ECLI:NL:GHDHA:2014:2538

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2014
Publicatiedatum
25 juli 2014
Zaaknummer
200.121.295-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsmacht en kwalificatie van de overeenkomst tussen @-Linq B.V. en Gulf Extrusions LLC

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van @-Linq B.V. tegen Gulf Extrusions LLC, waarbij de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en de kwalificatie van de overeenkomst tussen partijen centraal staan. Het Gerechtshof Den Haag heeft op 5 augustus 2014 arrest gewezen in deze zaak, die voortvloeit uit een eerder vonnis van de rechtbank Rotterdam van 22 oktober 2012. De zaak betreft een geschil over een Representative Agreement en een Company Representative Contract, waarbij @-Linq stelt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst, terwijl Gulfex dit betwist.

De feiten zijn als volgt: @-Linq, gevestigd in Leerdam, heeft een agentschapsovereenkomst met Gulfex, dat in Dubai is gevestigd. De samenwerking tussen partijen begon in 2007, en in 2009 werd de Representative Agreement gesloten. @-Linq heeft Gulfex gefactureerd voor de werkzaamheden van [betrokkene], die als enige werknemer van @-Linq fungeert. Gulfex heeft de samenwerking beëindigd op basis van onvoldoende prestaties van @-Linq.

In hoger beroep heeft @-Linq haar eis gewijzigd en stelt dat de Representative Agreement een agentuurovereenkomst is, terwijl de Company Representative Contract een arbeidsovereenkomst is. Het hof heeft geoordeeld dat de Company Representative Contract geen zelfstandige overeenkomst is tussen Gulfex en [betrokkene], maar dat deze in samenhang met de Representative Agreement moet worden bezien. Het hof heeft de vorderingen van @-Linq afgewezen, omdat het van oordeel is dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft in deze zaak, gezien de geldige forumkeuze voor de VAE.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt @-Linq in de proceskosten van het hoger beroep. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.121.295/01
Zaaknummer rechtbank : 295036 CVEXPL 12-241

arrest van 5 augustus 2014

inzake

@-Linq B.V.,

gevestigd te Leerdam,
appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel
hierna te noemen: @-Linq,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen

Gulf Extrusions LLC,

gevestigd te Dubai, Verenigde Arabische Emiraten,
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
hierna te noemen: Gulfex,
advocaat: mr. L.Ph.J. van Utenhove te Den Haag.

