ECLI:NL:GHDHA:2014:1971

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2014
Publicatiedatum
12 juni 2014
Zaaknummer
PGHDH/2014.01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van wrakingsbevoegdheid in notariële procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 juni 2014 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker in een notariële procedure. De verzoeker had eerder een klacht ingediend tegen notaris mr. G.H. Beens, waartegen hij hoger beroep had ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam. Op 29 april 2014 diende de verzoeker een wrakingsverzoek in tegen de leden van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van het Gerechtshof Amsterdam. Dit verzoek werd op 1 mei 2014 door de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam ter verdere behandeling verwezen naar het Gerechtshof Den Haag.

De verzoeker gaf verschillende verhinderdata op voor de behandeling van het wrakingsverzoek, en de mondelinge behandeling werd uiteindelijk vastgesteld op 28 mei 2014. De verzoeker verscheen echter niet ter zitting, noch de raadsheren van wie de wraking was verzocht. De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek geen deugdelijke feitelijke gronden bevatte en dat het verzoek kennelijk misbruik van recht was. De gronden voor wraking waren onvoldoende onderbouwd om te concluderen dat de onpartijdigheid van de raadsheren in het geding was.

Het hof verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek om wraking van de leden van de wrakingskamer en wees het verzoek om wraking van de andere raadsheren af. Bovendien werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van de verzoeker in deze zaak niet in behandeling zou worden genomen, op grond van misbruik van de wrakingsbevoegdheid. Deze beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en is gepubliceerd op 10 juni 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer : PGHDH/2014.01
Rolnummer hoofdzaak : 200.132.115/01 NOT
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken van 10 juni 2014
inzake het schriftelijk verzoek tot wraking in de hoofdzaak met genoemd rolnummer van:

[naam],

wonende te [woonplaats],
verzoeker,

Het geding

1.
In de klachtprocedure tussen verzoeker als klager en notaris mr. G.H. Beens (hierna: de notaris) heeft de kamer voor het notariaat in het ressort ’s-Hertogenbosch op 19 augustus 2013 uitspraak gedaan. Tegen deze uitspraak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam.
2.
Bij brief van 29 april 2014 heeft verzoeker een verzoek gedaan strekkende tot wraking van mrs. A.L.G.A. Stille, A.D.R.M. Boumans en C.P. Boodt, leden van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van het gerechtshof Amsterdam (hierna: het wrakingsverzoek van 29 april 2014).
3.
Bij beslissing tot verwijzing van 1 mei 2014 heeft de wrakingskamer van het gerechtshof Amsterdam in verband met het de pilot ‘externe wrakingskamer’ de wrakingszaak op grond van artikel 62b Wet op de rechterlijke organisatie ter verdere behandeling verwezen naar de wrakingskamer van het gerechtshof Den Haag.
4.
Bij faxbericht van 4 mei 2014, hersteld bij faxbericht van 6 mei 2014, heeft verzoeker aan het hof de volgende verhinderdata opgegeven:
  • 19 mei 2014 in verband met zitting Raad van Discipline te Den Haag
  • 26 mei 2014 in verband met zitting Bestuur recht Rechtbank Midden Nederland
  • 2 juni 2014 tot en met 13 juni 2014 in verband buitenlandse reis (vakantie).
5.
Bij faxbericht van 14 mei 2014 heeft hij als nadere verhinderdatum opgegeven:
- 3 juli 2014 in verband met zitting Kamer voor het Notariaat te Amsterdam.
6.
Met inachtneming van de onder 4. en 5. vermelde verhinderdata heeft de wrakingskamer de mondelinge behandeling van het verzoek bepaald op 28 mei 2014. Verzoeker is bij aangetekende brief van 21 mei 2014 van deze datum op de hoogte gebracht.
7.
De raadsheren hebben niet in de wraking berust. Mr. Boumans heeft haar reactie op het verzoek weergegeven in het op 22 mei 2014 aan de wrakingskamer toegezonden verweerschrift.
8.
Bij brief van 23 mei 2014 heeft verzoeker de wrakingskamer een aantal verzoeken gedaan. De wrakingskamer heeft op diezelfde dag een schriftelijke reactie op deze verzoeken aan verzoeker toegestuurd. Aan verzoeker is onder meer medegedeeld dat het wrakingsverzoek zal worden behandeld door mrs. M.A.F. Tan- de Sonnaville, C.G. M. van Rijnberk en Chr.Th.P.M. Zandhuis.
9.
Bij brief van 24 mei 2014 heeft verzoeker zijn reactie op het verweerschrift van mr. Boumans aan het hof toegezonden.
10.
Bij faxbericht van 26 mei 2014 heeft mr. P. Wanders, de gemachtigde van de notaris, zijn reactie op het wrakingsverzoek aan het hof toegezonden.
11.
Bij brief van 27 mei 2014 (ingekomen op dezelfde dag) heeft verzoeker een verzoek gedaan om wraking van de onder 8. genoemde leden van de wrakingskamer (hierna: het wrakingsverzoek van 27 mei 2014). Bij afzonderlijke brief van dezelfde datum heeft hij vervolgens het volgende gemeld:
“Zoals u weet heb ik de wrakingskamer gewraakt.
Bij deze wil ik de verhinderdata doorgeven.
Van 27 mei tot 15 juni 2014 ben ik met vakantie.
Dit is al lang geleden vastgelegd, vliegtickets kan ik overleggen.”
12.
De wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek van 29 april 2014 in overeenstemming met hetgeen onder 6. is weergegeven op 28 mei 2014 ter openbare zitting behandeld. Verzoeker, is hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Ook de raadsheren van wie de wraking is verzocht en de notaris zijn niet verschenen.
Het wrakingsverzoek van 27 mei 2014
13.
De wrakingskamer acht het indienen van het wrakingsverzoek gericht tegen de genoemde leden van de wrakingskamer op gronden, die enkel bestaan uit negatieve kwalificaties zonder dat daarvoor deugdelijke feitelijke gronden worden aangevoerd, kennelijk misbruik van recht. Dit wrakingsverzoek bevat geen feiten of omstandigheden waaruit vooringenomenheid van de wrakingskamer of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor is af te leiden. Bij gebreke van feitelijke gronden in voormelde zin is het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk. Samenstelling van een nieuwe wrakingskamer kan daarom achterwege blijven.

