Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest d.d. 17 juni 2014
[naam],
Het verdere verloop van het geding
Verdere beoordeling van het hoger beroep
Beslissing
5 augustus 2014 om 13.30 uur;
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om de rechten van een echtgenote, [X], op aandelen in een vennootschap, [L&H], die volgens haar in de huwelijksgemeenschap vallen. [X] is op 21 december 1984 in gemeenschap van goederen getrouwd met [T]. [T] heeft samen met zijn broer, [L], de vennootschap opgericht en beide broers waren aandeelhouders. De zaak draait om de vraag of de aandelen daadwerkelijk aan [L] zijn geleverd en of deze levering rechtsgeldig was. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de rechtshandeling niet op de juiste wijze was uitgevoerd, maar [X] stelt dat de notariële akte van 10 augustus 1995 een schijnhandeling is die bedoeld was om te voorkomen dat de aandelen in de huwelijksgemeenschap vallen.
Het hof heeft de zaak op 17 juni 2014 behandeld en geconcludeerd dat [X] als deelgenoot in de ontbonden huwelijksgemeenschap een verklaring voor recht kan vorderen dat de aandelen in die gemeenschap vallen. Het hof oordeelt dat het recht van aandeel een vermogensrecht is dat in de huwelijksgemeenschap kan vallen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat [X] geen beroep op de Pauliana had gedaan, maar het hof verwierp dit standpunt en stelde vast dat [X] wel degelijk als deelgenoot kan optreden.
De zaak is complex, met verschillende partijen en juridische argumenten over de levering van aandelen en de rechten van aandeelhouders. Het hof heeft [X] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen de stelling dat de aandelen al eerder aan [L] zijn geleverd. De beslissing van het hof houdt in dat verdere bewijsvoering noodzakelijk is om de rechtsgeldigheid van de leveringen en de rechten van [X] vast te stellen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en bewijsvoering.