ECLI:NL:GHDHA:2014:3273

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2014
Publicatiedatum
14 oktober 2014
Zaaknummer
22-004506-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit woning met valse sleutel door meerdere personen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Rusland in 1993, was beschuldigd van diefstal uit een woning te Giessenburg op 12 mei 2013, waarbij hij samen met een ander geldkistjes met een totaalbedrag van € 24.000,- heeft weggenomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van een valse sleutel, waarbij hij toegang tot de woning verkreeg door een reserve sleutel uit de brievenbus te halen.

In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, maar in hoger beroep heeft het hof deze veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met de mogelijkheid van 90 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De advocaat-generaal had een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar het hof heeft besloten tot een onvoorwaardelijke taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen schadebedrag was opgegeven. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004506-13
Parketnummer: 10-682310-13
Datum uitspraak: 30 juli 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 10 oktober 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Rusland) op [geboortejaar] 1993,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 16 juli 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, als nader in het vonnis waarvan beroep is omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 mei 2013 te Giessenburg, gemeente Giessenlanden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen meerdere, althans een, geldkistje(s) met daarin een geldbedrag ter hoogte van 24.000,- euro en/of een trouwboekje en/of een goudkleurig horloge en/of meerdere, althans een, overlijdenskaart(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door uit een brievenbus een (reserve)sleutel (behorende bij voornoemde woning) te pakken en/of zonder daartoe bevoegd te zijn voornoemde (reserve)sleutel te gebruiken.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks12 mei 2013 te Giessenburg, gemeente Giessenlanden, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe
-eigening
in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen
meerdere, althans een,geldkistje
(s
)met daarin een geldbedrag ter hoogte van 24.000,- euro en
/ofeen trouwboekje en
/ofeen goudkleurig horloge en
/of meerdere, althans een,overlijdenskaart
(en
),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte en/of zijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van een valse sleutel, te weten door uit een brievenbus een (reserve)sleutel (behorende bij voornoemde woning) te pakken en
/ofzonder daartoe bevoegd te zijn voornoemde (reserve)sleutel te gebruiken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen omtrent het bewijs
Redelijk vermoeden van schuld
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman
– verkort en zakelijk weergegeven – voorts betoogd dat de aanhouding van de verdachte onrechtmatig is geweest. Daartoe is aangevoerd dat de verbalisanten in eerste instantie enkel op basis van de melding van de getuige [getuige] tot onderzoek zijn overgegaan, terwijl haar verklaring onvoldoende aanleiding vormde om een redelijk vermoeden van schuld aan te nemen. De daarop volgende informatie bevatte volgens de raadsman evenmin zodanige omstandigheden dat tot onderzoek en aanhouding kon worden overgegaan. Dat verbalisant [verbalisant] in een geopende tas tussen de benen van de bijrijder geldkistjes heeft gezien, acht de raadsman evenmin een omstandigheid die een redelijk vermoeden van schuld kon opleveren.
Volgens de raadsman is dientengevolge sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het kader van het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte, waarvan het gevolg moet zijn dat, waar de daaruit voorvloeiende aanhouding van de verdachte als onrechtmatig moet worden beschouwd, de daaruit verkregen resultaten van het bewijs moeten worden uitgesloten.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt en stelt op basis van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 mei 2013, met proces-verbaalnummer PL1820 2013042194-8, kreeg de politie op 12 mei 2013 de opdracht naar Giessenburg te gaan in verband met een melding van een getuige omtrent een verdachte situatie. Deze getuige had drie personen waargenomen bij een auto met het kenteken [kentekennr.], van wie twee personen van het voertuig waren weggelopen en kort daarop weer terug waren gekomen met een plastic tas bij zich. Vervolgens ontving de politie via de gemeenschappelijke meldcentrale de informatie dat van voormeld kenteken meerdere aandachtvestigingen in verband met diefstallen bekend waren. Tevens herkende één van de verbalisanten het voertuig van een eerdere controle, waarbij de inzittenden waren geverbaliseerd wegens het vervoer van inbrekerswerktuigen. Op grond van deze informatie hebben de verbalisanten het voertuig een teken tot stoppen gegeven. Nadat één van de verbalisanten tussen de benen van de bijrijder – de verdachte - een open plastic tas zag met twee geldkistjes, werden de inzittenden van het voertuig ten slotte aangehouden.