Het wrakingsverzoek van 29 april 2014

14.
Ingevolge artikel 100 van de Wet op het notarisambt juncto titel IV van het vierde boek van het Wetboek van Strafvordering, kunnen zij die deel uitmaken van een kamer van toezicht (thans in hoger beroep de raadsheren van de notariskamer van het gerechtshof Amsterdam) worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor in het algemeen de onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een wrakingsverzoek dient uitgangspunt te zijn dat de betreffende raadsheren uit hoofde van hun aanstelling moeten worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de raadsheren jegens een partij een vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
15.
De gronden voor wraking zoals die zijn af te leiden uit de stukken en de door verzoeker ingenomen stellingen zijn, voor zover zij de betreffende raadsheren aangaan, onvoldoende deugdelijk en concreet en ook overigens onvoldoende onderbouwd om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat de rechterlijke onpartijdigheid van de genoemde raadsheren schade zou kunnen leiden. Het verzoek om wraking van 29 april 2014 zal daarom worden afgewezen.
16.
De wrakingskamer is, mede met inachtneming van hetgeen in het kader van de procedure is overwogen, van oordeel dat verzoeker de bevoegdheid wrakingsverzoeken in te dienen misbruikt. De wrakingskamer zal daarom op grond van artikel 100 Wet op het notarisambt juncto artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de onderhavige zaak niet in behandeling wordt genomen.

Beslissing

Het hof:
  • verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek om wraking, voor zover de wraking wordt verzocht van de leden van de wrakingskamer;
  • wijst het verzoek om wraking van mrs. A.L.G.A. Stille, A.D.R.M. Boumans en
C.P. Boodt af;
  • bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de onderhavige zaak niet in behandeling wordt genomen;
  • bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt gezonden aan verzoeker, alsmede aan genoemde raadsheren en de (gemachtigde van de) notaris.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, C.G.M. van Rijnberk en
Chr.Th.P.M. Zandhuis en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2014 in aanwezigheid van de griffier.