ECLI:NL:GHDHA:2014:2929

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2014
Publicatiedatum
8 september 2014
Zaaknummer
22-004536-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Den Haag inzake gekwalificeerde diefstal met gebruik van een pinpas

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 11 oktober 2013. De verdachte, geboren in Koeweit in 1991, was in eerste aanleg vrijgesproken van twee van de drie ten laste gelegde feiten, maar werd wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 41 dagen voor het tweede feit. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte voor het onder 2 primair ten laste gelegde feit zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 70 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 maart 2013 te Delft en/of ‘s-Gravenhage samen met een ander een geldbedrag van EUR 9.800,- heeft weggenomen door gebruik te maken van een pinpas en bijbehorende pincode, wat kwalificeert als diefstal door twee of meer verenigde personen met gebruik van valse sleutels. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het ten laste gelegde en de eerdere vrijspraken niet in stand gehouden. De vordering van de benadeelde partij is door het hof niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze vordering bij de burgerlijke rechter aan te brengen.

De strafmotivering van het hof was gebaseerd op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft geoordeeld dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf een passende reactie is op het gepleegde feit. De uitspraak van het hof is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004536-13
Parketnummer: 09-857205-13
Datum uitspraak: 8 september 2014
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 11 oktober 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam],
geboren te [geboorteplaats] (Koeweit) op [geboortedag] 1991,
[adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
25 augustus 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte van het 1 en 3 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 41 dagen met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Omvang van het hoger beroep

Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken van het onder 1 en 3 ten laste gelegde. Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 16 maart 2013 te Delft en/of
‘s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit heeft weggenomen een geldbedrag van EUR 9.800,-, althans EUR 2.500,-, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van een pinpas op naam van [aangever] en/of de bijbehorende pincode;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 maart 2013 te Delft en/of te ’s-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer geldbedrag(en), te weten EUR 9.800,-, althans
EUR 2.500,-, althans enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven geldbedrag(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 70 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2
primair
hij op 16 maart 2013 te ‘s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag toebehorende aan [aangever], zulks na de weg te nemen goederen onder hun bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van een pinpas op naam van [aangever] en de bijbehorende pincode;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de wijze zoals in de bewezenverklaring nader omschreven samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal door middel van valse sleutels van een geldbedrag. De verdachte heeft er daarmee blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van anderen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.

Vordering tot schadevergoeding [aangever]

In het onderhavige strafproces heeft [aangever] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 10.468,72. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 2.500,- ter zake van geleden materiële schade.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij ter zake van het bewezen verklaarde een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Gelet op het vorenstaande kan een kostenveroordeling achterwege blijven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigthet vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart bewezendat de verdachte het
onder 2 primairten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
70 (zeventig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
29 (
negenentwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [aangever] in zijn vordering tot schadevergoeding
niet-ontvankelijken bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar,
mr R.C. Schlingemann en mr. R.F. de Knoop, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 september 2014.