ECLI:NL:GHDHA:2014:3111

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2014
Publicatiedatum
30 september 2014
Zaaknummer
22-001473-11
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding van de invoer van cocaïne in Nederland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1965 in Marokko, was beschuldigd van het voorbereiden van de invoer van 11 kilogram cocaïne in Nederland. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met mededaders zich schuldig heeft gemaakt aan deze voorbereidingen, waaronder het organiseren van vervoer en het creëren van mogelijkheden voor de invoer van de drugs. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken van een deel van de aanklachten, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden voor andere feiten. De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd dat het vonnis zou worden bevestigd.

Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, maar de opgelegde straf herzien. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en een gevangenisstraf van 12 maanden. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de lange duur van de procedure. De verdachte had openheid van zaken gegeven en had zijn baan verloren door de detentie, maar had inmiddels weer werk gevonden. Het hof oordeelde dat deze omstandigheden in het voordeel van de verdachte moesten worden meegewogen. De uitspraak benadrukt de ernst van de drugshandel en de impact daarvan op de samenleving, maar erkent ook de bijzondere omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001473-11
Parketnummer: 10-602034-09
Datum uitspraak: 30 september 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 3 maart 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortejaar] 1965 te [geboorteplaats] (Marokko),
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 27 januari 2012 en 15 en 16 september 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van de voorwerpen als genoemd onder de nummers 1 tot en met 26 op de aan het vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen is de teruggave aan de verdachte gelast.
Door de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2009 tot en met 10 oktober 2009 te Rotterdam en/of Maastricht en/of Hoensbroek en/of Heerlen, in elk geval in Nederland, en/of in Antwerpen, in elk geval in België en/of in Suriname en/of in Trinidad en Tobago, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 11 kilogram cocaïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
 zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
 een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
 voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of anderen betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en)
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens):
 met elkaar veelvuldig en al dan niet telefonisch overleg gevoerd en ontmoetingen gehad met betrekking tot het vervoer van cocaïne;
 een container geprepareerd en/of laten prepareren zodat in een kokerbalk heimelijk cocaïne vervoerd kon/kan worden;
 in die geprepareerde kokerbalk 11 kilo cocaïne (althans, 11 kilo van een stof bevattende cocaïne) geplaatst en/of laten plaatsen;
 betalingen gedaan ten behoeve van de aanschaf en het vervoer van die cocaïne en het vervoer van de container waarin die cocaïne heimelijk geplaatst en vervoerd werd;
 (meermalen) een reis naar Suriname gemaakt om afspraken te maken over of ontmoetingen te hebben met betrekking tot het plaatsen van die 11 kilo cocaïne (althans, 11 kilo van een stof bevattende cocaïne) in die container en/of het vervoer van die container;
 (meermalen) een bill of loading in ontvangst genomen of laten nemen;
 zorg gedragen voor het vervoer van die container naar Trinidad of Tobago;
 zorg gedragen voor een verder vervoer van die container van Trinidad naar de haven van Antwerpen;
 bij een bedrijf genaamd Tolimpex meermalen navraag gedaan naar de datum van aankomst van die container in de Antwerpse haven.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, zodat het vonnis waarvan beroep met overneming van gronden behoort te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de aan de verdachte opgelegde straf en de motivering daarvan en de aan te halen wettelijke voorschriften.
Het vonnis moet op die onderdelen worden vernietigd en in zoverre moet opnieuw worden rechtgedaan.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich samen met zijn mededaders op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan het voorbereiden van de invoer binnen het grondgebied van Nederland van 11 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne. Invoer van verdovende middelen is een delict dat bijdraagt aan de handel in en het gebruik van verdovende middelen, waardoor de volksgezondheid wordt bedreigd en waardoor onder de gebruikers het plegen van vermogensdelicten wordt bevorderd, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen. Dit veroorzaakt veel schade, onrust en overlast in de samenleving. Daaraan is de verdachte opzettelijk voorbij gegaan.
Het bewezen verklaarde is een ernstig feit waarvoor een straf als door de rechtbank is opgelegd in beginsel meer dan gerechtvaardigd is.
Naar het oordeel van het hof is in de onderhavige zaak evenwel sprake van bijzondere omstandigheden, die bij het bepalen van de straf in het voordeel van de verdachte dienen te worden meegewogen. Het hof wijst allereerst op de omstandigheid dat de verdachte zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, als één van de weinige verdachten in dit onderzoek, in ieder geval deels openheid van zaken heeft gegeven en daarmee enige verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen. Daarnaast is de verdachte tijdens de procedure in hoger beroep, mede als gevolg van zijn reeds ondergane detentie, zijn baan na een dienstverband van negentwintig jaar kwijtgeraakt. Ondanks deze nog lopende strafzaak is de verdachte erin geslaagd ander werk te vinden. Deze gunstige ontwikkeling in het privéleven van de verdachte dient naar het oordeel van het hof niet te worden doorkruist. Voorts is in de onderhavige zaak sprake van een trage procesgang die op geen enkele wijze is terug te voeren op de procesopstelling van de verdachte. De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft bovendien niet plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Hierdoor heeft de verdachte lange tijd onder de dreiging van een strafvervolging moeten leven die mogelijkerwijs tot een terugkeer naar de gevangenis leidt. Deze omstandigheden dienen bij het bepalen van de straf eveneens in matigende zin mee te werken.
Gelet op de hiervoor vermelde bijzondere omstandigheden, ziet het hof aanleiding om aan de verdachte, in plaats van de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf, naast een deels voorwaardelijke gevangenisstraf een werkstraf op te leggen. In aanmerking genomen de ernst van het bewezen verklaarde dient dit naar het oordeel van het hof een substantiële werkstraf te zijn en zal het hof bepalen dat
bij de vervangende hechtenis een maatstaf van één uur per dagwordt gehanteerd
.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf – beide van na te melden duur - een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 10a van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf, de motivering daarvan en de aangehaalde wettelijke voorschriften en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
240 (tweehonderdveertig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman, mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. M. Moussault,
in bijzijn van de griffier mr. S.N. Keuning.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 september 2014.