ECLI:NL:GHDHA:2014:207
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- U.E. Tromp
- J.T. Sanders
- P.M. Verhagen
- Rechtspraak.nl
Fiscale eenheid voor omzetbelasting en economische verwevenheid tussen vennootschappen in onderwijssector
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om de vraag of een groep vennootschappen, waaronder [X] B.V. en [J] B.V., voor de heffing van omzetbelasting als één ondernemer kan worden aangemerkt. De Inspecteur had eerder besloten dat deze vennootschappen als fiscale eenheid moesten worden beschouwd, maar de rechtbank had deze beslissing vernietigd. De belanghebbende, [X] B.V., was van mening dat zij geen deel uitmaakte van deze fiscale eenheid, terwijl de Inspecteur dit standpunt betwistte. De rechtbank oordeelde dat er geen economische verwevenheid was tussen de vennootschappen, maar het Hof kwam tot een andere conclusie.
Het Hof oordeelde dat de vennootschappen in economisch opzicht zodanig verweven zijn dat zij een eenheid vormen voor de omzetbelasting. Dit oordeel was gebaseerd op de vaststelling dat de vennootschappen gezamenlijk een onderwijsinstelling vormen die gericht is op het opleiden van studenten in het kappersvak. De activiteiten van de vennootschappen vullen elkaar aan en zijn onmisbaar voor de uitvoering van de onderwijsactiviteiten. Het Hof concludeerde dat de economische verwevenheid, samen met de organisatorische en financiële verwevenheid, voldoende was om te spreken van één ondernemer voor de omzetbelasting.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, behoudens de beslissingen over de proceskosten en het griffierecht. Het Hof bevestigde dat de belanghebbende geen deel uitmaakt van de fiscale eenheid, maar dat de andere vennootschappen dat wel doen. De beslissing van het Hof werd op 31 januari 2014 openbaar uitgesproken, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.