NL:GHDHA:2014:3290

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2014
Publicatiedatum
14 oktober 2014
Zaaknummer
22-005072-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stelselmatige mishandeling van pleegkinderen door pleegmoeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 augustus 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die als pleegmoeder verantwoordelijk was voor de zorg van twee jonge kinderen. De verdachte, geboren in 1949 in de Dominicaanse Republiek, werd beschuldigd van stelselmatige mishandeling van de kinderen, die op dat moment 2 en 5 jaar oud waren. De mishandelingen vonden plaats tussen 1 april 2008 en 13 september 2012 in Rotterdam. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een gevangenisstraf van 1 maand, maar de advocaat-generaal ging in hoger beroep en eiste een zwaardere straf.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte de kinderen met verschillende voorwerpen, zoals een riem en een slipper, heeft geslagen. Ondanks dat de verdachte opvoedingsondersteuning ontving, heeft zij de waarschuwingen genegeerd en volhard in haar gewelddadige opvoedingsmethoden. Het hof oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de onacceptabele aard van haar handelen en dat er alternatieven waren voor het gebruik van geweld.

De strafmotivering van het hof was gebaseerd op de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. Het hof oordeelde dat de eerder opgelegde straffen onvoldoende recht deden aan de ernst van de mishandelingen en heeft de gevangenisstraf verhoogd naar 1 maand en een taakstraf van 150 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, met inachtneming van de eerder genoemde gronden.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005072-13
Parketnummer: 10-692142-13
Datum uitspraak: 19 augustus 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 11 november 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Dominicaanse Republiek),
op [geboortejaar] 1949,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 augustus 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het haar ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Voorts is aan de verdachte een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van een maand met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 13 september 2012 te Rotterdam, (telkens) opzettelijk mishandelend een of meerdere kind(eren) (waarover verdachte het gezag uitoefende en/of verzorgde en/of opvoedde als behorende tot haar gezin), althans perso(o)n(en), te weten [benadeelde partij 1] ([geboortejaar] 2001) en/of [benadeelde partij 2] ([geboortejaar] 2004), meermalen, althans eenmaal, telkens
- met een riem en/of een slipper en/of een stok/lat en/of een houten pollepel, althans een of meerdere harde voorwerp(en), en/of met de hand op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of
- met een paraplu, althans een hard voorwerp, op/tegen de borst, althans het lichaam, van die [benadeelde partij 1] heeft geslagen en/of
- een bord op het hoofd van die [benadeelde partij 1] (kapot) heeft geslagen en/of heeft laten vallen en/of
- met haar, verdachtes, (vlakke) hand(en) in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van die [benadeelde partij 1] heeft geslagen en/of
- die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] (voor langere duur) (in de buitenlucht) met de (blote) knieën op een of meerdere (stenen) blokken heeft gezet en/of (vervolgens) heeft laten zitten, waardoor deze letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het haar ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat aan de verdachte een taakstraf zal worden opgelegd voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, behalve ten aanzien van de oplegging van de straf en de motivering daarvan.
In dit opzicht zal het hof het vonnis waarvan beroep vernietigen. Voor het overige verenigt het hof zich met de gronden en beslissingen in het vonnis, met dien verstande dat het hof daarin de hierna te vermelden aanvulling aanbrengt.
Onder het kopje
strafbaarheid van de verdachtena “de door de verdachte aangevoerde omstandigheden (…) onvoldoende”. Vult het hof de verwerping van het verweer omtrent psychische overmacht als volgt aan.
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De verdachte heeft de twee kinderen stelselmatig en gedurende een lange periode geslagen met een riem, een slipper, een stok/lat, een pollepel, een paraplu en de vlakke hand. Ook heeft zij de kinderen met blote knieën op stenen laten zitten.
De verdachte ontving opvoedingsondersteuning van [getuige], pleegzorgbegeleider, die de Spaanse taal machtig is. Deze heeft haar er specifiek op gewezen dat het slaan van kinderen niet wordt goedgekeurd. Op vragen van [getuige] heeft verdachte geantwoord dat zij de kinderen alternatieve straffen gaf, zoals het niet mogen kijken van televisie, wanneer ze niet luisterden. Verdachte heeft nooit gezegd dat ze de kinderen sloeg, omdat ze weet dat Jeugdplein slaan niet goedkeurt (zie proces-verbaal verhoor getuige PL17JO 2012528007-9). Het hof leidt hieruit af dat verdachte er indertijd weet van had dat het disciplineren van kinderen door middel van geweld niet geaccepteerd was.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte vanuit haar cultuur en geloof een zekere druk voelde om de kinderen te “tuchtigen”. Het betoog is onvoldoende om aan te nemen dat verdachte niet of in verminderde mate in staat was de in het kader van de opvoeding van de meisjes te nemen beslissingen te maken overeenkomstig hetgeen zij wist over de acceptatie van geweld in de opvoeding.
De handelingen van de verdachte duiden geenszins op een toestand waarbij de wilsvrijheid van de verdachte was aangetast. De verdachte moet hebben ingezien dat haar handelen volstrekt ongeoorloofd was en dat er alternatieven waren die zij had kunnen aanwenden. De verdachte heeft op meerdere momenten de gelegenheid gehad waarop zij zich op haar handelen kon bezinnen en omtrent het opvoeden –waaronder het straffen- van kinderen hulp en advies van bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg kon aannemen of inschakelen. Dat heeft de verdachte nagelaten. Alles overwegende is naar het oordeel van het hof geen sprake geweest van psychische overmacht.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve -behoudens voor zover het wordt vernietigd - onder aanvulling van gronden te worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte was pleegmoeder van twee slachtoffers die op zeer jonge leeftijd (respectievelijk 2 en 5 jaar oud) bij haar zijn komen wonen. De verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan het stelselmatig mishandelen van deze kinderen. Het hof acht het kwalijk dat de verdachte de twee slachtoffers met verschillende harde voorwerpen heeft geslagen om hen –aldus de verdachte- te corrigeren in hun gedrag. Dergelijke handelingen passen geenszins in de opvoeding van kinderen en gaan de zogenaamde ‘corrigerende tik’, voor zover die al zou zijn toegestaan, ver te buiten.
De gebeurtenissen zijn voor de beide slachtoffers pijnlijk en beangstigend geweest. Deze mishandelingen hebben veelal in de eigen woning plaatsgehad. De eigen woning en de opvoeder zij juist bij uitstek de plaats en persoon waar de kinderen zich veilig en geborgen (bij) moeten kunnen voelen.
Door aldus te handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van misdrijven als deze hiervan naast lichamelijke letsel ook psychische schade oplopen. Het hof rekent het de verdachte aan dat zij geweld heeft gebruikt tegen minderjarige kinderen voor wie zij een verantwoordelijkheid had voor het bieden en handhaven van een veilige leefomgeving.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 juli 2014, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is -met de advocaat-generaal- van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde straffen onvoldoende recht doen aan de ernst en de duur van de bewezen verklaarde feiten, zodat een forsere straf op zijn plaats is.
Het hof is - alles overwegende – van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur, een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Bevestigthet vonnis waarvan beroep voor het overige,
met inachtnemingvan het
hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door mr. TH.W.H.E. Schmitz, mr. M. Moussault en mr. J.J.H.M. van Gennip, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 augustus 2014.
Mr. J.J.H.M. van Gennip is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.