ECLI:NL:GHDHA:2014:3279

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2014
Publicatiedatum
14 oktober 2014
Zaaknummer
22-003587-11
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor ontucht met minderjarige en bezit van kinderpornografie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder door de rechtbank 's-Gravenhage was veroordeeld voor ontucht met een minderjarige en het bezit van kinderpornografisch materiaal. De verdachte, geboren in 1980, heeft in de periode van 1 augustus 2010 tot en met 31 december 2010 ontuchtige handelingen gepleegd met een jongen die toen 11 jaar oud was. Daarnaast had hij een cd-rom in zijn bezit met daarop kinderpornografische afbeeldingen en een filmfragment. Het hof oordeelde dat de verdachte, mede door het leeftijdsverschil van 19 jaar, ernstig inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof overwoog dat het bezit van kinderpornografie de norm ter bescherming van jeugdigen tegen seksueel misbruik ernstig heeft geschonden. De verdachte had eerder een gevangenisstraf van 18 maanden gekregen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar het hof besloot de straf te verlagen vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij ook de gevolgen voor het slachtoffer en de verdachte in aanmerking zijn genomen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003587-11
Parketnummer: 09-753121-11
Datum uitspraak: 25 september 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 juli 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1980,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 2 februari 2012, 16 februari 2012, 19 april 2013 en 11 september 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg van 4 juli 2011 - ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2010 tot en met 31 december 2010 te Katwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [benadeelde partij], geboren op [geboortejaar] 1999, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het in de mond nemen van de penis van die [benadeelde partij] en/of het strelen van de penis van die [benadeelde partij] en/of het in de aanwezigheid van die [benadeelde partij] op handen en knieën te gaan zitten waarbij zijn medeverdachte diens penis tegen de anus van hem, verdachte heeft geduwd;
2:
hij op of omstreeks
28 februari2011 te Katwijk, in elk geval in Nederland, een gegevensdrager, te weten een CD-rom, bevattende 13, althans een of meer afbeelding(en) en/of 1 filmfragment(en) in bezit heeft gehad terwijl op die afbeelding(en) en/of dat filmfragment (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had(den) bereikt, was/waren betrokken of schijnbaar was/waren betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit (onder meer)
- een afbeelding met een jongen (leeftijd 13 - 16 jaar) met een ontbloot bovenlijf en een man met een ontbloot onderlichaam. De man heeft een erectie, het gezicht van de jongen is vlak bij de penis van de man en de man houdt zijn hand op het hoofd van de jongen (onder meer [bestandsnaam]) en/of
- een afbeelding van een geheel naakte jongen (leeftijd 12 - 15 jaar). De jongen zit onderuitgezakt met zijn benen wijd op een stoel. De erecte penis van de jongen is duidelijk in beeld. Verder is op de afbeelding nog een been van een andere persoon zichtbaar (onder meer [bestandsnaam]) en/of
- een afbeelding van een geheel naakte jongen (leeftijd 13 - 15 jaar) die in bad staat met een oudere jongen. De penissen van de jongens zijn duidelijk te zien. De oudere jongen zeept de jongere jongen in (onder meer [bestandsnaam]) en/of
- een afbeelding van een naakte jongen (leeftijd 13 - 15 jaar) die op een bed ligt en zijn erecte penis in zijn hand heeft (onder meer [bestandsnaam]) en/of
- een afbeelding van een naakte jongen (leeftijd 13 - 15 jaar) die zijn erecte penis in zijn hand heeft (onder meer [bestandsnaam]) en/of
- een afbeelding van een geheel naakte jongen (leeftijd 10 - 13 jaar) die op zijn rug op een bed ligt. Op de afbeelding is een volwassen man zichtbaar die de penis van de jongen in zijn mond heeft (onder meer [bestandsnaam]) en/of
- een afbeelding van een geheel naakte jongen (leeftijd 13 - 15 jaar) die op een bed zit en een deel van zijn penis is zichtbaar (onder meer [bestandsnaam]) en/of
- een afbeelding van twee geheel naakte liggende jongens. Een van jongens heeft de penis van de andere jongen in zijn mond. De ene jongen is ongeveer 10 - 13 jaar oud, de andere jongen is mogelijk iets ouder (onder meer [bestandsnaam]) en/of
