In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 11 oktober 2013. De verdachte, geboren in Koeweit in 1991, was in eerste aanleg vrijgesproken van twee van de drie ten laste gelegde feiten, maar werd wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 41 dagen voor het tweede feit. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte voor het onder 2 primair ten laste gelegde feit zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 70 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 maart 2013 te Delft en/of ‘s-Gravenhage samen met een ander een geldbedrag van EUR 9.800,- heeft weggenomen door gebruik te maken van een pinpas en bijbehorende pincode, wat kwalificeert als diefstal door twee of meer verenigde personen met gebruik van valse sleutels. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het ten laste gelegde en de eerdere vrijspraken niet in stand gehouden. De vordering van de benadeelde partij is door het hof niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze vordering bij de burgerlijke rechter aan te brengen.
De strafmotivering van het hof was gebaseerd op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft geoordeeld dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf een passende reactie is op het gepleegde feit. De uitspraak van het hof is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.