Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 29 april 2014
Verder verloop van het hoger beroep
Verdere beoordeling van de aanvullende vordering in het hoger beroep
mandat de protection futureen de
mandat conventionnel à effet posthume
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de erkenning van een testamentair bewind naar Frans recht. De appellant, vertegenwoordigd door zijn moeder, had een vordering ingesteld met betrekking tot de nalatenschap van de erflater, waarbij het Franse recht van toepassing was verklaard. Het hof verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat het testamentair bewind, ingesteld in de uiterste wilsbeschikking van de erflater, niet wordt erkend naar Frans recht tijdens de meerderjarigheid van de appellant. De zaak betreft de vraag of een naar Nederlands recht ingesteld beschermingsbewind naar Frans (erf)recht erkend kan worden. Het hof baseert zijn oordeel op rapporten van het IJI en een deskundige in Frankrijk, die concludeerden dat het bewind niet erkend zal worden. Het hof wijst de vordering tot erkenning van het bewind tijdens de minderjarigheid af, omdat de appellant inmiddels meerderjarig is en er geen belang meer is bij deze vordering. De kosten van het geding worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.