- een filmfragment met daarop een naakte man die op zijn rug op een bed ligt. Een geheel naakte jongen (leeftijd 12 - 15 jaar) ligt tussen zijn benen en heeft de penis van die man in zijn mond en pijpt die man. Hierna is te zien dat de jongen op handen en knieën zit en dat die man tracht de jongen anaal te penetreren
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij in
of omstreeksde periode van 1 augustus 2010 tot en met 31 december 2010 te Katwijk tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met [benadeelde partij], geboren op [geboortejaar] 1999, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd, bestaande uit het in de mond nemen van de penis van die [benadeelde partij] en
/ofhet strelen van de penis van die [benadeelde partij] en
/ofhet in de aanwezigheid van die [benadeelde partij] op handen en knieen te gaan zitten waarbij zijn medeverdachte diens penis tegen de anus van hem, verdachte heeft geduwd;
2:
hij op
of omstreeks28 februari2011 te Katwijk, in elk geval in Nederland, een gegevensdrager, te weten een CD-rom, bevattende
813, althans een of meerafbeelding
(en
)en
/of1 filmfragment
(en)in bezit heeft gehad terwijl op die afbeelding
(en
)en
/ofdat filmfragment
(een)seksuele gedraging
(en
)zichtbaar
is/zijn, waarbij (telkens) (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had(den) bereikt, was/waren betrokken of schijnbaar was/waren betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit
(onder meer)
- een afbeelding met een jongen (leeftijd 13 - 16 jaar) met een ontbloot bovenlijf en een man met een ontbloot onderlichaam. De man heeft een erectie, het gezicht van de jongen is vlak bij de penis van de man en de man houdt zijn hand op het hoofd van de jongen (onder meer [bestandsnaam]) en
/of
- een afbeelding van een geheel naakte jongen (leeftijd 12 - 15 jaar). De jongen zit onderuitgezakt met zijn benen wijd op een stoel. De erecte penis van de jongen is duidelijk in beeld. Verder is op de afbeelding nog een been van een andere persoon zichtbaar (onder meer [bestandsnaam]) en
/of
- een afbeelding van een geheel naakte jongen (leeftijd 13 - 15 jaar) die in bad staat met een oudere jongen. De penissen van de jongens zijn duidelijk te zien. De oudere jongen zeept de jongere jongen in (onder meer [bestandsnaam]) en
/of
- een afbeelding van een naakte jongen (leeftijd 13 - 15 jaar) die op een bed ligt en zijn erecte penis in zijn hand heeft (onder meer [bestandsnaam]) en
/of
- een afbeelding van een naakte jongen (leeftijd 13 - 15 jaar) die zijn erecte penis in zijn hand heeft (onder meer [bestandsnaam]) en
/of
- een afbeelding van een geheel naakte jongen (leeftijd 10 - 13 jaar) die op zijn rug op een bed ligt. Op de afbeelding is een volwassen man zichtbaar die de penis van de jongen in zijn mond heeft (onder meer [bestandsnaam]) en
/of
- een afbeelding van een geheel naakte jongen (leeftijd 13 - 15 jaar) die op een bed zit en een deel van zijn penis is zichtbaar (onder meer [bestandsnaam]) en
/of
- een afbeelding van twee geheel naakte liggende jongens. Een van jongens heeft de penis van de andere jongen in zijn mond. De ene jongen is ongeveer 10 - 13 jaar oud, de andere jongen is mogelijk iets ouder (onder meer [bestandsnaam]) en
/of
- een filmfragment met daarop een naakte man die op zijn rug op een bed ligt. Een geheel naakte jongen (leeftijd 12 - 15 jaar) ligt tussen zijn benen en heeft de penis van die man in zijn mond en pijpt die man. Hierna is te zien dat de jongen op handen en knieën zit en dat die man tracht de jongen anaal te penetreren
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Gevoerde (bewijs)verweren
Ten aanzien van feit 1
Bij pleidooi heeft de raadsvrouw overeenkomstig haar pleitaantekeningen aangevoerd dat de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte/getuige] onbetrouwbaar zijn en niet bruikbaar voor het bewijs.
Het hof zal de verklaringen van [medeverdachte/getuige], de medeverdachte tevens getuige in deze zaak, afgelegd tegenover de politie en als getuige ter zitting van het hof in hoger beroep met behoedzaamheid bezigen voor het bewijs. Op het punt van de herkenning van de verdachte als zijnde degene die de ten laste gelegde handelingen samen met hem, [medeverdachte/getuige], bij [benadeelde partij] heeft verricht, acht het hof zijn verklaring betrouwbaar. Voorts acht het hof zijn verklaring betrouwbaar voor zover die overeenstemt met hetgeen hij [benadeelde partij] eerder over verdachte heeft verteld. De verklaring van [medeverdachte/getuige] is derhalve bruikbaar voor het bewijs, zoals hierboven omschreven. Het hof wijst in dit verband ook naar de “nadere bewijsoverweging” in dit arrest.
Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de combinatie van de ongeoorloofde druk tijdens de verhoren van de verdachte en de onvolledige verslaglegging maakt dat er in de visie van de verdediging kan worden gesproken van ontoelaatbare verhoormethoden en daarmee van een onherstelbaar verzuim in het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte in de zin van artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering. Dit dient bewijsuitsluiting tot gevolg te hebben op ‘technische gronden/formele gronden’ dan wel op ‘inhoudelijke gronden’, aldus de raadsvrouw. Meer specifiek dienen de bekennende verklaring van verdachte bij de politie afgelegd op 2 maart 2011 na 18.30 uur en de daarvan afgeleide verklaring bij de rechter-commissaris van 3 maart 2011 (afgelegd naar aanleiding van de voorgeleiding bewaring) te worden uitgesloten van bewijs.
Het hof overweegt het volgende.
Het eerdere verhoor van de verdachte op 2 maart 2011 is om 13.40 uur beëindigd (zie dossierpagina 205). Vervolgens zijn de verbalisanten, blijkens het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 maart 2011 te 18.40 uur, op verzoek van de verdachte bij hem langs gekomen. Dit was vijf uur na het beëindigen van het eerdere verhoor die dag. Gedurende deze vijf uren heeft de raadsman van de verdachte hem bezocht (zie het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 2 februari 2012, blz. 6 bovenaan). Het verhoor is vervolgens om 19.39 uur onderbroken voor een gesprek tussen de verdachte en de dominee. Het verhoor is om 20.22 uur hervat.
De verdachte heeft op 3 maart 2011 tegenover de rechter-commissaris, in aanwezigheid van zijn raadsman met wie hij voor het verhoor door de rechter-commissaris nog overleg heeft gehad, zijn bekentenis herhaald dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een ontuchtige handeling met een minderjarige.
Uit de verbatim weergave van het verhoor van 2 maart 2011 leidt het hof af dat er weliswaar wel enige (morele) druk op de verdachte is uitgeoefend, maar geeft het hof geen aanleiding om aan te nemen dat er door de verbalisanten - in de context van deze zaak - ongeoorloofde druk op de verdachte is uitgeoefend.
Het hof maakt uit de weergave van het verhoor van de verdachte afgelegd tegenover de politie op 2 maart 2011 te 18.40 uur (dossierpagina 228 e.v.) niet op dat deze verklaring gebaseerd is op informatie die door de politie zou zijn gegeven.
Voorts is het hof niet gebleken dat de verslaglegging van de verhoren van verdachte een onjuiste weergave is van hetgeen besproken is. De verklaringen zijn beter leesbaar dan de woordelijke uitwerking, maar vormen een voldoende getrouw beeld van hetgeen verdachte gezegd heeft.
Van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering is geen sprake.
De verklaring van de verdachte afgelegd tegenover de politie op 2 maart 2011 te 18.40 uur kan dan ook worden gebezigd voor het bewijs.
Het verweer dat de verklaringen van de verdachte van 2 maart 2011 en 3 maart 2011 op formele dan wel inhoudelijke gronden van bewijs moeten worden uitgesloten wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 2
Namens de verdachte heeft de raadsvrouw bij pleidooi aangevoerd dat de verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het in het bezit hebben van de cd-rom met kinderpornografische afbeeldingen en een filmfragment. Aangevoerd wordt dat verdachte de afbeeldingen mogelijk als “bijvangst” heeft ontvangen en bij het maken van een back-up onbewust heeft mee gekopieerd.
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden:
De betreffende cd-rom met onder meer de ten laste gelegde kinderpornografische afbeeldingen en het filmfragment betreft ten dele een back-up van verschillende mappen die de verdachte in 2006 heeft gemaakt (zie het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 2 februari 2012, blz. 8). Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 11 april 2011 staan op de betreffende cd-rom diverse afbeeldingen die ook op andere gegevensdragers van de verdachte, waaronder diens laptop, voorkomen. De ten laste gelegde afbeeldingen en het ten laste gelegde filmfragment zijn echter niet aangetroffen op de laptop van de verdachte of op andere gegevensdragers van de verdachte (zie dossierpagina 283 e.v.).