Het geding

Bij exploot van 21 januari 2013 is @-Linq in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht sector kanton tussen partijen gewezen vonnis van
22 oktober 2012. Gulfex heeft bij exploot van 24 januari 2013 aangezegd dat zij de zaak vervroegd opbrengt. Bij memorie van grieven met producties heeft @-Linq vijf principale grieven aangevoerd en haar eis gewijzigd. Bij memorie van antwoord met producties heeft Gulfex de principale grieven bestreden, bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging en vier incidentele grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord in het incidenteel appel heeft
@-Linq de incidentele grieven bestreden en gereageerd op het bezwaar tegen de eiswijziging.
Vervolgens hebben partijen op 20 juni 2014 de zaak doen bepleiten, @-Linq door mr. E. van Schajik, advocaat te Zeist, en Gulfex door mr. J. Blussé van Oud-Alblas, advocaat te Rotterdam, beiden aan de hand van overgelegde pleitnotities. Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd en is arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1.
De door de rechtbank in het vonnis van 22 oktober 2012 vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daar van uitgaan.
2.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1.
Gulfex houdt zich bezig met de productie van aluminium profielen. Zij is gevestigd in Dubai, Verenigde Arabische Emiraten.
2.2. @-
@-Linq houdt zich bezig met het voeren van agentschappen en het ontplooien van sales- en marketingactiviteiten op het gebied van aluminium. [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) is 100% aandeelhouder van @-Linq en de enige voor deze vennootschap werkzame persoon.
2.3.
Vanaf 2007 werken @-Link en Gulfex samen. Tussen Gulfex enerzijds en @-Linq anderzijds is - eerst - op 24 september 2009 een schriftelijke overeenkomst tot stand gekomen, getiteld "
Representative Agreement". Deze overeenkomst vermeldt onder meer:
"Whereas:
Gulfex produces Aluminium extrusions, which are marketed by Gulfex, as shown in "Appendix I market segments" of this agreement, hereinafter referred to as: "Products";
@-Linq B.V. wishes to promote and sell the Products in and outside the territory described in Appendix II, hereinafter referred to as: "the Territory";Gulfex is prepared to cooperate with @-Link B.V. in the context of the promotion, sales of the Products in the Territory and give customer protection outside the territory under the conditions laid down in this agreement.
[...]
Article 1: Distribution
1.1.
Gulfex hereby grants @-Linq B.V. the exclusive right, for the duration of this agreement, to offer, and sell the Products within the Territory.
[...]
1.3. @-
Linq B.V. shall sell the Products at its own expense in- or outside the Territory and shall focus on clients inside the Territory.
1.4
With approval of Gulfex, @-Linq B.V. is entitled to sell the products outside the territory. Any such right however should be expressly limited to customer protection to @-Linq B.V. and in countries in which Gulfex has no exclusive agent or distributor.
Article 2: Duration and Termination
2.1
This agreement comes into operation on the date on which it is signed, and for a period of three years.
2.2
This contract shall be automatically renewed for successive periods of one year, unless terminated by either party by notice given in writing by means of communication ensuring evidence and date of receipt not less than three months before the date of expiry.
2.3
This agreement can be terminated by Gulfex with immediate effect and without the intervention of the courts, in the event that:
@-Linq B.V. realises results below the agreed annual minimum quantity mentioned in appendix V
[...]
Article 17: Applicable Law/Competent Court
17.1
Local United Arab Emirates law shall apply to this agreement and the agreements ensuing from it.
17.2
All disputes shall be put before a court in the United Arab Emirates and in the event that such a dispute falls under the competence of the District Court, put before the District Court in Dubai."
2.4.
Een “
Company Representative Contract”, getekend door Gulfex en [betrokkene] op 30 augustus 2009 althans 24 september 2009, vermeldt onder meer:
