ECLI:NL:GHDHA:2014:2271

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2014
Publicatiedatum
9 juli 2014
Zaaknummer
22-003715-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep Greenpeace tegen veroordeling voor onbruikbaar maken van pompinstallaties

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 juli 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van Greenpeace tegen een eerdere veroordeling door de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de verdachte die op 14 september 2012 in Leiden en/of 's-Gravenhage, samen met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere pompinstallaties en vulslangen heeft onbruikbaar gemaakt. De rechtbank had in eerste aanleg geen straf of maatregel opgelegd, wat door de officier van justitie werd aangevochten. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging beoordeeld, waarbij de verdediging aanvoerde dat de vervolging in strijd was met de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van betoging, zoals vastgelegd in artikel 10 en 11 van het EVRM. Het hof oordeelde dat het Openbaar Ministerie wel degelijk ontvankelijk was in de vervolging, en dat de belangenafweging door het OM redelijk was. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan, maar besloot dat er geen straf of maatregel opgelegd diende te worden. Het hof weegt hierbij mee dat de schade door Greenpeace is vergoed en dat er onvoldoende bewijs was dat het handelen van de verdachte een ernstige gevaarzetting met zich meebracht. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003715-13
Parketnummer: 09-192376-12
Datum uitspraak: 10 juli 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 23 augustus 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 12 en 26 juni 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is aan de verdachte ter zake van het ten laste gelegde met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel opgelegd.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op één of meerdere tijdstippen op of omstreeks 14 september 2012 te Leiden en/of 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (meermalen) opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere pompinstallatie(s) en/of een of meerdere vulslang(en), in elke geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan:
- Shell pompstation te Leiden, Gooimeerlaan 1 en/of Pmz Tankstations en/of [slachtoffer 1] en/of
- Shell pompstation te 's-Gravenhage, Rijswijkseweg 81 en/of [slachtoffer 2] en/of
- Shell pompstation te 's-Gravenhage, Troelstrakade 122 en/of [slachtoffer 2] en/of
- Shell pompstation te 's-Gravenhage, Meppelweg 1381 en/of Multi Energy en/of [slachtoffer 3] en/of
- Shell pompstation te 's-Gravenhage, Else Mauhslaan 2 en/of [slachtoffer 4] en/of
- Shell pompstation te 's-Gravenhage, Badhuisweg 8 F en/of [slachtoffer 5] en/of
-Shell pompstation te 's-Gravenhage, Professor B.M. Teldersweg 4 en/of [slachtoffer 5];
in elk geval toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt door toen en daar tezamen en in vereniging met haar mededader(s), althans alleen, (meermalen) opzettelijk en wederrechtelijk:
- een of meerdere vulslang(en) uit een pompinstallatie te trekken en/of te pakken en/of
- ( vervolgens) een (beugel)slot door het bedieningsmechanisme/vulpistool van een of meerdere vulslang(en) heen te steken en/of (vervolgens)dat (beugel)slot af te sluiten en/of
- met tie-wraps de (bedieningsmechanismen/vulpistolen van de) vulslangen aan elkaar vast te binden, in elk geval vulslangen op een dusdanige manier aan elkaar vast te binden en/of de werking van het bedieningsmechanisme/vulpistool van een of meerdere vulslangen dusdanig te belemmeren dat een of meerdere vulslang(en) en/of pompinstallatie(s) waarmee deze vulslang(en) was/waren verbonden onbruikbaar is/zijn gemaakt en/of is/zijn beschadigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte ter zake van het tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe - kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van betoging, artikel 10 en 11 EVRM, er aan in de weg staan dat het Openbaar Ministerie in de onderhavige zaak overgaat tot vervolging. De raadsman stelt voorts onder meer dat strafrechtelijk optreden alleen kan plaatsvinden wanneer dit echt noodzakelijk is. Er moet sprake zijn van een “pressing social need”, die volgens hem hier ontbreekt
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Vooropgesteld zij, dat het Openbaar Ministerie op grond van artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering het vervolgingsmonopolie toekomt. Slechts indien de vervolging in strijd is met wettelijke of verdragsrechtelijke bepalingen of met beginselen van goede procesorde, kan er sprake zijn van verval van het recht tot strafvervolging en van een door de rechter om die reden uit te spreken niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Omdat de belangenafweging omtrent al dan niet vervolgen expliciet aan het Openbaar Ministerie is toebedeeld, moet de toetsing van de vervolgingsbeslissing door de rechter marginaal zijn; beoordeeld kan slechts worden of het Openbaar Ministerie na afweging van alle betrokken belangen en omstandigheden in redelijkheid tot de vervolgingsbeslissing heeft kunnen komen.
Naar het oordeel van het hof is daarvan in het onderhavige geval sprake. Hetgeen de verdediging in dit verband heeft aangevoerd kan daar niet aan afdoen. Ten aanzien van de door de verdediging aangevoerde “pressing social need” overweegt het hof dat deze reeds volgt uit de aangifte van de individuele pomphouders die in deze in hun middels art. 350 Wetboek van Strafrecht beschermde belangen zijn geschaad een en ander zoals naar voren gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep. Het hof verwerpt dan ook dit verweer.
