Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 17 juli 2014
[appellant],
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
1.2. Artikel 285 lid 1 onder f Fw bepaalt dat, als er geen buitengerechtelijke schuldregeling tot stand is gekomen, een met redenen omklede verklaring wordt afgegeven dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een dergelijke regeling te komen. In deze zaak is geen minnelijk traject gestart. De verklaring daarvoor is niet afdoende. Nu er sprake zou zijn van een afloscapaciteit van € 446,35 per maand, had de schuldeisers een aanbod moeten worden gedaan. [appellant] bestrijdt overigens die afloscapaciteit. Zou die inderdaad onjuist zijn, dan is daarmee de verklaring over het minnelijk traject onjuist en daarmee in deze procedure onbruikbaar. Zonder een verklaring dat de schuldenaar tevergeefs pogingen heeft gedaan met zijn schuldeisers tot een minnelijk vergelijk te komen, kan de schuldsaneringsregeling niet van toepassing verklaard worden. Het verzoek van [appellant] voldoet niet aan de wettelijke eisen.
Nu [appellant] in het geheel geen poging heeft ondernomen om met zijn schuldeisers tot een minnelijke regeling te komen, heeft de rechtbank het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling terecht niet-ontvankelijk verklaard.