“Name: [betrokkene]
[…]
Effective from From 01st March 2009
[…]
Monthly amount payable Euro 8,500/-
Tasks to be performed by Luc Management and Development/Supervising of the European market and Agencies.
Consulting to Gulfex on demand concerning Sales, marketing, Organization, technical support, hard and software and executive search.
Personal acquisition of some additional new key accounts in France, Austria and Denmark, in addition to the present market handled by you.
[…]
Furnishing monthly reports to the Gulfex management about market and all related matters.
Any additional tasks and services set by Gulfex from time to time, with mutual agreement.
Termination of this contract In writing from either party, with a minimum of one month notice in advance.
Disputes and Governing Law Any disputes arising between the parties of this contract, will be subject to the arbitration and jurisdiction of UAE law.”
2.5.
Vervolgens heeft @-Link elke maand aan Gulfex een factuur gestuurd ten bedrage van € 8.500, -- vermeerderd met bankkosten, welke facturen tot en met mei 2011 door Gulfex aan @-Link zijn betaald. Er zijn door Gulfex geen rechtstreekse betalingen aan [betrokkene] gedaan.
2.6.
Een brief van Gulfex aan @-Linq d.d. 29 juni 2011 luidt onder meer:
"After our evaluation of @-Linq B.V. performance, the set objectives and purpose of the contract were not met in terms of sales volume and pricing. Furthermore, the defined targets as per Appendix IV were not achieved and low prices were given to clients as setting of sales prices is not in accordance to Article 3.2 of the agreement.
Therefore, we regret to discontinue the contract made between Gulf Extrusion Co. LLC and @-Linq B.V. effective immediately.
Considering the above mentioned statements, kindly note that the agreement allows this termination as stipulated in Article 2.3 hence, refer to Article 13.1 for your obligations after the end of the agreement".
2.7.
Op 8 december 2011 heeft @-Linq ten laste van Gulfex conservatoir derdenbeslag gelegd onder GAC Netherlands Limited. Gulfex heeft in kort geding opheffing van het beslag gevorderd. Bij vonnis van 12 januari 2012 heeft de voorzieningenrechter het beslag opgeheven indien en zodra Gulfex een bankgarantie stelt van € 150.000,--. Gulfex heeft vervolgens die bankgarantie gesteld.
2.8.
In eerste aanleg heeft @-Link (i) een verklaring voor recht gevorderd – kort gezegd – dat er tussen haar en Gulfex een arbeidsovereenkomst, althans een agentuurovereenkomst bestond, in beide gevallen naar Nederlands recht, met (ii) veroordeling van Gulfex tot betaling aan @-Link van een bedrag van € 126.136,-- vermeerderd met wettelijke handelsrente, een en ander (iii) met een proceskostenveroordeling.
2.9.
Gulfex heeft incidenteel gevorderd dat @-Link niet ontvankelijk wordt verklaard, althans dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart, met veroordeling van @-Link in de proceskosten. Daarop heeft de kantonrechter zich bij het bestreden vonnis in het incident en in de hoofdzaak onbevoegd verklaard, met veroordeling van @-Link in de proceskosten.
3.
In hoger beroep vordert @-Link, na wijziging van eis, vernietiging van het bestreden vonnis en alsnog Gulfex te veroordelen aan haar te betalen (i)
"de verschuldigde commissie"nader op te maken bij staat, vermeerderd met wettelijke rente en kosten, (ii) een bedrag van € 280.500,-- ter zake van het achterstallig salaris van [betrokkene], vermeerderd met wettelijke verhoging en wettelijke rente, (iii) salaris van [betrokkene] van € 8.500,-- netto per maand vanaf 1 mei 2013 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen [betrokkene] en Gulfex is geëindigd, vermeerderd met de wettelijke rente, een en ander (iv) met veroordeling van Gulfex in de kosten van beide instanties.
Eiswijziging
4. @-
@-Link heeft haar eis gewijzigd en vermeerderd. De wijziging is het gevolg van het innemen van een nieuw standpunt over de duiding van de rechtsverhouding tussen