Het hof leidt hieruit af dat er een bewuste selectie heeft plaatsgevonden die door de verdachte vervolgens op de betreffende cd-rom is gebrand. De gewraakte afbeeldingen zijn dus niet overgezet bij het maken van een back-up. Op grond van deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof opzettelijk handelen ten aanzien van de afbeeldingen en het filmfragment bewezen. Het hof is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte deze afbeeldingen en het filmfragment onbewust op de cd-rom heeft gezet.
Het verweer wordt verworpen.
Nadere bewijsoverweging
Door de verdediging is niet betwist dat de ten laste gelegde seksuele handelingen met [benadeelde partij], geboren op [geboortejaar] 1999, hebben plaatsgevonden. Wel wordt door de verdediging betwist dat het de verdachte is geweest die samen met [medeverdachte/getuige] de betreffende seksuele handelingen bij [benadeelde partij] heeft verricht.
Het hof gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Op 27 januari 2011 heeft [benadeelde partij] –zakelijk weergegeven- in een studioverhoor (zie verbatim weergave, dossierpagina 446 e.v.) over deze derde persoon het volgende verklaard:
Er kwam ook een keer een vriend van hem die ging mij toen ook strelen… degene die mij ging strelen ging mij toen pijpen. Ik ging in de slaapkamer zitten en toen kwamen hij en [medeverdachte/getuige]. Toen trokken zij mijn broek uit en toen ging de ene mij pijpen. Hij ging ook met een natte vinger over mijn eikel heen. [medeverdachte/getuige] wou die ander, die mij aan het pijpen was, toen ook van achter nemen. Deze man gebruikt spul om te relaxen. Hij is trainer van voetbal had [medeverdachte/getuige] gezegd. Als hij dat spul heeft gebruikt dat is hij wel een beetje relaxed, alsof hij stoned is. Hij had een trainingsbroek aan, blauw zwart van kleur (blz. 484-485).
Op 25 oktober 2011 heeft [benadeelde partij] –zakelijk weergegeven- in een studioverhoor (zie verbatim weergave blz. 505-507) over deze derde persoon voorts het volgende verklaard:
Er is een trainer van een voetbalclub geweest. Hij gebruikt spul om te relaxen. Dat zat volgens mij in een bruine fles. Het stonk heel erg, een beetje naar nagellak remover (aceton). Het flesje is klein, net als een flesje om een verkouden baby neusdruppels te geven. De trainer hield het flesje onder zijn neus en begon te ruiken. De trainer reageerde een soort van stoned, een beetje ja heel relaxed.
Op 28 februari 2011 heeft de medeverdachte [medeverdachte/getuige] tegenover de politie verklaard dat de man die hij kent als [naam] gebruikt, dat hij werkt in een restaurant en dat hij hem altijd ziet in dat ‘aussie pakkie’ (zie dossierpagina 83 e.v.).
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 11 september 2014 verklaard dat hij thuis een trainingsbroek draagt als huisbroek. Voorts heeft de verdachte op 28 februari 2011 tegenover de politie verklaard dat hij poppers gebruikt om te ontspannen, dat er een flesje poppers naast zijn bed stond en dat hij dit inhaleert via zijn neus. In het weekeinde gaat hij naar een voetbalvereniging in Katwijk, dat is VV Katwijk (zie dossierpagina 163 e.v.).
Op 1 maart 2011 verklaart de verdachte tegenover de politie dat de man met wie hij in contact kwam op een braderie in het dorp (het hof begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte/getuige]) dacht dat hij, verdachte, bij de voetbal zat, als trainer of vrijwilliger. Voorts heeft hij deze man verteld dat hij in de horeca werkt (zie dossierpagina 182 e.v.).
Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte op 2 maart 2011 zijn twee Australian trainingsbroeken aangetroffen (zie dossierpagina 221), alsmede een flesje poppers (zie dossierpagina 160). Opvallend is dat dit flesje qua uiterlijke kenmerken (zie blz 150-152) overeenkomt met de omschrijving die [benadeelde partij] geeft.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 2 februari 2012 verklaard dat hij op zaterdagochtend vaak sport en dat hij onderweg van of naar huis meestal via de voetbalvereniging ging en dan keek naar de jeugdwedstrijden.
