ECLI:NL:GHDHA:2014:2893

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2014
Publicatiedatum
29 augustus 2014
Zaaknummer
22-004369-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel van Tsjechische vrouwen door verdachte in Nederland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel. De verdachte heeft samen met mededaders vier Tsjechische vrouwen geworven in Tsjechië met het doel hen in Nederland te laten werken in de prostitutie. De vrouwen werden via tussenpersonen aangeworven, hun vliegtickets geregeld en zij werden opgehaald van Schiphol en naar hun werkplek begeleid. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 98 dagen.

De zaak is ontstaan na een eerdere vrijspraak in eerste aanleg door de rechtbank Rotterdam, waartegen de officier van justitie hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de zaak opnieuw beoordeeld na een verwijzing door de Hoge Raad. De tenlastelegging is gewijzigd en de verdachte is uiteindelijk schuldig bevonden aan het aantrekken van de vrouwen met het oog op seksuele handelingen tegen betaling.

Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had eerder onherroepelijk een straf opgelegd gekregen voor vergelijkbare feiten, wat meegewogen is in de strafmotivering. Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden, maar heeft besloten dat deze schending niet leidt tot een andere strafmaat.

De uitspraak van het hof is een belangrijke stap in de bestrijding van mensenhandel en het beschermen van slachtoffers van deze ernstige misdrijven. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij de ernst van de feiten en de noodzaak van preventie voorop stonden.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004369-13
Parketnummer: 10-750090-08
Datum uitspraak: 23 mei 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 december 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1978,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en -na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden- het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 9 mei 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit hof heeft bij arrest van 26 juli 2012 het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Tegen dit arrest is door de advocaat-generaal beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 10 september 2013, nr. S 13/00226 voormeld arrest vernietigd en de zaak naar dit hof teruggewezen teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
hij
in of omstreeks de periode van 29 juli 2007 tot en met 21 oktober 2008 te Rotterdam en/of Haarlemmermeer
(Schiphol) en/of Vianen en/of Tiel en/of Arnhem en/of Sassenheim en/of Haarlem en/of Nuland en/of Nootdorp,
in elk geval in een of meer plaatsen in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer anderen, te weten
[benadeelde partij 1], geboren [geboortejaar] 1987 te [geboorteplaats] en/of
[benadeelde partij 2], geboren [geboortejaar] 1983 te [geboorteplaats] en/of
[benadeelde partij 3], geboren [geboortejaar] 1979 te [geboorteplaats] en/of
[benadeelde partij 4], geboren [geboortejaar] 1983 te [geboorteplaats],
(telkens)
heeft aangeworven en/of medegenomen in / vanuit Tsjechië en/of (een) ander(e) land(en) dan Nederland, met het oogmerk om die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2] en/of die [benadeelde partij 3] en/of die [benadeelde partij 4] in Nederland, althans in een ander land (dan het land van herkomst/Tsjechië) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
in de periode van 29 juli 2007 tot en met
24 februari2008 te Rotterdam en/of Haarlemmermeer (Schiphol) en/of Vianen en/of Nuland en/of
éénof meer plaatsen in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, anderen, te weten
[benadeelde partij 1], geboren [geboortejaar] 1987 te [geboorteplaats] en
[benadeelde partij 2], geboren [geboortejaar] 1983 te [geboorteplaats] en
[benadeelde partij 3], geboren [geboortejaar] 1979 te [geboorteplaats] en
[benadeelde partij 4], geboren [geboortejaar] 1983 te [geboorteplaats],
telkens
heeft aangeworven en medegenomen in / vanuit Tsjechië,
met het oogmerk om die [benadeelde partij 1] en die [benadeelde partij 2] en die [benadeelde partij 3] en die [benadeelde partij 4] in Nederland, ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 98 dagen, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich met zijn mededaders op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan mensenhandel van een viertal Tsjechische vrouwen door deze vrouwen (via tussenpersonen) aan te werven in Tsjechië met het oog op prostitutiewerkzaamheden in Nederland, hun vliegtickets zo nodig te regelen, hen op te halen van Schiphol en hen te begeleiden naar hun plaats van tewerkstelling in Nederland. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit waarbij hij zijn eigen financieel gewin gedurende een langere periode op de voorgrond heeft gesteld.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 april 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Voorts heeft het hof laten meewegen dat de verdachte op 17 december 2013 door de meervoudige strafkamer in de rechtbank Rotterdam onherroepelijk is veroordeeld ter zake mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof heeft geconstateerd dat de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden in eerste aanleg is overschreden. Naar het oordeel van het hof is de bedoelde termijn gelet op de zich in het dossier bevindende stukken aangevangen op 21 oktober 2008, toen de verdachte in verzekering werd gesteld. Voorts is niet binnen twee jaar nadien, doch eerst op 9 december 2010 een eindvonnis gewezen door de rechtbank. Gelet op de geringe overschrijding van bedoelde termijn kan, naar het oordeel van het hof gelet op de vaste rechtspraak van de Hoge Raad in deze, evenwel met de enkele constatering van deze schending worden volstaan.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Het daadwerkelijk gelegenheid bieden tot prostitutie in een ander land dan het land van herkomst van het slachtoffer dient bestreden te worden. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, en in het licht van de strafdoelen van speciale en algemene preventie ziet het hof met de advocaat-generaal geen aanleiding om te volstaan met het een schuldigverklaring zonder het opleggen van een straf of maatregel overeenkomstig artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de raadsman is verzocht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
98 (achtennegentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. Th.W.H.E. Schmitz, mr. M.I. Veldt-Foglia en mr. J.J.H.M. van Gennip, in bijzijn van de griffier mr. R.W. van Zanten.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 mei 2014.
Mr. J.J.H.M. van Gennip is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.