ECLI:NL:GHDHA:2014:2769

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2014
Publicatiedatum
19 augustus 2014
Zaaknummer
200.125.880
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kredietovereenkomst en beroep op protectieplan bij onvrijwillige werkloosheid en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin de vordering van Santander Consumer Finance Benelux B.V. werd toegewezen. De zaak betreft een kredietovereenkomst die op 4 februari 2010 werd gesloten, waarbij Santander een doorlopend krediet van € 15.000,-- aan [appellant] verstrekte. Tevens werd een 'protectieplan certificaat' ondertekend, dat bescherming biedt bij arbeidsongeschiktheid en onvrijwillige werkloosheid.

[appellant] werd op 1 augustus 2010 werkloos en deed een beroep op het protectieplan, dat door Santander aanvankelijk werd gehonoreerd voor de maand augustus 2010. Echter, een hernieuwd beroep op het protectieplan werd afgewezen. Santander vorderde betaling van een achterstand in de kredietovereenkomst, terwijl [appellant] zich verweerde met een beroep op het protectieplan. De kantonrechter oordeelde dat [appellant] niet voldeed aan de voorwaarden voor het beroep op het protectieplan, omdat hij niet voor ten minste 16 uur per week in dienstbetrekking werkzaam was ten tijde van zijn arbeidsongeschiktheid.

In hoger beroep vordert [appellant] de vernietiging van het vonnis en een verklaring voor recht dat hij aanspraak maakt op bescherming op basis van het protectieplan. Het hof overweegt dat de vorderingen van [appellant] in wezen een vordering in reconventie zijn, wat niet mogelijk is in hoger beroep. Het hof zal een comparitie van partijen gelasten om de gevolgen van de vorderingen te bespreken en om te bepalen hoe de beslissing op de aanvraag om bescherming in verband met onvrijwillige werkloosheid dient te luiden. Het hof houdt verdere beslissingen aan en vraagt partijen om aanvullende informatie te verstrekken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.125.880/01
Rolnummer rechtbank : 1311454 CV EXPL 12-2285

arrest d.d. 26 augustus 2014

inzake

[appellant],

wonende te Rotterdam,
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. J.N. van der Graaff te Rotterdam,
tegen

Santander Consumer Finance Benelux B.V.,

gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Santander,
advocaat: mr. A. Robustella te Ede.

Het geding

Bij exploot van 19 april 2013 is [appellant] in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam tussen partijen gewezen vonnis van 25 januari 2013. In de memorie van grieven (met producties) heeft [appellant] drie grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord heeft Santander de grieven bestreden. Hierna hebben partijen schriftelijk gepleit aan de hand van overgelegde pleitnota's.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
1.1
Partijen hebben op 4 februari 2010 een overeenkomst gesloten, waarbij Santander aan [appellant] een doorlopend krediet heeft verstrekt tot een maximum van € 15.000,-- (verder: de kredietovereenkomst).
1.2
Partijen hebben voorts een "protectieplan certificaat" (verder: het Protectieplan) ondertekend waarin het volgende is vermeld:
"De Client(…) uit hoofde van de Overeenkomst doorlopend geldkrediet (…), geniet(…) met betrekking tot die kredietovereenkomst de volgende bescherming op basis van het Comfort Protectieplan:
1.
arbeidsongeschiktheid en onvrijwillige werkloosheid
2.
ziekenhuisopname en ernstige aandoeningen
(…)
Welke bescherming van toepassing is, wordt bepaald aan de hand van de situatie op de dag voordat een van bovenstaande gevallen zich voordoet. Indien u geen bescherming geniet op grond van arbeidsongeschiktheid en onvrijwillige werkloosheid, dan geniet bescherming op grond van ziekenhuisopname en ernstige aandoeningen.

