ECLI:NL:GHDHA:2014:3270

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2014
Publicatiedatum
14 oktober 2014
Zaaknummer
22-002978-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van ex-partner met taakstraf als gevolg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1959, was eerder veroordeeld voor mishandeling van zijn ex-vrouw, de moeder van hun gezamenlijke zoon. De mishandeling vond plaats op 2 december 2010 in Rotterdam, waarbij de verdachte de aangeefster bij de keel heeft vastgepakt en geknepen, wat leidde tot letsel en pijn. Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster en haar moeder als geloofwaardig beoordeeld, ondanks het verweer van de verdediging dat deze onbetrouwbaar zouden zijn.

Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met als alternatief 20 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De strafmotivering is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft in aanmerking genomen dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, maar ook dat hij momenteel geen ruzie meer heeft met het slachtoffer en een goede omgang heeft met zijn zoon. De verdachte is strafbaar verklaard en het hof heeft de taakstraf voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van één jaar.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de beoordeling van mishandeling in een relationele context betreft, evenals de overwegingen die een rechter maakt bij het opleggen van straffen in dergelijke gevallen.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-002978-13
Parketnummer: 10-229135-11
Datum uitspraak: 8 juli 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 4 juli 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortejaar] 1959,
adres blijkens opgave van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 24 juni 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 december 2010 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten
[benadeelde partij]), bij de keel heeft vastgepakt en/of daarin heeft geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefster en van haar moeder, de getuige [getuige], onbetrouwbaar zijn en dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen, zodat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, een en ander als vermeld in de door hem overgelegde pleitnotities.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het hof acht de verklaringen van de aangeefster afgelegd ten overstaan van de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg geloofwaardig. Bovendien vinden deze verklaringen op essentiële punten steun in de verklaringen van de getuige [getuige], afgelegd bij de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg. Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 december 2010 te Rotterdam opzettelijk mishandelend [benadeelde partij] bij de keel heeft vastgepakt en daarin heeft geknepen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn ex-vrouw, de moeder van hun gezamenlijke zoon. Met deze handelwijze heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte dit feit heeft begaan in de woning van het slachtoffer, zijnde een plaats waar zij zich veilig zou moeten kunnen voelen.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 juni 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof in aanmerking genomen de omstandigheid dat de verdachte thans geen ruzie meer heeft met het slachtoffer en een goede omgang heeft met zijn zoon en dat het bewezen verklaarde een ouder feit betreft, nu de verdachte dit in 2010 heeft begaan.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. R.C. Langeler, mr R.C. Schlingemann en mr. M.C.R. Derkx, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 juli 2014.
mr. M.C.R. Derkx is buiten staat dit arrest te ondertekenen.