Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
arrest d.d. 3 juni 2014
[appellant],
Het verloop van het geding
Beoordeling van het hoger beroep
“Betreft:Fino Groep Rotterdam. Ondanks de eerder met Relan gemaakte afspraken, waarbij o.a. een betalingsregeling werd afgesproken, blijkt thans dat deze afspraken helaas niet onverkort meer kunnen worden nagekomen. (…) Reden waarom wij thans tot een sanering hebben besloten, omdat de huidige continuïteit door deze zeer zware lasten thans in het geding komt. We hebben het hier dan over de werkgelegenheid van ca. 1.000 medewerkers, zowel vaste als oproepkrachten. Daarom stellen wij thans de normale handelscrediteuren een eenmalig afkoopvoorstel voor van 20%. Relan, als preferente schuldeiser, kunnen we daarbij max. 40% tegen finale kwijting aanbieden. (…) Uiteraard zullen daarbij dan wel vanaf 1 januari 2002 alle lopende verplichtingen stipt worden nagekomen, hetgeen – voorzover wij hebben begrepen – vanaf de start (1963) tot aan 1999 ook altijd is geschiedt.”
“(…) In de tussentijd worden door Fino uiteraard alle lopende verplichtingen stipt nagekomen en is er inmiddels overleg geweest dat tot het moment dat er een definitieve stellingname door de Belastingdienst is ingenomen er uwerzijds geen tussentijdse zwaarwegende incassomaatregelen zullen worden genomen”.
“(…) Zoals ook uit de cijfers blijkt, heeft de Fino-groep in de afgelopen jaren enorme verliezen opgebouwd. Zo is het eigen vermogen inmiddels volledig verdampt tot 5 miljoen NLG. negatief. Na een zeer grondige reorganisatie, hetwelk proces nog steeds gaande is, wordt verwacht dat het resultaat dit jaar rond break-even zal liggen. Uiteraard is het dan ook onmogelijk opgelopen achterstanden, o.a. bij Relan, onverkort in te lopen. Gezien de slechte balanspositie is het ook onmogelijk externe financiering te realiseren. Derhalve doen wij andermaal een beroep op uw welwillende medewerking de openstaande schuld tot en met 31 december 2001 volledig kwijt te schelden; daar het niet mogelijk blijkt uit de lopende exploitatie achterstanden geheel of gedeeltelijk te betalen, resp. in te lossen. Uit de huidige exploitatie lukt het ternauwernood om alle lopende verplichtingen onverkort na te komen. (…)”
“(…) Zoals u ongetwijfeld bekend, is de opgelopen achterstand volledig te wijten aan de vorige eigenaar die onverantwoord grote bedragen aan de onderneming heeft onttrokken. (..) Toch hebben wij niet voor een doorstart gekozen, waarbij de crediteuren (w.o. Relan) alsdan geen geld meer tegemoet zouden kunnen zien, maar wensen wij – op termijn – de schuld aan Fiscus, Cadans en Relan integraal te betalen.(…) Graag willen wij uiterlijk in de maand September een gesprek met u, waarbij alle door ons geconstateerde fouten dienen te worden besproken en gecorrigeerd, waarna de definitieve achterstand helder is en op basis daarvan nadere afspraken kunnen worden gemaakt, bijvoorbeeld in de vorm van een lening. Voor wat betreft de lopende verplichtingen, dus over het jaar 2003, deze worden onverkort voor het eind van het jaar volledig betaald. (…)”
“In opdracht van de heer[x] bevestig ik hierbij de gevraagde regeling voor de achterstallige premie ad. € 790.387,04 zoals aangegeven moeten er nog correcties worden uitgevoerd zodat het bedrag van de laatste termijn nog gewijzigd kan worden.
“Reeds geruime tijd trachten wij met uw organisatie in contact te komen, teneinde geconstateerde verschillen nader met elkaar af te stemmen. Dit is ons tot op heden niet gelukt. Op onze periodieke memo’s wordt totaal niet gereageerd. Bijgaand doe ik u ons laatste overzicht, gefaxt dd. 22-11-2004. Uitgangspunt daarbij is telkens uw brief dd. 8 januari 2004, waarin de oude schuld met u is afgestemd op € 790.387,04, zulks tot en met het 3e kwartaal 2003. Alle betalingen daarna zijn zeer goed in beeld. (…) Dit is ook de reden dat wij u hierbij verzoeken op korte termijn een afspraak met ons te willen maken, teneinde de (financiele) huidige situatie nader te bespreken en oplossingen met elkaar te bedenken. Wij benodigen duidelijk meer tijd om de oude schuld in te lossen. Ondertussen is toch een fors deel van de oude schuld aan Relan betaald. De lopende verplichtingen dienen uiteraard wel bij te zijn.”