@-Link/[betrokkene] enerzijds en Gulfex anderzijds. In eerste aanleg heeft @-Link het standpunt ingenomen dat de Representative Agreement een arbeidsovereenkomst is, waarbij @-Link recht heeft op betaling van € 8.500,-- per maand, welk bedrag de vergoeding is voor de detachering van [betrokkene] bij Gulfex (inleidende dagvaarding sub 9 tot en met 17 en sub 44). In hoger beroep stelt @-Link daarentegen dat de Representative Agreement een agentuurovereenkomst is, maar dat de Company Representative Contract een door Gulfex met [betrokkene] in persoon gesloten arbeidsovereenkomst is (memorie van grieven sub 2.3 a., c. en d.). @-Link stelt ten aanzien van de vorderingen op grond van een arbeidsovereenkomst dat zij op last van [betrokkene] handelt, die ter zake van die vorderingen materiële procespartij is.
5.
Gulfex verzet zich hiertegen. Volgens Gulfex is het (innemen van het) nieuwe standpunt ongeloofwaardig, kan dit nieuwe standpunt niet in hoger beroep aan de orde komen omdat het bestreden vonnis in het incident is gewezen, terwijl er ook geen nieuwe materiële procespartij kan worden geïntroduceerd.
6.
Het hof staat de eiswijziging toe. De herkansingsfunctie van het hoger beroep staat in beginsel toe om - zoals in dit geval - bij memorie van grieven een nieuw standpunt in te nemen en de eis daarop aan te passen, behoudens strijd met de goede procesorde. Strijd met de goede procesorde is hier niet gebleken. De aard van het bestreden vonnis staat ook niet in de weg aan de eiswijziging. Het vonnis is anders dan Gulfex stelt ook in de hoofdzaak gewezen, omdat de kantonrechter zich in het incident onbevoegd heeft verklaard. De kantonrechter is enkel om die reden niet toegekomen aan het beoordelen van de vorderingen. Als het hoger beroep tegen de onbevoegdverklaring slaagt komen de vorderingen - vanwege de positieve zijde van de devolutieve werking van het appel - in hoger beroep alsnog aan de orde.
Principale grieven 1 tot en met 4; incidentele grieven 1, 2 en 4
7.
De principale grieven 1 tot en met 4 en de incidentele grief 4 richten zich tegen de onbevoegdverklaring. De incidentele grieven 1 en 2 richten zich tegen de verwerping van de stelling van Gulfex dat @-Link niet ontvankelijk is in haar vorderingen. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
Ontvankelijkheid
8.
Gulfex stelt - om verschillende redenen - dat zij niet rechtsgeldig is opgeroepen en dat de termijn van art. 115 lid 2 Rv niet in acht is genomen. Daaraan verbindt zij de conclusie dat @-Link niet ontvankelijk is in haar vorderingen. Het hof verwerpt dit standpunt. De kantonrechter heeft terecht geoordeeld dat Gulfex, die in het geding is verschenen en inhoudelijk verweer heeft gevoerd, niet onredelijk in haar belangen is geschaad door de gestelde gebreken. Het hof verenigt zich met het oordeel van de kantonrechter en de gronden waarop dit berust. Wat Gulfex op dit punt in hoger beroep aanvoert werpt geen relevant ander licht op de zaak. Het hof verwerpt de stelling dat Gulfex in redelijkheid geen andere keus had dan om in het geding (in eerste aanleg) te verschijnen om de ontvankelijkheid van @-Link en de bevoegdheid van de kantonrechter te bestrijden. Immers, deze onderwerpen diende de kantonrechter ambtshalve te toetsen. Uit het voorgaande volgt dat de incidentele grieven 1 en 2 falen.
Bevoegdheid
9. @-
@-Link vordert in hoger beroep (i) namens zichzelf betaling van commissie op grond van een agentuurovereenkomst en (ii) als formele procespartij voor [betrokkene] als materiële procespartij, betaling van salaris op grond van een individuele arbeidsovereenkomst.
10.
De in het geding zijnde overeenkomst(en) kennen een geldige forumkeuze voor de gerechten van de Verenigde Arabische Emiraten (hierna: VAE), alwaar Gulfex is gevestigd. @-Link stelt weliswaar dat zij niet eerder de geldigheid van de forumkeuze heeft erkend, maar niet dat zij die betwist. @-Link doet een beroep op art. 8 lid 3 Rv, dat voorziet in de rechtsmacht van de Nederlandse rechter ondanks een geldige forumkeuze voor een andere rechter. @-Link stelt dat er tussen [betrokkene] en Gulfex sprake is van een individuele arbeidsovereenkomst. Ten aanzien van haar vordering op grond van een agentuurovereenkomst doet zij een beroep op reflexwerking van genoemde bepaling. Daarnaast stelt @-Link dat vanwege het gelegde beslag uit art. 767 Rv rechtsmacht van de Nederlandse rechter volgt. Tot slot doet @-Link een beroep op art. 9 sub c Rv stellende dat een gerechtelijke procedure in Dubai niet van @-Link/[betrokkene] kan worden gevergd.