Naar het oordeel van het hof waren voormelde feiten en omstandigheden voldoende om een redelijk vermoeden van schuld te kunnen opleveren. De melding van de getuige in combinatie met de aandachtvestigingen op en herkenning van het voertuig leverden voldoende feiten en omstandigheden op om het voertuig tot stoppen te bevelen. De daarop volgende aanhouding is blijkens voormeld proces-verbaal gebaseerd op het feit dat tussen de benen van de bijrijder een open plastic tas stond waarin geldkistjes zaten. Het hof heeft geen reden te twijfelen aan deze ambtsedige verklaring van de verbalisant. Aan de hand van deze informatie kon dan ook worden besloten tot de aanhouding van de inzittenden.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsmotivering
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat niet kan worden bewezen welke bijdrage de verdachte zou hebben geleverd aan de verweten diefstal dan wel dat de verdachte op de hoogte is geweest van de diefstal. Derhalve kan het ten laste gelegde medeplegen niet worden bewezen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de aangever en zijn vrouw op 12 mei 2013 om 9.00 uur hun woning aan de [adres] te Giessenburg hadden verlaten. Omstreeks 9.40 uur nam getuige [getuige] waar dat een auto parkeerde bij de Dorpsstraat. Zij zag dat er twee mannen uitstapten en dat zij anderhalve minuut à twee minuten later terugkwamen met een plastic tas bij zich. De mannen keken schichtig om zich heen. De getuige heeft daarop de politie gebeld die het voertuig tot stoppen heeft bevolen. Tussen de benen van de bijrijder bevond zich een open plastic tas met twee geldkistjes. De inzittenden van het voertuig, onder wie de medeverdachte [medeverdachte] als bestuurder en de verdachte als bijrijder, werden daarop aangehouden. Om 10.30 uur werd een onderzoek in het voertuig verricht. Op de grond voor de bijrijdersstoel werden in de plastic tas de reservesleutel van en de geldkistjes afkomstig uit voormelde woning aangetroffen.
Het hof kent betekenis toe aan de gezamenlijkheid van het optreden van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte], zoals die tot uitdrukking komt in hun gezamenlijke komst naar Giessenburg, hun gezamenlijke vertrek en het onder de bijrijdersstoel van de verdachte aantreffen van de weggenomen voorwerpen in de auto bestuurd door de medeverdachte.
Naar het oordeel van het hof hebben de verdachte en zijn medeverdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm dermate nauw en bewust samengewerkt, dat sprake is van het medeplegen van de diefstal met valse sleutels zoals bewezen is verklaard. Het hof neemt daarbij tevens in aanmerking dat van de verdachte, gelet op de omstandigheden waaronder hij is aangehouden, een verklaring omtrent de aangetroffen goederen had mogen worden verwacht, welke verklaring hij evenwel - ook met bijstand van zijn raadsman ter terechtzitting - niet heeft willen geven.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze samen met een ander schuldig gemaakt aan een diefstal uit een woning met een valse sleutel, waarbij onder meer geldkistjes met een geldbedrag van € 24.000,-- zijn weggenomen. Met deze handelwijze heeft de verdachte niet alleen ergernis en overlast, maar ook financiële schade voor de gedupeerden veroorzaakt. Bovendien dragen feiten als de onderhavige bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde tot een ongespecificeerd bedrag. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in hoger beroep gehandhaafde bedrag van onbekende hoogte.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Aangezien de benadeelde partij geen schadebedrag heeft opgegeven, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] in zijn vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser, mr. J. Borgesius en mr. M.J.J. van den Honert, in bijzijn van de griffier mr. N.R. Achterberg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 juli 2014.
Mr. J. Borgesius is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.