ECLI:NL:GHDHA:2014:1868
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- E.A. Mink
- A.N. Labohm
- A.H.N. Stollenwerck
- Rechtspraak.nl
Vernietiging en bekrachtiging van een vonnis inzake nalatenschap en zekerheidsstelling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin zij werd veroordeeld tot het vestigen van een hypotheek ten behoeve van haar dochter. De moeder is in hoger beroep gekomen van het vonnis van 27 maart 2013, waarin de rechtbank haar had veroordeeld om binnen een maand een hypotheek te vestigen ter zekerheid van de vordering van de dochter uit hoofde van overbedeling in de ouderlijke boedelverdeling door de vader. De moeder heeft veertien grieven ingediend tegen het bestreden vonnis, terwijl de dochter deze grieven heeft bestreden.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet tijdig gebruik heeft gemaakt van de door de erflater gestelde termijn voor het verlangen van zekerheidstelling. De dochter had de verplichting om binnen een jaar na het overlijden van de erflater een notariële akte te laten opstellen, maar heeft deze termijn laten verstrijken. Het hof oordeelt dat de dochter niet meer kan vorderen dat de moeder zekerheid stelt, omdat de procedure zoals voorgeschreven in het testament niet is gevolgd. Dit leidt tot de conclusie dat de vordering van de dochter moet worden afgewezen.
Daarnaast heeft het hof de vordering van de moeder om de dochter te veroordelen tot terugbetaling van een bedrag dat zij aan de notaris heeft voldaan, toegewezen. Het hof heeft de dochter ook veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep. De beslissing van het hof is een combinatie van vernietiging en bekrachtiging van het eerdere vonnis, waarbij de moeder in het gelijk is gesteld met betrekking tot haar vordering op de dochter.