ECLI:NL:GHDHA:2014:2
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huur winkelruimte en schending voorkeursrecht huurder
In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellante], een huurder van een winkelruimte, en [geïntimeerde], de verhuurder. De huurovereenkomst tussen partijen werd op 1 oktober 2006 gesloten voor een periode van vijf jaar met een optie voor vijf jaar. In de overeenkomst was een voorkeursrecht van koop opgenomen voor de huurder. Toen de bovenwoning van [geïntimeerde] leeg kwam, bood hij deze samen met een naastgelegen pand te koop aan. Oosthoek Beleggingen o.g. B.V. toonde interesse in de winkelruimte en deed een bod. Op 29 oktober 2010 werden de panden geleverd aan Oosthoek c.s., waarbij [appellante] afzag van haar voorkeursrecht. [appellante] heeft vervolgens de huur van de winkelruimte opgezegd en vorderde in deze procedure een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] tekort is geschoten in de nakoming van het voorkeursrecht, alsook schadevergoeding.
De kantonrechter wees de vorderingen van [appellante] af, omdat niet was komen vast te staan dat het voorkeursrecht was geschonden. In hoger beroep vorderde [appellante] vernietiging van het vonnis en toewijzing van haar vorderingen. Het hof oordeelde dat [appellante] niet aannemelijk had gemaakt dat zij door de vermeende schending van het voorkeursrecht genoodzaakt was haar onderneming te staken. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [appellante] in de kosten van het hoger beroep.