VERKLARING CLIENT

Ondergetekende(…) verklaart

1.
kennis te hebben genomen en een exemplaar te hebben ontvangen van de Algemene Voorwaarden Comfort Servicepakket en Projectieplan(verder: de Algemene Voorwaarden)
en deze voorwaarden ook te accepteren.
(…)
5.
dat hij/zij voor bescherming in verband met onvrijwillige werkloosheid en/of arbeidsongeschiktheid in Nederland woonachtig is en tenminste voor 16 uur per week op basis van een dienstverband of aanstelling in Nederland werkzaam is en volledig arbeidsgeschikt dient te zijn.
6.
dat hij/zij er mee bekend is dat hij/zij de bescherming in geval van arbe
idsongeschiktheid of werkloosheid slechts geniet indien direct voorafgaand daaraan ook wordt voldaan aan het onder punt 5 gestelde.
(…)"
De kredietovereenkomst was herfinanciering van een eerdere overeenkomst, waarvoor op 31 oktober 2009 een protectieplan was afgesloten.
1.3
[appellant] was op het moment van het afsluiten van de kredietovereenkomst als chauffeur (voltijds) in dienstbetrekking werkzaam voor Kruitrans B.V. Aan dit dienstverband is per 1 augustus 2010 een einde gekomen. Van 1 tot 15 september 2010 is [appellant] werkzaam geweest als oproepkracht. Op 27 september 2010 is [appellant] betrokken geraakt bij een ernstig auto-ongeval, waarbij hij zijn nek op drie plaatsen heeft gebroken. Nadien heeft zich een posttraumatische stress-stoornis ontwikkeld. Als gevolg van het ongeval is [appellant] volledig arbeidsongeschikt geworden.
1.4
Aan [appellant] is per 2 augustus 2010 een WW-uitkering toegekend. Zijn WW-uitkering is tijdens de eerste drie maanden van ziekte doorbetaald, vervolgens is hij in aanmerking gebracht voor ziekengeld ingevolge de ziektewet en per einde wachttijd (24 september 2012) is hij in aanmerking gebracht voor een WIA-uitkering berekend naar volledige arbeidsongeschiktheid.
1.5
[appellant] heeft in verband met zijn werkloosheid per 1 augustus 2010 een beroep gedaan op het Protectieplan, welk beroep (uiteindelijk, in november 2010) door Santander is gehonoreerd voor de maand augustus 2010. Het hernieuwde beroep van [appellant] op het Protectieplan is door Santander afgewezen.
1.6
In deze procedure vordert Santander – zakelijk weergegeven – de veroordeling van [appellant] tot betaling van een bedrag van € 17.145,62, vermeerderd met de overeengekomen rente, met als maximum de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding krachtens artikel 35 van de Wet op het consumentenkrediet, alsmede veroordeling van [appellant] in de kosten. Santander stelt hiertoe dat [appellant] een achterstand heeft laten ontstaan van tenminste twee maanden in de betaling van de maandelijkse termijnen van de kredietovereenkomst, als gevolg waarvan het saldo van het krediet in het geheel opeisbaar is geworden.
1.7
[appellant] heeft zich verweerd met een beroep op het Protectieplan.
1.8
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vordering van Santander toegewezen. De kantonrechter overwoog daartoe dat [appellant] niet voldeed aan de gestelde voorwaarden voor een geslaagd beroep op het Protectieplan in verband met arbeidsongeschiktheid, omdat vaststaat dat [appellant] ten tijde van het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid niet voldeed aan de voorwaarde dat hij voor tenminste 16 uur per week in dienstbetrekking werkzaam was. Ook het beroep op het Protectieplan in verband met onvrijwillige werkloosheid werd door de kantonrechter verworpen, omdat [appellant] ter onderbouwing van dat beroep te weinig had gesteld. Omdat [appellant] zich evenmin had uitgelaten over de vraag over welke periodes hij opgenomen is geweest in het ziekenhuis, en zich niet heeft uitgelaten over de vraag of al dan niet sprake is van een ernstige aandoening, ging de kantonrechter ook aan deze punten voorbij.
2.1
In hoger beroep vordert [appellant] – zakelijk weergegeven – de vernietiging van het bestreden vonnis en opnieuw rechtdoende i) de vernietiging van artikel 5 van het Protectieplan en/of de artikelen 12, lid 1 en 16 van de Algemene Voorwaarden; ii) een verklaring voor recht dat [appellant] aanspraak maakt op bescherming van het Protectieplan op basis van arbeidsongeschiktheid, onvrijwillige werkloosheid dan wel zijn ziekenhuisopname en dat als gevolg daarvan Santander afstand dient te doen van haar aanspraak op aflossing, iii) de veroordeling van Santander in de kosten van beide instanties, alsmede de nakosten.
2.2
Het hof stelt vast dat de vorderingen i) en ii) van [appellant] neerkomen op een vordering in reconventie, hetgeen niet voor het eerst kan in hoger beroep (artikel 353, lid 1 Rv). Dit betekent dat [appellant] niet ontvankelijk zal worden verklaard in die vorderingen. Dat sluit overigens niet uit dat wordt getoetst of de voorwaarden onredelijk bezwarend zijn, aangezien de voorwaarden in de memorie van grieven zijn vernietigd en de vernietiging (tevens) kan worden opgevat als verweer tegen de nakomingsvordering en zo ook is opgevat door Santander.