“volledige duidelijkheid komt met betrekking tot de situatie met Relan”en verzocht hij opnieuw om een afspraak.
“Wij zorgen er uiteraard voor dat de lopende verplichtingen worden bijgehouden, zodat het eerste kwartaal uiterlijk deze maand zal worden betaald.”
“Gelet op de huidige impasse en de kennelijk onoplosbare problemen met Relan, zien wij geen kans meer om de continuïteit nog langer te waarborgen en derhalve verzoeken wij u deze brief tevens als melding “betalingsonmacht” te beschouwen. Dit betreft met name uw factuur: 2005041900353 dd. 11-04-2005 ten bedrage van € 146.940.03.”
“ter attentie van: Belastingdienst, U.W.V., Bedrijfspensioenfonds”is onder meer het volgende opgenomen:
“Langs deze weg wensen wij betalingsonmacht te melden voor Fino Schoonmaakgroep B.V., Fino Service B.V. en Fino Glas- en Multireiniging B.V. (…). Al deze problemen hebben inmiddels een dermate grote negatieve invloed op onze kasstromen, dat de huidige verplichtingen aan de Belastingdienst (met name de omzetbelasting) thans niet (volledig en tijdig) kunnen worden betaald.”Op de brief staat een ontvangststempel van
“Rijnmond / KTR Rotterdam”.
“Ik heb de afgelopen dagen geconstateerd dat van de door ons ingeleverde lijsten er nog maar slechts enkelen blijken te zijn gecorrigeerd. (…) Voor wat betreft de “aansprakelijkheid” moet ik u wijzen op het feit dat ik pas eind 2002 de aandelen heb overgenomen en de directie over langere periode(s) ook door anderen is gevoerd. Los van de indertijd geaccepteerd “lening” waren de premies over 2003 volledig betaald. In januari 2004 werd een bedrag van € 790.387,04 als uitgangspunt genomen, wat overigens al zeer sterk afweek van hetgeen Fino in haar boeken had staan.”
“(…) In ieder geval gedurende de periode van 1 april 2005 tot 22 november 2005 en vanaf 30 oktober 2006 bent u enig en zelfstandig bevoegd statutair bestuurder geweest van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fleuren Stegers de Goede B.V., voorheen ook handelende onder de (statutaire) naam Fino Schoonmaakgroep B.V.. Daarmee was u tevens (indirect) enig en zelfstandig bevoegd bestuurder van de besloten vennootschap Faber Soetenhorst B.V., voorheen handelende onder de naam Fino Service B.V.. Laatstgenoemde vennootschap is bij vonnis van 18 december 2007 van de rechtbank te Rotterdam in staat van faillissement verklaard.
“De rechtbank is van oordeel dat [appellant] in ieder geval tot 12 januari 2006 via de verschillende vennootschappen waarvan hij bestuurder was als beleidsbepaler als ware hij bestuurder moet worden beschouwd. De rechtbank verwijst in dit verband naar de als producties 11 en 12 bij dagvaarding overgelegde volmachten”.De rechtbank heeft [appellant] vervolgens veroordeeld tot vergoeding van het boedeltekort in het faillissement.
“Ik kan mij herinneren, hoewel lang geleden, dat ik als financieel controller binnen deze groep van bedrijven bemoeienis heb gehad met deze zaak omdat [appellant] mij bij zijn aantreden in 2002 verzocht me met deze zaak bezig te houden, gelet op de inmiddels ontdekte fouten in de door het BPF berekende pensioenpremies. Mijnerzijds heb ik vanaf 2002 tot de datum overname door CSU op 4 december 2005 getracht de onjuiste registraties te corrigeren, waarin ik helaas niet meer ben geslaagd. Door mij zijn in de jaren 2002/3/4 en 2005 een aantal malen uitgebreide lijsten met de benodigde correcties persoonlijk aangeleverd op het kantoor van (toen nog) Relan. Als ik een bezoekafspraak had, was ook de heer [appellant] daarbij.