11.
Het hof overweegt als volgt.
12.
Art. 8 lid 3 Rv ziet op (i) de individuele arbeidsovereenkomst en (ii) de overeenkomst als bedoeld in art. 6, onder d Rv. Een overeenkomst in laatstbedoelde zin is hier niet aan de orde. De uitzonderingen van art. 8 lid 3 Rv dienen - in beginsel - restrictief te worden toegepast. Er is in het onderhavig geding geen grond om deze bepaling extensief uit te leggen, in die zin dat deze ook geldt in het geval van een agentuurovereenkomst met een "kleine partij". Een reflexwerking zoals @-Link verdedigt is dus niet aan de orde.
13. @-
@-Link doet een beroep art. 767 Rv stellende dat er geen andere weg is om een executoriale titel jegens Gulfex in Nederland is te verkrijgen. Het hof verwerpt dit standpunt. Nadat partijen in de VAE zijn uitgeprocedeerd staat voor @-Link de weg van art. 431 Rv open om in Nederland een executoriale titel ter zake te verkrijgen.
14.
Het hof verwerpt het beroep op art. 9 sub c Rv. Het enkele feit dat het voor
@-Link/[betrokkene] financieel en emotioneel bezwaarlijk is om in de VAE tegen de machtige en welvarende [familienaam] familie (eigenaar van Gulfex) te procederen is van onvoldoende gewicht. Hierbij is van belang dat gesteld noch gebleken is dat
@-Link/[betrokkene] in de VAE geen eerlijke procedure bij een onafhankelijke rechter kunnen doorlopen. Dat [betrokkene] slecht ter been is leidt niet tot een ander oordeel.
15.
Uit het voorgaande volgt dat het hof niet bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen van @-Link op grond van de agentuurovereenkomst.
16.
Het hof zal thans beoordelen of sprake is van een individuele arbeidsovereenkomst tussen [betrokkene] en Gulfex. Daarbij zal het hof veronderstellenderwijs aannemen dat @-Link in dit geding als formele procespartij voor [betrokkene] als materiële procespartij optreedt, hetgeen eveneens in geschil is.
Arbeidsovereenkomst?
17. @-
@-Link stelt dat de Company Representative Contract een arbeidsovereenkomst is. Zij voert daartoe aan dat de Representative Agreement voorziet in een tijdelijke oplossing. Het was de bedoeling dat @-Link als hoofdagentschap van Gulfex diverse agentuurovereenkomsten met de agenten in Europa zou kunnen aangaan. Zo is
@-Link ook een overeenkomst aangegaan met een agent voor Duitsland. De eindsituatie diende
"waarschijnlijk te zijn dat [betrokkene] als gewone agent met de vestiging van Gulfex in Nederland een contract zou afsluiten, naast de andere aangetrokken Europese agenten". De taakomschrijving van [betrokkene] in de Company Representative Contract is duidelijk anders dan die in de agentuurovereenkomst (de Representative Agreement). De taak van @-Link ziet uitsluitend op de taak als agent. [betrokkene] diende met name overige organisatorische en niet-commerciële werkzaamheden te verrichten. De Company Representative Contract is door [betrokkene] in persoon met Gulfex aangegaan. [betrokkene] diende in persoon en exclusief voor Gulfex, gedurende zekere tijd werkzaamheden te verrichten. Daarvoor ontving [betrokkene] een vast salaris van € 8.500,-- per maand. Door het salaris liep [betrokkene] ook geen ondernemersrisico. Ook was er sprake van een gezagsverhouding tussen [betrokkene] en Gulfex. Zo moest hij periodiek verantwoording afleggen aan Gulfex, werden besluiten vanuit het management van Gulfex aan hem opgelegd en hij moest zich houden aan door Gulfex bepaalde prijzen en kwaliteitsmarges. Er is voor gekozen om [betrokkene] met een arbeidsovereenkomst meer zekerheid te bieden. Ook de maatschappelijke positie van partijen wijst op een arbeidsovereenkomst: [betrokkene] werkte exclusief voor Gulfex en was van haar afhankelijk, aldus nog steeds @-Link.
18.
Gulfex heeft een en ander gemotiveerd weersproken.
19.
Het hof zal eerst beoordelen of de Company Representative Contract een overeenkomst is tussen Gulfex en [betrokkene] als persoon. Daarbij is het volgende van belang.
20.1.
[betrokkene] is enig aandeelhouder en de enige werknemer van @-Link. In die zin zijn