Daarnaast klopt het dat er op zijn Iphone veel foto’s staan van voetballende jongentjes (verhoor verdachte d.d. 2 maart 2011, dossierpagina 199 e.v.).
Ter terechtzitting in hoger beroep van 2 februari 2012 is de medeverdachte [medeverdachte/getuige] als getuige gehoord. Aldaar heeft hij de verdachte voor 100% herkend als degene die hij in zijn verklaring [verdachte] noemt. Ook ter terechtzitting in eerste aanleg van 4 juli 2011 heeft hij verklaard dat hij de verdachte ‘zojuist in de gang herkende’.
Gelet op al het vorenstaande is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte degene is geweest die samen met [medeverdachte/getuige] ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij [benadeelde partij].
De omstandigheid dat [benadeelde partij] de verdachte niet herkent wanneer hem een foto van verdachte getoond wordt, leidt niet tot een ander oordeel. Bij het eerste studioverhoor heeft [benadeelde partij] immers al gezegd dat hij die derde persoon niet zou herkennen.
Ook de door [medeverdachte/getuige] gemaakte aantekeningen in de agenda leiden niet tot een ander oordeel. De vermelding van verschillende dagdelen met de naam [verdachte] betekent niet dat de bedoelde persoon steeds gedurende het gehele dagdeel een ontmoeting met [medeverdachte/getuige] heeft gehad. Het is niet onaannemelijk dat [medeverdachte/getuige] op het betreffende dagdeel met verschillende personen op achtereen volgende momenten een ontmoeting heeft gehad.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, tot gevangenisstraf voor de duur van elf maanden, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met een andere volwassen man ontucht gepleegd met een jongen van destijds 11 jaar oud, een en ander op de bewezen verklaarde wijze.
De verdachte heeft, mede gelet op zijn uit het leeftijdsverschil van 19 jaar voortvloeiende overwicht, ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het nog zeer jonge slachtoffer. De verdachte heeft het fysieke en psychische welzijn van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften en een ernstige inbreuk gemaakt op de ongestoorde (seksuele) ontwikkeling van het slachtoffer. Jonge slachtoffers van ontucht ondervinden in de regel nog geruime tijd de (psychische) gevolgen van hetgeen hen is aangedaan. Dit soort delicten veroorzaakt bovendien gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij, bijvoorbeeld bij ouders van jonge kinderen.
Voorts heeft de verdachte een cd-rom met daarop acht kinderpornografische afbeeldingen en een kinderpornografisch filmfragment in zijn bezit gehad. Het bezit van kinderpornografie is door de wetgever strafbaar gesteld omdat het de vervaardiging daarvan bevordert en die vervaardiging altijd gepaard gaat met ernstig seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van minderjarigen, op grote schaal en veelal in internationaal verband. De verdachte heeft hiermee de norm die strekt tot de bescherming van jeugdigen tegen seksueel misbruik in ernstige mate geschonden. Door het bezit van kinderpornografisch materiaal wordt de productie daarvan gestimuleerd en in stand gehouden.
Bij de beoordeling van het handelen van de verdachte houdt het hof er rekening mee dat de medeverdachte [medeverdachte/getuige] een zeer kwalijke rol heeft gespeeld voor wat betreft het eerste ten laste gelegde feit.
Bij de hierna op te leggen straf houdt het hof er rekening mee dat de verdachte ernstig getroffen is door de gevolgen van de bewezen verklaarde feiten. Zo is de verdachte weliswaar weer werkzaam, maar niet meer op het niveau van voor de bewezen verklaarde feiten. Daarnaast is het contact met zijn ouders en met een deel van zijn familie verbroken.
Het hof stelt vast dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. Het hof neemt hierbij in aanmerking het tijdsverloop tussen het vonnis van 18 juli 2011 en de onderhavige uitspraak op 25 september 2014.
Met deze omstandigheid houdt het hof rekening in dier voege, dat in plaats van de overwogen gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, een gevangenisstraf voor de duur van elf maanden, met aftrek van voorarrest, zal worden opgelegd. Voorts zal vanwege het tijdsverloop worden afgezien van het opleggen van een voorwaardelijke straf, aangezien de verdachte tot op heden niet opnieuw voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63, 240b, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. Th.W.H.E. Schmitz, mr. I.P.A. van Engelen en mr. J.T.F.M. van Krieken, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 september 2014.
Mr. Th.W.H.E. Schmitz is buiten staat dit arrest te ondertekenen.