ECLI:NL:GHDHA:2014:213

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2014
Publicatiedatum
7 februari 2014
Zaaknummer
22-004437-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en afdreiging via WhatsApp door medescholier

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 31 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1998, werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot afpersing en een poging tot afdreiging van een medescholier. De feiten vonden plaats op 5 juli 2013 te Alphen aan den Rijn, waar de verdachte samen met een medeverdachte dreigende WhatsApp-berichten naar de aangever heeft gestuurd. Deze berichten bevatten bedreigingen en chantage met betrekking tot het openbaar maken van privéberichten. De verdachte heeft in eerste aanleg een werkstraf van 60 uren opgelegd gekregen, maar heeft hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte heeft geen blijk gegeven van schuldbesef en er zijn zorgen over haar omgang met antisociale vrienden. Het hof heeft echter ook geconstateerd dat de verdachte inmiddels verbeteringen in haar gedrag en schoolresultaten heeft laten zien. Gezien de omstandigheden heeft het hof besloten de straf te matigen en de verdachte te veroordelen tot een werkstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien deze niet naar behoren wordt verricht.

De uitspraak van het hof vernietigt het eerdere vonnis en legt de verdachte een lichtere straf op, rekening houdend met haar persoonlijke omstandigheden en de ernst van de feiten. De relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht zijn toegepast, waaronder artikelen die betrekking hebben op afpersing en afdreiging.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-004437-13
Parketnummer: 09-149084-13
Datum uitspraak: 31 januari 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 14 oktober 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortejaar] 1998,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 17 januari 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het eerste en tweede cumulatief ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair
30
dagen jeugddetentie.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 5 juli 2013 te Alphen aan den Rijn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij] te dwingen tot de afgifte van één of meerdere geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), met welk voormeld oogmerk zij, verdachte en/of haar mededader(s), die [benadeelde partij] één of meer whatsapp-bericht(en) heeft/hebben gestuurd met daarin de tekst(en):
'Beter dat je niemand meeneemt ander nemen wij ook iemand voor je mee' en/of 'Mensen die jou naar een plek brengen waar de zon niet schijnt' en/of 'Dus denk na' en/of 'Beter kom je alleen', althans (telkens) woorden/berichten van soortgelijke aard of strekking terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
zij op of omstreeks 5 juli 2013, te Alphen aan den Rijn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim, [benadeelde partij] te dwingen tot afgifte van 30 euro, althans een hoeveelheid geld, met welk voormeld oogmerk zij, verdachte en/of haar mededader(s), die [benadeelde partij] één of meer whatsapp-bericht(en) heeft/hebben gestuurd met daarin de tekst(en):
'Wanneer kreeg ik me geld dan' en/of 'blokkeer me en ik stuur naar yara' en/of 'Waar is me geld dan' en/of '30 euro nu' en/of 'ik wil mijn 30 euro nu [benadeelde partij]' en/of 'Je hebt een half uur om n alphen te komen zo niet dan zie je het binnen een half uur op insta twitter & fb' en/of 'en ik stuur t naar yara' en/of 'weet je zeker dat je em dr op wilt??' althans (telkens) woorden/berichten van soortgelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 5 juli 2013 te Alphen aan den Rijn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde partij] te dwingen tot de afgifte van
eengeldbedrag toebehorende aan [benadeelde partij], met welk voormeld oogmerk zij, verdachte en haar mededader, die [benadeelde partij] één of meer whatsapp-berichten hebben gestuurd met daarin de teksten:
'Beter dat je niemand meeneemt ander nemen wij ook iemand voor je mee' en 'Mensen die jou naar een plek brengen waar de zon niet schijnt' en 'Dus denk na' en 'Beter kom je alleen', althans berichten van soortgelijke aard of strekking terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
zij op 5 juli 2013, te Alphen aan den Rijn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad
ensmaadschrift
enopenbaring van een geheim, [benadeelde partij] te dwingen tot afgifte van 30 euro, met welk voormeld oogmerk zij, verdachte en haar mededader, die [benadeelde partij] meer whatsapp-berichten hebben gestuurd met daarin de teksten:
'Wanneer kreeg ik me geld dan' en'blokkeer me en ik stuur naar yara' en 'Waar is me geld dan' en '30 euro nu' en 'ik wil mijn 30 euro nu [benadeelde partij]' en 'Je hebt een half uur om n alphen te komen zo niet dan zie je het binnen een half uur op insta twitter & fb' en 'en ik stuur t naar yara' en 'weet je zeker dat je em dr op wilt??' althans berichten van soortgelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan haar ten laste gelegde, nu niet kan worden bewezen dat de door aangever ontvangen WhatsApp-berichten daadwerkelijk zijn verstuurd vanaf de telefoon van de verdachte of, voor zover het hof wel aanneemt dat de berichten afkomstig zijn van de telefoon van de verdachte, het de verdachte is geweest die de berichten heeft verstuurd.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt
Uit het proces-verbaal van aangifte en uit de daarbij gevoegde screenshots van WhatsApp-berichten volgt dat aangever op 5 juli 2013 tussen 15:43 uur en 17:05 meerdere WhatsApp-berichten heeft ontvangen. Deze berichten houden naast de bewezen verklaarde passages onder meer het volgende in (p. 11-15 proces-verbaal politie):
  • Op de vraag “Waar wil je dat ik geef” is ontvangen “Alphen” en “Albertsweitze” (steeds 15:59 uur)
  • “Je hebt een half uur om in Alphen te komen.” (16:03 uur)
  • “Zo niet dan zie je het binnen een half uur op insta, twitter en fb.”
  • “Het is nu 16:04. Ik geef je tijd.. 17:04 staat er 1 online.” (16:04 uur)
  • “Kom voor Ashram.” (16:47 uur)
Volgens aangever zijn deze WhatsApp-berichten afkomstig van de verdachte.
De verdachte heeft steeds verklaard dat zij op 5 juli 2013 samen met de medeverdachte [medeverdachte] bij de Albert Schweitzerbrug in Alphen aan de Rijn was. Tevens heeft zij verklaard dat zij toen haar telefoon heeft uitgeleend aan de medeverdachte, omdat deze aangever wilde WhatsAppen over € 30,- die zij van hem terug wilde. De verdachte heeft voorts verklaard de door de medeverdachte verstuurde berichten niet gelezen te hebben, met uitzondering van het bericht “Kom voor Ashram.” Tegenover de politie heeft de verdachte ook verklaard dat de medeverdachte haar had gezegd dat zij screenshots naar de aangever zou sturen. Tenslotte heeft de verdachte verklaard dat zij onderweg naar het Ashram College te Alphen aan de Rijn haar telefoon heeft teruggekregen van de medeverdachte.
De medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat zij, toen zij met de verdachte bij de Albert Schweitzerbrug was, heeft gezien dat de verdachte WhatsApp-berichten naar aangever verstuurde. Zelf heeft zij vanaf de telefoon van de verdachte het bericht verstuurd aan de aangever dat hij om 17:00 uur bij het Ashram College moest zijn. Verder heeft zij verklaard dat het de bedoeling was dat zij geld van aangever zouden krijgen en dat zij niets van aangever te goed hadden.
Het hof is, gelet op de verklaring van de verdachte en de medeverdachte in samenhang bezien met de verklaring van aangever en de inhoud van de door aangever ontvangen WhatsApp-berichten, van oordeel dat die WhatsApp-berichten zijn verstuurd vanaf de telefoon van de verdachte. De telefoon werd op dat moment ofwel door de verdachte ofwel door haar medeverdachte gebruikt. Door wie van beide verdachten de berichten daadwerkelijk zijn verstuurd acht het hof niet van belang, nu uit de verklaring van de verdachte en de medeverdachte volgt dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking om aangever te bewegen geld af te geven. De medeverdachte heeft immers verklaard dat het hun bedoeling was dat aangever geld aan hen zou geven en dat zij het berichtje “Kom naar Ashram” heeft verstuurd. De verdachte heeft erkend dat zij dit berichtje gelezen heeft. Verder volgt uit de verklaring van de verdachte dat zij wist dat er screenshots van privégesprekken tussen haar en aangever naar aangever waren gestuurd. De stelling van de raadsman dat de berichten door een onbekende derde vanaf een andere telefoon naar aangever zouden zijn gestuurd of dat de berichten door aangever zelf zouden zijn verzonden vindt geen steun in het dossier en is ook overigens niet aannemelijk geworden. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Ambtshalve bewijsoverweging ter zake van het eerste cumulatief bewezen verklaarde
Naar het oordeel van het hof zijn de verzonden berichten zoals onder het eerste cumulatief bewezen zijn verklaard - in onderling verband en samenhang bezien – aan te merken als bedreiging met geweld.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
de voortgezette handeling van een poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,

en

het medeplegen van een poging tot afdreiging.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het eerste en tweede cumulatief ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met een ander geprobeerd de aangever geld afhandig te maken door via de WhatsApp dreigende teksten naar hem te sturen en hem te chanteren met openbaar maken van privéberichten die hij aan de verdachte had gestuurd. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging afpersing en het medeplegen van een poging afdreiging van een medescholier.
De verdachte heeft geen blijk gegeven van enig schuldbesef.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 31 januari 2013, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Voorts heeft het hof acht geslagen op een rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 29 augustus 2013, Hieruit volgt dat er enige zorgen zijn omtrent de schoolgang van de verdachte en dat de omgang met antisociale vrienden het meeste risico op recidive met zich brengt. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat het gedrag en de resultaten op school inmiddels zijn verbeterd en dat de verdachte geen omgang meer heeft met de medeverdachte.
Het hof is - alles overwegende en gelet op de straf die aan de medeverdachte is opgelegd - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 47, 56, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 312, 317 en 318 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van

40 (
veertig) uren,
indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (
twintig) dagen jeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten, mr. T.L. Tan en mr. G. Knobbout, in bijzijn van de griffier mr. N.N.D. Bos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 31 januari 2014.