@-Link en [betrokkene] sterk verweven. Tegen die achtergrond dienen de Representative Agreement en de Company Representative Contract, en wat partijen daarbij voor ogen stond, te worden bezien.
20.2. @-
@-Link werkte reeds enige jaren als agent voor Gulfex. Op enig moment sloten zij met elkaar de Representative Agreement. Deze overeenkomst voorziet in een afrekening op commissiebasis. Kort daarop is ook de Company Representative Contract tot stand gekomen. De Company Representative Contract kan niet los van de Representative Agreement worden gezien, nu deze daar mede inhoud aan gaf. Immers, na de totstandkoming van de Company Representative Contract heeft @-Link steeds € 8.500, -- per maand aan Gulfex gefactureerd en die facturen zijn - tot het ontstaan van het geschil - steeds door Gulfex aan @-Link betaald. De rechtsgrond voor die facturen en betalingen van steeds € 8.500,-- is - uitsluitend - te vinden in de Company Representative Contract. Niet in geschil is voorts dat @-Link daarnaast geen facturen (meer) stuurde aan Gulfex en/of betalingen ontving van Gulfex voor haar activiteiten, of aanspraak maakte op aanvullende/afwijkende betalingen. Aan [betrokkene] in persoon werden door Gulfex geen betalingen gedaan.
20.3.
[betrokkene] ontving loon van @-Link - volgens de overgelegde loonstrook
€ 3.416,67 bruto per maand - bij wie hij formeel in dienst was. Volgens @-Link is het bedrag van € 8.500,-- een vergoeding voor het detacheren van [betrokkene] bij Gulfex (inleidende dagvaarding sub 16 en 17). Gelet op de wijze waarop Gulfex met
@-Link/[betrokkene] afrekende mag worden aangenomen dat het bedrag van
€ 8.500,-- betrekking heeft op alle activiteiten van @-Link en [betrokkene]. Dat de betalingen afwisselend werden beschreven als
“salary”en
“monthly amount payable”leidt niet tot een ander oordeel.
20.4.
Tegen deze achtergrond is onvoldoende onderbouwd waarom de Company Representative Contract zelfstandig bestaansrecht heeft, en dus ook dat deze een afzonderlijke overeenkomst is. Het enkele feit dat de Company Representative Contract melding maakt van
"Luc
[betrokkene]"en ook door hem is ondertekend is niet af te leiden dat [betrokkene] hier als zelfstandige contractspartij handelde, met zelfstandige rechten en plichten, in plaats van als vertegenwoordiger van @-Link. Of de Company Representative Contract nu wel of niet een Appendix is bij de Representative Agreement maakt dit niet anders. De omstandigheid dat de Company Representative Contract voorziet in een aantal activiteiten die in de Representative Agreement niet zijn genoemd, wijst ook niet op een zelfstandige status. Zij passen naar de aard bij de taakomschrijving in de Representative Agreement. Deze aanvullende activiteiten zijn ook niet afzonderlijk gefactureerd door @-Link/[betrokkene] en/of betaald door Gulfex.
20.5.
Uit het voorgaande volgt dat de Company Representative Contract geen overeenkomst is tussen Gulfex en [betrokkene] als persoon. Het hof komt daarom niet toe aan de vraag of de Company Representative Contract als een arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt (HR 5 april 2002, NJ 2003, 124; ABN AMRO/Malhi).
20.6.
Reeds hierom is van een arbeidsovereenkomst tussen [betrokkene] en Gulfex geen sprake.
21.
Als wordt aangenomen dat de Company Representative Contract wel een overeenkomst is tussen Gulfex en [betrokkene] als persoon, dan dient deze overeenkomst te worden gekwalificeerd.
22.1.
Uitgangspunt bij de kwalificatie is:
“dat partijen die een overeenkomst sluiten die strekt tot het verrichten van werk tegen betaling, deze overeenkomst op verschillende wijze kunnen inrichten, en dat wat tussen hen heeft te gelden wordt bepaald door hetgeenhun
bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond, mede in aanmerking genomen de wijze waarop zij feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven en aldus daaraan inhoud hebben gegeven”, waarbij
“niet één enkel kenmerk beslissend [is], de verschillende rechtsgevolgen die partijen aan hun verhouding hebben verbonden [moeten] in hun onderling verband […] worden bezien”(HR 14 november 1997, NJ 1998, 149; Groen/Schroevers)
