Uitspraak
- tot raadsheer-commissaris benoemd: mr. Labohm en bij diens afwezigheid mr. Stollenwerck;
- een regiezitting bepaald op maandag 7 juli 2014 om 14.00 uur en zijn partijen, hun advocaten en hun financiële adviseurs, gelast aanwezig te zijn;
- bepaald dat partijen het hof vóór de regiezitting schriftelijk berichten over:
- over het bedrag aan beleggingsopbrengsten dat is gerealiseerd door de Pensioen-BV van de man in de periode van 1 januari 2013 tot 1 mei 2014 (zoals vermeld in rechtsoverweging 28 van die beschikking);
- het beschikbare ouderdomspensioen voor de man, het beschikbare ouderdomspensioen voor de vrouw en het beschikbare weduwenpensioen voor de vrouw op basis van voormelde verdeelsleutel zoals vermeld in rechtsoverweging 31 van die beschikking;
- het standpunt met betrekking tot de volgende vragen (zoals vermeld in rechtsoverweging 34 van die beschikking):
Pensioenverevening
Partneralimentatie
Lasten
Kosten deskundige
wat is de omvang van de niet-uitgekeerde ondernemingswinsten in de beheermaatschappij van de man?”Daarbij heeft het hof het redelijk en billijk geacht dat de man voorlopig de kosten van de deskundige draagt aangezien hij destijds in gebreke is geweest om voldoende inzicht te verschaffen in zijn financiële positie. Het hof is in zijn beschikking van 4 september 2013 bij dit voorlopige oordeel gebleven en heeft de man veroordeeld in de kosten van de slotdeclaratie van € 7.469,05. Nadien heeft de deskundige nog een factuur ingediend betreffende de kosten die zijn gemaakt om de mondelinge behandeling van 10 januari 2014 bij te wonen en de voorbereiding daarop. Hoewel partijen zich hebben verzet tegen de hoogte van de factuur, is het hof van oordeel dat deze factuur volledig voor vergoeding in aanmerking komt. De deskundige heeft immers werkzaamheden verricht, ook voor de mondelinge behandeling en de hoogte van de factuur is in overeenstemming met de door de deskundige bestede uren en het daarmee samenhangende uurtarief. Derhalve stelt het hof de vergoeding van de deskundige vast op € 1.270,50. Het hof acht het thans redelijk dat deze kosten voor rekening van partijen zullen komen, ieder bij helfte, aangezien ook de vrouw bij dit onderzoek was gebaat en niet is gebleken dat dat man het onderzoek heeft tegengewerkt. Het hof zal dan ook gelasten dat ieder van partijen een bedrag van € 635,25 aan de deskundige dient te voldoen.
mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 september 2014.