ECLI:NL:GHDHA:2014:2353
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van verzet tegen verstekvonnis
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar verzet tegen een verstekvonnis. Het verstekvonnis, gewezen op 25 juni 1999, veroordeelde [appellante] tot betaling van een bedrag van fl 7.977,62, vermeerderd met rente en kosten. Op 24 oktober 2012 ontving [appellante] een betalingsvordering van Lindorff B.V. ter hoogte van € 6.248,47, wat haar deed besluiten om verzet aan te tekenen. Echter, de kantonrechter verklaarde [appellante] niet-ontvankelijk in haar verzet, omdat de verzettermijn volgens hem was gaan lopen op 31 oktober 2012, toen [appellante] advies inwond bij het Juridisch Loket. Het hof bevestigt deze beslissing en oordeelt dat de niet-ontvankelijkverklaring geen strijd oplevert met artikel 6 EVRM, dat recht op een eerlijk proces waarborgt. Het hof stelt vast dat [appellante] op 31 oktober 2012 voldoende bekend was met het verstekvonnis om tijdig verzet in te stellen. De grieven van [appellante] worden verworpen, en het hof bekrachtigt het bestreden vonnis van de kantonrechter. Tevens wordt [appellante] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.