“de opstelling dat het ten aanzien van het lichaam zal voeren”. Het hof is van oordeel dat hieruit is af te leiden dat van een vennootschap die betalingsonmacht wil melden, een duidelijk daarop gericht bericht mag worden verlangd, zodat het voor een pensioenfonds ook duidelijk is dat het gerechtigd is gegevens op te vragen. Dat brengt mee dat het enkele feit dat een pensioenfonds op de hoogte is van de moeilijke financiële omstandigheden van een vennootschap niet heeft te gelden als een geldige melding betalingsonmacht, reeds omdat dit feit niet meebrengt dat betaling van de premies onmogelijk is. Datzelfde geldt voor een gesloten betalingsregeling omdat daaraan juist ten grondslag ligt de voortgang van de betaling van de premies, zij het conform de gesloten betalingsregeling. De brieven van 1 februari 2002, 22 maart 2002 en 24 september 2002 hebben dus niet te gelden als geldige meldingen betalingsonmacht. Datzelfde geldt voor de brief van 22 juli 2003, reeds omdat in die brief ook is opgenomen dat de premies op “kortst mogelijke termijn” zullen worden voldaan. Het hof voegt daaraan toe dat in de brief van 6 januari 2004 van Relan een betalingsregeling is opgenomen voor de tot dat moment openstaande premies, zodat het Pensioenfonds er in ieder geval vanuit mocht gaan dat de betalingsonmacht vanaf dat moment, totdat een nieuwe melding zou worden gedaan, tot het verleden zou behoren. De brieven van 26 maart 2004, 24 november 2004 en 16 februari 2005 bevatten verzoeken om correcties van de openstaande bedragen, maar niet het bericht dat sprake is van betalingsonmacht. Datzelfde geldt voor de brief van 7 maart 2005, in welke laatste brief bovendien is opgenomen dat de lopende verplichtingen zullen worden voldaan. Eerst in de brief van 18 april 2005 wordt nadrukkelijk de betalingsonmacht gemeld met betrekking tot een factuur van 11 april 2005. [appellant] heeft er terecht op gewezen dat daarna niet opnieuw een zodanige melding behoeft te worden gedaan zolang er nog sprake is van betalingsonmacht, tenzij het pensioenfonds de betrokken vennootschap heeft laten weten de betalingsonmacht niet langer aanwezig te achten. Dat dit laatste is gebeurd, is door het Pensioenfonds niet gesteld. In de brief van 10 oktober 2005 is opnieuw betalingsonmacht gemeld. Deze laatste brief heeft evenwel gelet op de inhoud betrekking op de onmogelijkheid betalingen aan de Belastingdienst te doen, zodat deze niet kan worden beschouwd als een geldige melding betalingsonmacht met betrekking tot de premies aan het Pensioenfonds. Het hof zal deze brief van 10 oktober 2005 daarom verder buiten beschouwing laten.
Onder beleidsbepalers moeten voorts worden gerekend groot-aandeelhouders of anderen die in de vennootschap een machtspositie bekleden en onder omstandigheden als feitelijke bestuurders kunnen worden beschouwd. Uit de toevoeging `als ware hij bestuurder’ blijkt dat de enkele omstandigheid dat iemand het beleid van het lichaam mede heeft bepaald niet reeds grond is voor aansprakelijkheid. De aansprakelijkheid berust hierop dat de persoon in kwestie zich daadwerkelijk als bestuurder heeft gedragen”.
Beslissing
- stelt het dwangbevel van 23 juni 2011 buiten effect, voor zover daarbij van [appellant] méér wordt ingevorderd dan de hoofdsom van € 301.519,64 te vermeerderen met de rente daarover vanaf de respectieve vervaldata van de bijdragen, de kosten van betekening en bevel en de in verband met de tenuitvoerlegging van het bevel op grond van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te maken kosten, alles vermeerderd met omzetbelasting;
- wijst af het meer of anders gevorderde;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding, in eerste aanleg begroot op € 80,04 aan verschotten en € 200,- aan salaris voor de gemachtigde en in hoger beroep aan de zijde van het Pensioenfonds tot op heden begroot op € 666,- aan verschotten en € 3.263,- (1 punt, tarief VI) aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.