In deze zaak gaat het om een geschil tussen Stichting [X] en de directeur van de Belastingdienst Holland-Midden over een naheffingsaanslag in de gedifferentieerde premie volksverzekeringen en een beschikking heffingsrente. De naheffingsaanslag van € 1.020.597 betreft het tijdvak van 1 januari 2007 tot en met 30 juni 2009, waarbij ook € 121.074 aan heffingsrente in rekening is gebracht. De Inspecteur handhaafde de naheffingsaanslag en de beschikking na bezwaar, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank Den Haag. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende in hoger beroep ging bij het Gerechtshof Den Haag.
Het Hof oordeelt dat de rechtbank onterecht heeft geoordeeld dat het beroep van belanghebbende niet gericht was tegen de naheffingsaanslag. Het Hof stelt vast dat de Inspecteur niet bevoegd was om de eerder vastgestelde percentages van de gedifferentieerde premie te herzien, wat leidt tot de conclusie dat de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente vernietigd moeten worden. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende moet worden veroordeeld en dat de griffierechten moeten worden vergoed. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, evenals de uitspraken van de Inspecteur, en het Hof beslist dat de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente niet rechtsgeldig zijn.
De uitspraak is gedaan op 10 januari 2014 en is openbaar gemaakt. Zowel de belanghebbende als de Inspecteur hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.