.De tekst van de tussen partijen gesloten overeenkomst is niet doorslaggevend. De beoogde strekking is van belang (HR 10 oktober 2003, NJ 2007, 446; Van der Male/Den Hoedt), maar niet zonder meer beslissend voor de kwalificatievraag (HR 10 december 2004, NJ 2005, 239; Diosynth/Groot). Ook van belang is de wijze waarop partijen feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven en aldus aan die overeenkomst inhoud hebben gegeven (HR 13 juli 2007, NJ 2007, 449; Thuiszorg Rotterdam/PGGM).
22.2. @-
@-Link stelt dat er voor is gekozen om [betrokkene] met een arbeidsovereenkomst met een vast salaris van € 8.500,-- per maand meer zekerheid te bieden. Het hof gaat hieraan voorbij. Het oogmerk om een arbeidsovereenkomst aan te gaan is niet in de Company Representative Contract te lezen. Daar komt bij dat – als gezegd – het bedrag van
€ 8.500,-- voor de activiteiten van [betrokkene] en @-Link tezamen, aan Gulfex via @-Link als haar agent werden gefactureerd en geïncasseerd, terwijl [betrokkene] zijn beloning uitsluitend via een dienstverband met @-Link ontving. @-Link is als agent ook een contract met een derde, een Duitse agent aangegaan. Aldus is er een inhoud gegeven aan de Company Representative Contract (in samenhang met de Representative Agreement) die niet past bij een arbeidsovereenkomst. Deze wijze van uitvoering wijst ook niet op de bedoeling om een arbeidsovereenkomst te sluiten. Daar komt nog bij dat volgens Gulfex het vaste beloningsbedrag van € 8.500,-- per maand tot stand is gekomen omdat @-Link met de variabele provisie niet uit de voeten kon, hetgeen aansluit op de wijze waarop Gulfex en @-Link als haar agent met elkaar zijn gaan afrekenen. Bij die voorstelling van zaken door Gulfex, die steun vindt in het feitelijk gedrag van partijen, had van @-Link een nadere feitelijke onderbouwing mogen worden verwacht van haar stelling over het oogmerk van partijen.
22.3.
Voorts is van belang dat de door @-Link in r.o. 17 genoemde verplichtingen van [betrokkene], welke op een gezagsverhouding zouden moeten wijzen, evengoed passen bij de relatie tussen agent (@-Link) en principaal (Gulfex).
22.4.
De omstandigheid dat [betrokkene] feitelijk zelf alle werkzaamheden voor Gulfex verrichtte leidt gezien de hiervoor geschetste context van de samenwerking tussen @-Link en
Gulfexniet tot een ander oordeel. De stelling dat Gulfex ook bij vakantie en ziekte van [betrokkene] aan @-Link doorbetaalde werpt geen ander licht op de zaak, nu dit past bij de wijze van afrekening tussen partijen, [betrokkene] bij gelegenheid van het pleidooi verklaarde al die jaren niet met vakantie te zijn geweest en voorts gesteld noch gebleken is dat hij gedurende de samenwerking ziek is geweest.
22.5.
Uit het voorgaande volgt dat de Company Representative Contract, zo deze al een overeenkomst is tussen Gulfex en [betrokkene] als persoon, geen arbeidsovereenkomst is.
23.
Zo het rechtsvermoeden van art. 7:610a BW al van toepassing zou zijn – Gulfex betwist dat [betrokkene] voor haar werkzaamheden heeft verricht – dan is dat vermoeden gezien het voorgaande weerlegd.
24.
De slotsom is dat het de Nederlandse rechter in onderhavig geschil geen rechtsmacht toekomt. De grieven falen, althans kunnen niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. @-Link zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het hoger beroep worden veroordeeld. De proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard zoals gevorderd.
25.
Het hof gaat voorbij aan het in algemene termen gesteld bewijsaanbod in hoger beroep, nu dit niet voldoet aan de daaraan in hoger beroep te stellen eisen. Het hof gaat eveneens voorbij aan het in eerste aanleg gedane bewijsaanbod, nu de daar te bewijzen aangeboden feiten, zelfs indien bewezen, niet tot een ander oordeel kunnen leiden.

Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht sector kanton tussen partijen gewezen vonnis van 22 oktober 2012;
  • veroordeelt @-Link in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Gulfex tot op heden begroot op € 4.961,-- aan griffierecht en € 13.052,-- aan salaris advocaat (tarief VI, 4 punten);
  • verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.S. van Coevorden, V. Disselkoen en M. Brink en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 augustus 2014 in aanwezigheid van de griffier.