ECLI:NL:GHDHA:2014:1874

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2014
Publicatiedatum
5 juni 2014
Zaaknummer
200.123.926/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Stille
  • A. Labohm
  • J. Burgerhart
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van testamentair bewind naar Frans recht in het kader van minderjarigheid en meerderjarigheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de erkenning van een testamentair bewind naar Frans recht. De appellant, vertegenwoordigd door zijn moeder, had een vordering ingesteld met betrekking tot de nalatenschap van de erflater, waarbij het Franse recht van toepassing was verklaard. Het hof verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat het testamentair bewind, ingesteld in de uiterste wilsbeschikking van de erflater, niet wordt erkend naar Frans recht tijdens de meerderjarigheid van de appellant. De zaak betreft de vraag of een naar Nederlands recht ingesteld beschermingsbewind naar Frans (erf)recht erkend kan worden. Het hof baseert zijn oordeel op rapporten van het IJI en een deskundige in Frankrijk, die concludeerden dat het bewind niet erkend zal worden. Het hof wijst de vordering tot erkenning van het bewind tijdens de minderjarigheid af, omdat de appellant inmiddels meerderjarig is en er geen belang meer is bij deze vordering. De kosten van het geding worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.123.926/01
Rekestnummer rechtbank : 12-80924

arrest van 29 april 2014

[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
ten tijde van de indiening van het beroepschrift als minderjarige vertegenwoordigd door zijn moeder,
[naam moeder],
in haar hoedanigheid van diens wettelijk vertegenwoordiger,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. S.J. Kerbusch te Amsterdam.
tegen
1.
mr [naam], notaris,
wonende te [woonplaats],
2.
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerden.

Verder verloop van het hoger beroep

1.
Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn beschikking van 13 maart 2013 en zijn arrest van 19 november 2013, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
2.
Bij dat arrest heeft het hof
a. de bestreden beschikking vernietigd; en, opnieuw beslissende,
b. voor recht verklaard dat de nalatenschap van erflater wordt beheerst door Frans recht;
c. het geding, voor zover alstoen in de dagvaardingsprocedure nog aanhangig, verwezen naar de rol voor uitlating omtrent de wenselijkheid een nader onderzoek in te stellen door een deskundige, naar de erkenning naar Frans recht van het testamentaire bewind als waarvan in dit geding sprake is;
d. verwezen voor de beslissing op het voorwaardelijk verzoek naar ’s hofs daarop afzonderlijk gewezen beschikking van 19 november 2013;
e. iedere verdere beslissing aangehouden.
3.
Ter rolle van 25 februari 2014 heeft de raadsman van [appellant], mede namens geïntimeerden, afgezien van het nemen van een akte nader deskundigenbericht.
4.
Door partijen is arrest gevraagd, waarna het arrest uiteindelijk is bepaald op heden.

Verdere beoordeling van de aanvullende vordering in het hoger beroep

Wordt het door erflater ingestelde bewind over zijn nalatenschap naar Frans recht erkend?
5.
Nu blijkens het vorenstaande partijen het er over eens zijn dat het hof zijn oordeel omtrent voornoemde vraag kan geven op grond van de reeds in het geding gebrachte stukken, overweegt het hof als volgt.
6.
In zijn arrest van 19 november 2013 heeft het hof voor recht verklaard op dat erflaters nalatenschap Frans recht toepasselijk is. Op grond van het bepaalde in artikel 7 lid 1, aanhef en eerste gedachtestreepje, HEV en de Rapport Explicatif/Explanatory Report daarop (p. 564/565), is het hof van oordeel dat het testamentair bewind onder de werking van die bepaling valt, zodat de vraag aan de orde is of het naar Nederlands recht ingestelde beschermingsbewind naar Frans (erf)recht wordt erkend. In zijn rapport van 5 september 2012 (productie 11) concludeert het IJI (zoals ook weergegeven in rechtsoverweging 21 van voornoemd arrest van 19 november 2013):
Samengevat, het Franse recht kent de bescherming van het vermogen van een minderjarige uitgeoefend door een derde en ook de bescherming van het vermogen van een meerderjarige. In beide gevallen lijkt het er op dat een dergelijke bescherming onder omstandigheden buiten de rechter om kan worden tot stand gebracht, bijvoorbeeld in een authentieke akte, als een testament. In hoeverre een regeling als het beschermingsbewind zoals opgenomen in het testament van erflater – waarbij een bewind wordt ingesteld gedurende de minderjarigheid die (het hof leest: dat) doorloopt na het bereiken van de meerderjarigheid tot de zoon 30 jaar oud is – hiermee overeenkomt, hebben wij aan de hand van de beschikbare literatuur vooralsnog niet kunnen achterhalen.
In het (aanvullend) rapport van het IJI van 28 januari 2013 (productie 15) wordt het advies gegeven – onder verwijzing naar de in het eerste rapport genoemde rechtsfiguren naar Frans recht van de
mandat de protection futureen de
mandat conventionnel à effet posthume
dat het verstandig is dit punt voor te leggen aan een deskundige in Frankrijk waarmee vraagsteller reeds contact heeft.
7.
Voormelde ‘deskundige in Frankrijk’ geeft in zijn rapport van 31 januari 2013 als conclusie:
Het bewind tijdens meerderjarigheid, als opgenomen in het testament van de heer ………… zal naar mijn stellige overtuiging in Frankrijk niet worden erkend.
waarna die deskundige zijn conclusie in den brede onderbouwd.
8.
Deze conclusie van de deskundige en de daaraan ten grondslag gelegde motivering zijn door geïntimeerden niet weersproken. Evenmin is er voor het hof – gelet op het bepaalde in artikel 10:2 BW – ambtshalve aanleiding die conclusie niet te volgen, zodat het hof daarvan in dit geding zal uitgaan.
9.
Nu [appellant] inmiddels meerderjarig is en niet is gesteld of gebleken welk belang hij heeft bij zijn vordering strekkende tot een verklaring van recht inhoudende de erkenning naar Frans recht van het testamentaire bewind tijdens zijn minderjarigheid, zal het hof die vordering in zoverre afwijzen en zich beperken tot de vordering met betrekking tot het tijdvak beginnende met de meerderjarigheid van [appellant].
10.
Gelet op de adviezen van het IJI en de deskundige in Frankrijk is het hof van oordeel dat - in elk geval - met ingang van het bereiken van de meerderjarigheidsleeftijd door [appellant], het door erflater ingestelde testamentaire bewind naar Frans recht niet kan worden erkend.

Conclusie

11.
Gelet op het vorenstaande en met inachtneming van het dictum van zijn arrest van 19 november 2013, zal het hof de verklaring van recht uitspreken dat het door erflater bij diens uiterste wilsbeschikking van 3 november 2000 ingestelde bewind naar Frans recht niet wordt erkend tijdens de meerderjarigheid van [appellant].
12.
Gelet op de aard van de procedure zal het hof de kosten compenseren, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
- wijst af de vordering tot het uitspreken van een verklaring van recht voor zover die inhoudt de erkenning naar Frans recht van het testamentaire bewind tijdens minderjarigheid van [appellant];
- verklaart voor recht dat het door erflater bij diens uiterste wilsbeschikking van 3 november 2000 ingestelde bewind tijdens de meerderjarigheid van [appellant] naar Frans recht niet wordt erkend;
- compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. Stille, Labohm en Burgerhart, bijgestaan door Suderée als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 april 2014.