Los van voornoemde overwegingen wil het hof - hoewel de verdediging daar in hoger beroep geen punt van heeft gemaakt - niet nalaten hier te vermelden met enige verwondering te hebben moeten constateren dat actievoerders van Greenpeace wel zijn vervolgd door de officier van justitie, doch Greenpeace zelf in deze niet. Desgevraagd heeft het Openbaar Ministerie ter zitting in hoger beroep daar ook geen duidelijkheid over kunnen verschaffen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op
één of meerderetijdstippen op
of omstreeks14 september 2012 te Leiden en
/of's-Gravenhage,
in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen, (meermalen
)opzettelijk en wederrechtelijk
een of meerderepompinstallatie
(s
)en
/of een ofmeerdere vulslang
(en
), in elke geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan:
- Shell pompstation te Leiden, Gooimeerlaan 1 en/of Pmz Tankstations en/of [slachtoffer 1] en
/of
- Shell pompstation te 's-Gravenhage, Rijswijkseweg 81 en/of [slachtoffer 2] en
/of
- Shell pompstation te 's-Gravenhage, Troelstrakade 122 en/of [slachtoffer 2] en
/of
- Shell pompstation te 's-Gravenhage, Meppelweg 1381 en/of Multi Energy en/of [slachtoffer 3] en
/of
- Shell pompstation te 's-Gravenhage, Else Mauhslaan 2 en/of [slachtoffer 4] en
/of
- Shell pompstation te 's-Gravenhage, Badhuisweg 8 F en/of [slachtoffer 5] en
/of
- Shell pompstation te 's-Gravenhage, Professor B.M. Teldersweg 4 en/of [slachtoffer 5];
in elk geval toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
heeft vernield en/of beschadigd en/ofonbruikbaar heeft gemaakt door toen en daar tezamen en in vereniging met haar mededader
(s
),
althans alleen, (meermalen
)opzettelijk en wederrechtelijk:
-
een ofmeerdere vulslang
(en
)uit een pompinstallatie te
trekken en/of tepakken en
/of
-
(vervolgens
)een (beugel)slot door het bedieningsmechanisme/vulpistool van
een ofmeerdere vulslang
(en
)heen te steken en
/of (vervolgens
)dat (beugel)slot af te sluiten en
/of
- met tie-wraps de (bedieningsmechanismen/vulpistolen van de) vulslangen aan elkaar vast te binden
, in elk geval vulslangen op een dusdanige manier aan elkaar vast te binden en/of de werking van het bedieningsmechanisme/vulpistool van een of meerdere vulslangen dusdanig te belemmeren dat een of meerdere vulslang(en) en/of pompinstallatie(s) waarmee deze vulslang(en) was/waren verbonden onbruikbaar is/zijn gemaakt en/of is/zijn beschadigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – kort en zakelijk weergegeven op gronden zoals nader opgenomen onder punt 4 e.v. van de door de raadsman overgelegde pleitaantekeningen - aangevoerd dat er in het onderhavige geval geen sprake is van ‘wederrechtelijkheid’ zoals opgenomen in de delictsomschrijving, hetgeen tot vrijspraak van de verdachte zou dienen te leiden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het begrip ‘wederrechtelijkheid’ in de delictsomschrijving ziet op handelen ‘in strijd met het recht’, derhalve zonder daartoe gerechtigd te zijn, dus bijvoorbeeld zonder eigen recht of zonder toestemming van de rechthebbende(n). Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gekomen dat de verdachte en de mededaders zonder eigen recht en zonder toestemming van de rechthebbende(n) hebben gehandeld en derhalve in deze dan ook wederrechtelijk hebben gehandeld zoals bedoeld in artikel 350 Sr. Het hof verwerpt dan ook dit verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte in weerwil van hetgeen hij in zijn pleitaantekeningen in hoger beroep daarover heeft verwoord, mondeling uiteindelijk toch ook betoogd dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu de materiële wederrechtelijkheid aan het verweten handelen in deze ontbreekt.
Dit beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid wordt verworpen reeds omdat uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet aannemelijk is geworden dat ter zake geen andere en rechtens geoorloofde middelen in deze aan de verdachte en de mededaders meer ten dienste stonden om het door de verdediging aangevoerde doel te bereiken.
Hetgeen de raadsman in dit verband heeft aangevoerd kan daar niet aan afdoen.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,-, subsidiair 20 dagen hechtenis waarvan € 500,-, subsidiair 10 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Geen straf of maatregel
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onbruikbaar maken van goederen, zoals bewezenverklaard. Dergelijke feiten zijn niet alleen ergerlijk, maar veroorzaken ook financiële schade en overlast bij betrokkenen.
Het hof neemt hier uitdrukkelijk afstand van
diestrafmaatoverwegingen van de rechtbank die de rechtbank er toe hebben gebracht om met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel op te leggen.
Wel weegt het hof in het voordeel van verdachte mee dat uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gekomen dat Greenpeace en de actievoerders, waaronder verdachte en de mededaders, gelet op de omstandigheid dat het hier pompinstallaties betreft, gemeend hebben daartoe de nodige voorbereidingen te moeten treffen ook - en overigens terecht - uit oogpunt van de in deze (overigens door een ieder) in acht te nemen(brand)veiligheid.
Anders dan betoogd door het Openbaar Ministerie is uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep onvoldoende aannemelijk geworden dat het verweten en bewezenverklaarde handelen van verdachte en de mededaders heeft geleid of kon leiden tot een dusdanige gevaarzetting dat dit een straf zoals geëist zou moeten rechtvaardigen. Het betoog van het Openbaar Ministerie ter zake heeft het hof, mede gelet op hetgeen de verdediging daartegen gemotiveerd heeft ingebracht, onvoldoende kunnen overtuigen.
Voorts heeft het hof meegewogen dat uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep onweersproken naar voren is gekomen dat de geclaimde schade door Greenpeace is vergoed, terwijl van overige schadeclaims, ook als benadeelde partij, niet is gebleken.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte.
Op grond van deze overwegingen zal het hof het in dit bijzondere geval het ditmaal dan ook laten bij het bepalen dat aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar, mr. M.P.J.G. Göbbels en mr. M. Pheijffer, in bijzijn van de griffier mr. W.H.M. van Romondt Vis.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 juli 2014.
mr. M. Pheijffer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.