ECLI:NL:GHDHA:2014:2364

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 april 2014
Publicatiedatum
15 juli 2014
Zaaknummer
200.135.736-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van den Wildenberg
  • A. Mink
  • J. van Montfoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling en zorgverdeling voor minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag, waarin een omgangsregeling voor de minderjarige is vastgesteld. De vader heeft op 16 oktober 2013 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 17 juli 2013. De moeder heeft op 17 december 2013 een verweerschrift ingediend. De zaak is op 5 maart 2014 mondeling behandeld, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de raad voor de kinderbescherming en Jeugdzorg.

De rechtbank had in de bestreden beschikking een zorgregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige om de week bij de moeder en de vader verblijft, met specifieke afspraken over vakanties en feestdagen. De vader heeft in hoger beroep verzocht om wijziging van de wisseltijd op zaterdag van 12.00 uur naar 13.00 uur, zodat hij de zwemles van de minderjarige kan bijwonen. Daarnaast verzoekt hij om de regeling voor de verjaardag van de minderjarige te wijzigen, zodat deze om en om bij de vader en de moeder doorgebracht wordt.

De moeder verzet zich tegen deze verzoeken en stelt dat de huidige regeling in het belang van de minderjarige is. Het hof overweegt dat de wijziging van de wisseltijd op zaterdag niet in het belang van de minderjarige is, omdat beide ouders tijdens de zwemles aanwezig zijn en de moeder de minderjarige na de zwemles meeneemt. Ook de regeling voor de verjaardag wordt niet gewijzigd, omdat dit onnodige verwarring voor de minderjarige kan veroorzaken.

Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en compenseert de proceskosten in hoger beroep, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beslissing is genomen op 9 april 2014 door het Gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 9 april 2014
Zaaknummer : 200.135.736/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 11-8949
Zaaknummer rechtbank : C/09/407314
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J.C. Herweijer te Wateringen,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. C. Hartmann te Den Haag.
Als degene wiens verklaring in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenis kan zijn, is aangemerkt:
de Stichting Bureau Jeugdzorg te Den Haag,
hierna te noemen: Jeugdzorg,
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te Den Haag,
hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vader is op 16 oktober 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 17 juli 2013 van de rechtbank Den Haag.
De moeder heeft op 17 december 2013 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
  • op 5 november 2013 een V-formulier van 1 november 2013, met bijlagen;
  • op 26 februari 2014 een brief van diezelfde datum, met als bijlage een V-formulier van diezelfde datum, met bijlagen;
van de zijde van de moeder:
- op 27 februari 2014 een V-formulier van diezelfde datum, met bijlage.
De zaak is op 5 maart 2014 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • mevrouw I. Simons namens de raad;
  • mevrouw S. Pols namens Jeugdzorg.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de deelbeschikkingen van 13 juli 2012 en 21 december 2012 en de bestreden beschikking.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank:
  • bepaald dat [naam], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (hierna te noemen: de minderjarige) de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder;
  • de volgende zorgregeling vastgesteld;
o de ene week zal de minderjarige bij de moeder zijn van zaterdag 12.00 uur tot donderdag vóór school en bij de vader van donderdag na school tot maandag vóór school;
o de andere week zal de minderjarige bij de moeder zijn van maandag na school tot donderdag vóór school en bij de vader van donderdag na school tot zaterdag
12.00 uur;
  • bepaald dat voormelde regeling op deze wijze zal worden voortgezet, zulks met uitzondering van de vakantieperiodes en gedurende de feestdagen, waarvoor na te melden regeling zal gelden;
  • bepaald dat de minderjarige in de even jaren de eerste drie weken van de zomervakantie bij de moeder zal zijn en gedurende de laatste drie weken bij de vader, terwijl in de oneven jaren dit andersom geldt, te beginnen in de zomer van 2013. De minderjarige zal derhalve in 2013 de eerste drie weken bij de vader verblijven en de laatste drie weken bij de moeder. Voorts is bepaald dat de wisseling van de minderjarige van de ene naar de andere ouder telkens plaats zal vinden op zaterdag om 12.00 uur;
  • voor de overige vakantieperiodes en voor de feestdagen de volgende zorgregeling vastgesteld:
o in de even jaren verblijft de minderjarige in de herfstvakantie bij de moeder en in de voorjaarsvakantie bij de vader, terwijl in de oneven jaren deze regeling andersom zal gelden. Het moment van wisseling van de ene naar de andere ouder vindt daarbij telkens plaats op zaterdag om 12.00 uur;
o in de vakantieperiodes van twee weken (meivakantie en kerstvakantie) verblijft de minderjarige in de even jaren de eerste week van zaterdag 12.00 uur tot de daarop volgende zaterdag 12.00 uur bij de vader en de tweede week (ook van zaterdag 12.00 uur tot zaterdag 12.00 uur) bij de moeder, terwijl in de oneven jaren dit andersom geldt;
o de minderjarige brengt zijn verjaardag door bij de ouder waar hij op dat moment volgens de geldende regeling zou zijn;
o Goede Vrijdag en Pasen 2014 zal de minderjarige doorbrengen bij de vader, het daarop volgende jaar bij de moeder, en zulks jaarlijks om en om;
o Pinksteren 2014 zal de minderjarige doorbrengen bij de moeder, het daarop volgende jaar bij de vader, en zulks jaarlijks om en om;
o Hemelvaartsdag brengt de minderjarige door bij de ouder waar hij op het moment van de hiervoorgaande regelingen op dat moment verblijft.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten zijn gecompenseerd.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Vast staat dat de ouders gezamenlijk zijn belast met het gezag over de minderjarige. Voorts staat vast dat de minderjarige bij beschikking van 17 juli 2013 van de rechtbank Den Haag onder toezicht is gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden tot 17 juli 2014.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1.
De vader heeft ter zitting zijn verzoek ten aanzien van de wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige ingetrokken, zodat daarop niet meer door het hof behoeft te worden beslist.
2.
In geschil is thans nog ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) het tijdstip van de overdracht van de minderjarige van de ene naar de andere ouder op de zaterdag en het verblijf van de minderjarige op diens verjaardag.
3.
De vader verzoekt het hof thans nog de bestreden beschikking te vernietigen (het hof begrijpt: voor zover het de wisseltijd op de zaterdag en het verblijf van de minderjarige op zijn verjaardag betreft) en, opnieuw rechtdoende de zorgregeling zodanig vast te stellen dat deze in overeenstemming is met de belangen van de minderjarige en zijn beide ouders, in dier voege dat de wisseltijd wordt vastgesteld op 13.00 uur en dat de minderjarige zijn verjaardag in de jaren om en om bij zijn vader en moeder is, althans een regeling vast te stellen die het hof juist acht. Voorts verzoekt de vader het hof de proceskosten tussen partijen te compenseren.
4.
De moeder verweert zich daartegen en verzoekt het hof de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, althans hem zijn verzoeken te ontzeggen, althans de verzoeken van de vader af te wijzen, onder veroordeling van de vader in de proceskosten van dit geding.
5.
De vader stelt dat hij door de wisseltijd die in de huidige zorgregeling is vastgelegd, niet meer naar de zwemles van de minderjarige kan gaan. De vader verzoekt om die reden de wisseltijd op de zaterdag te wijzigen van 12.00 uur naar 13.00 uur, zodat de moeder de minderjarige na de zwemles mee naar huis kan nemen. Daarnaast verzoekt de vader in het kader van een eerlijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dat ten aanzien van de verjaardag van de minderjarige wordt bepaald dat de minderjarige om en om bij zijn vader en moeder verblijft, waarbij hij in 2013 bij moeder was en dientengevolge in 2014 bij de vader dient te zijn.
6.
De moeder stelt dat er geen noodzaak is om de wisseltijd op de zaterdag te wijzigen. In overleg met de gezinsvoogd is immers afgesproken dat de vader de minderjarige brengt en de moeder de minderjarige ophaalt van zwemles, waarbij beide ouders de mogelijkheid hebben om tijdens de les aanwezig te zijn. Hierbij merkt de moeder op dat zij op de zaterdagen dat zij de minderjarige niet hoeft op te halen, op verzoek van de vader, niet bij de zwemles van de minderjarige gaat kijken. Ten aanzien van de verjaardag van de minderjarige stelt de moeder dat de huidige regeling inderdaad meebrengt dat soms dezelfde ouder de minderjarige enkele jaren achtereen bij zich heeft, maar dat dit geldt voor beide ouders. Zij is van mening dat een regeling waarbij de minderjarige met zijn verjaardag om en om bij de vader en de moeder verblijft onnodige wisselingen zal veroorzaken die de minderjarige uitsluitend zullen verwarren.
7.
Het hof overweegt als volgt. Volgens de vastgestelde zorgregeling vindt de overdracht van de minderjarige eenmaal in de twee weken op zaterdag plaats. Gebleken is dat de minderjarige op zaterdag van 12.00 uur tot 13.00 uur zwemles heeft en dat beide ouders tijdens de zwemles aanwezig zijn. Ter zitting hebben de ouders desgevraagd te kennen gegeven dat zij er geen bezwaar tegen hebben dat de andere ouder ook aanwezig is tijdens de zwemles. Het hof concludeert op grond van het voorgaande dat een wijziging van de wisseltijd op de zaterdag niet leidt tot een wijziging in de feitelijke uitvoering van de zorgregeling, nu beide ouders van 12.00 tot 13.00 uur aanwezig zijn bij de zwemles en de moeder de minderjarige pas na de zwemles mee naar huis neemt. Het hof is derhalve van oordeel dat het belang van de minderjarige niet gediend is bij een wijziging van de wisseltijd op de zaterdag.
8.
Voort is het hof van oordeel dat het niet in het belang is van de minderjarige om de regeling ten aanzien van de verjaardag te wijzigen in die zin dat de minderjarige op zijn verjaardag om en om bij de vader en de moeder verblijft. Gelet op de uitgebreid beschreven zorgregeling, waarbij beide ouders gedeeld de zorg hebben over de minderjarige, worden de verjaardagen over een langere periode bezien feitelijk bij helfte gedeeld. Aangezien de huidige zorgregeling telkens een aaneengesloten aantal dagen betreft, zou de voorgestelde wijziging ten aanzien van de verjaardag van de minderjarige een extra tussentijdse wisseling betekenen, die de zorgregeling extra ingewikkeld zou maken en die voor onnodige onrust kan zorgen bij de minderjarige.
9.
Gelet op het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking ten aanzien van het tijdstip van de overdracht van de minderjarige van de ene naar de andere ouder op de zaterdag en het verblijf van de minderjarige op diens verjaardag bekrachtigen.
10.
Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.
11.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, Mink en Van Montfoort, bijgestaan door mr. Schapendonk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2014.