2.3
De grieven van [appellant] zijn gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat aan hem geen geslaagd beroep op het Protectieplan toekomt. [appellant] voert hiertoe aan dat hij het Protectieplan heeft gesloten en hiervoor extra heeft betaald, omdat hij verzekerd wilde zijn in geval van onvrijwillige werkloosheid en arbeidsongeschiktheid. De werkloosheid per 1 augustus 2010 was onvrijwillig. [appellant] is werkloos geworden als gevolg van een noodzakelijke reorganisatie bij zijn werkgever, hetgeen hem niet te verwijten valt. Hij heeft daarna getracht zo snel mogelijk weer aan werk te komen. Om de duur van zijn werkloosheid zo beperkt mogelijk te houden, heeft hij werk als oproepkracht aanvaard, maar nu wordt hem de eis van een dienstverband voor 16 uur per week tegen geworpen. Die eis is onredelijk bezwarend, op grond waarvan [appellant] de bepalingen die deze eis bevatten heeft vernietigd. Subsidiair is [appellant] van mening dat onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Santander zich op de 16 uur-eis beroept.
2.4
Het hof overweegt als volgt.
[appellant] stelt dat Santander zijn aanspraak op het Protectieplan op grond van onvrijwillige werkloosheid na zijn werk als oproepkracht niet heeft gehonoreerd, omdat hij volgens Santander niet voldoet aan de voorwaarde dat hij op basis van een arbeidsovereenkomst minimaal 16 uur per week werkzaam is geweest, waardoor hij geen recht op bescherming zou hebben (MvG onder 13). Santander heeft nadrukkelijk betwist dat [appellant] op of omstreeks 16 september 2010, althans binnen acht dagen na de eerste dag van onvrijwillige werkloosheid na zijn werk als oproepkracht aanspraak heeft gemaakt op de bescherming van het protectieplan (MvA onder 21). Wat hiervan ook van zij, thans is duidelijk dat [appellant] per 16 september 2010 aanspraak wenst te maken op bescherming op grond van het protectieplan en het komt het hof voor dat Santander het [appellant] niet kan tegenwerpen indien hij dat niet, dan wel niet voldoende kenbaar, reeds op of rond 16 september 2010 heeft aangegeven, omdat Santander op dat moment nog niet (positief) op zijn verzoek om bescherming per 1 augustus 2010 had beslist. Het hof ziet hierin aanleiding een comparitie van partijen te gelasten zodat de bij dit arrest te benoemen raadsheer-commissaris met partijen kan bespreken wat de consequenties zijn van een en ander voor de vordering van Santander.
2.5
Ter voorbereiding van de comparitie verzoekt het hof Santander binnen twee weken na heden bij akte aan het hof en de wederpartij aan te geven:
i) hoe de beslissing op een aanvraag om bescherming in verband met onvrijwillige werkloosheid per 16 september 2010 dient te luiden gelet op het bepaalde in de Algemene Voorwaarden (met name artikel 17, lid 4);
ii) wat daarvan de gevolgen zijn op de aanvraag van [appellant] om per 27 september 2010 in aanmerking te worden gebracht voor bescherming op grond van arbeidsongeschiktheid gelet op het bepaalde in de Algemene Voorwaarden (met name artikel 17, lid 8);
iii) wat de gevolgen van het antwoord op i) en ii) zijn voor de vordering.
2.6
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

Beslissing

Het hof:
- beveelt partijen in persoon, als het om een rechtspersoon gaat, deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is om een schikking aan te gaan, vergezeld door hun raadslieden, voor het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling te verschijnen voor de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. M.J. van der Ven in één der zalen van het Paleis van Justitie, Prins Clauslaan 60 te Den Haag op
donderdag 2 oktober 2014om
13.30 uur;
- bepaalt dat, indien één der partijen
binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen in de maanden november 2014 tot en met januari 2015, opgeeft dan verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de comparitie zal vaststellen;
- verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor de comparitie niet nodig is;
- bepaalt dat partijen de in dit arrest in rechtsoverweging 2.5 opgevraagde overige stukken
binnen veertien dagen na hedenin kopie zullen zenden aan de griffie handel van dit hof en naar de wederpartij;
- bepaalt dat partijen de bescheiden waarop zij voor het overige een beroep zouden willen doen, zullen overleggen door deze
uiterlijk twee weken vóór de comparitiein kopie aan de griffie handel en aan de wederpartij te zenden;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van der Ven, M.M. Olthof en A.A. Rijperman en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 augustus 2014 in aanwezigheid van de griffier.