ECLI:NL:GHDHA:2014:3275
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- A.E. Mos-Verstraten
- J.A.C. Bartels
- T.J.P. van Os van den Abeelen
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van een minderjarige verdachte na TOMMI-zitting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van een minderjarige verdachte, geboren in 1997. De verdachte had eerder deelgenomen aan een TOMMI-zitting, waarbij hem voorwaarden waren gesteld om strafvervolging te voorkomen, waaronder het verrichten van een werkstraf en het betalen van een schadevergoeding. De raadsman van de verdachte betoogde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het niet had voldaan aan de afspraken omtrent de schadevergoeding. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om het Openbaar Ministerie ontvankelijk te verklaren, in overweging genomen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich aan de voorwaarden had gehouden, maar dat er onduidelijkheid bestond over het schadebedrag. Het hof heeft vastgesteld dat de bevoegdheid tot strafvervolging herleeft indien de verdachte het transactieaanbod niet aanvaardt. Het hof heeft uiteindelijk besloten het vonnis van de kinderrechter te vernietigen en het Openbaar Ministerie ontvankelijk te verklaren in de vervolging van de verdachte. De zaak is teruggeworpen naar de rechtbank Rotterdam voor een inhoudelijke behandeling.