ECLI:NL:GHDHA:2014:1786

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2014
Publicatiedatum
23 mei 2014
Zaaknummer
200.124.821-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van verzekeraar voor schade door gezonken woonboot

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van NHV Verzekeringen B.V. voor schade die is ontstaan door het zinken van de woonark van de appellant, die sinds medio 1995 eigenaar was van de woonark. De appellant had een woonbootverzekering afgesloten bij NHV, maar na het zinken van de woonark op 24 oktober 2010, weigerde NHV uitkering onder de verzekering. NHV stelde dat de schade niet gedekt was omdat deze het gevolg was van slecht onderhoud, wat in de voorwaarden was uitgesloten. De rechtbank Den Haag had eerder de vorderingen van de appellant afgewezen, omdat NHV niet als partij bij de verzekeringsovereenkomst kon worden aangesproken, maar als gevolmachtigde van Unigarant handelde.

In hoger beroep vorderde de appellant vernietiging van het vonnis en toewijzing van zijn schadevergoeding. Hij stelde dat hij erop mocht vertrouwen dat hij een verzekering had afgesloten met NHV en dat NHV hem niet had gewezen op haar rol als gevolmachtigde. Het hof overwoog dat, zelfs als NHV de verzekeraar was, de appellant niet had aangetoond dat het zinken van de woonboot het gevolg was van een gedekt evenement. Het hof concludeerde dat de appellant niet had voldaan aan zijn stelplicht en dat NHV zich terecht beriep op de uitsluiting van dekking wegens slecht onderhoud.

Het hof oordeelde verder dat NHV niet tekort was geschoten in haar zorgplicht, omdat het voor de appellant duidelijk had moeten zijn dat onderhoud aan de woonark noodzakelijk was. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de appellant in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak werd gedaan op 3 juni 2014 door het Gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.124.821/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/417136 / HA ZA 12-479

arrest van 3 juni 2014

inzake

[appellant],

wonende te Leiden,
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. R.M. van der Zwan te Den Haag,
tegen

NHV Verzekeringen B.V.,

gevestigd te Alkmaar,
geïntimeerde,
hierna te noemen: NHV,
advocaat: mr. M. Jongkind te Rotterdam.

Het geding

Bij exploot van 4 april 2013 is [appellant] in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Den Haag, team handel, zittingsplaats Den Haag, tussen partijen gewezen vonnis van 30 januari 2013. Bij memorie van grieven (met producties) heeft [appellant] vier grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord heeft NHV de grieven bestreden.
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd

Beoordeling van het hoger beroep

1.
De door de rechtbank in het bestreden vonnis vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daar van uitgaan.
2.
Het gaat in deze zaak om het volgende:
2.1
[appellant] was sinds medio 1995 eigenaar van een woonark gelegen aan de [adres].
2.2
[appellant] heeft ten behoeve van de woonark een woonbootverzekering, een glasverzekering en een woonbootinboedelverzekering afgesloten onder polisnummer 10859334 (hierna: de verzekering). De verzekering is ingegaan op 1 december 2003 met een looptijd van een jaar, met stilzwijgende verlenging voor telkens een periode van 12 maanden.
2.3
Onderaan de pagina van het polisblad woonbootverzekering, van de erbij behorende clausule(s) en van de premiespecificatie staat steeds vermeld:
"NHV namens UVM Verzekeringsmaatschappij N.V."
UVM Verzekeringsmaatschappij N.V. is thans genaamd Unigarant.
2.4
Op het polisblad van de woonbootverzekering zijn van toepassing verklaard de "WBV 1202" (hierna: de Algemene Voorwaarden) en de Bijzondere Voorwaarden WPD-1202 (hierna: de Bijzondere Voorwaarden Woonbootverzekering), respectievelijk de WID 1202 (hierna: de Bijzondere Voorwaarden Woonbootinboedel).
2.5
In de Bijzondere Voorwaarden Woonbootverzekering is onder meer bepaald:
"(…)
Wat is verzekerd
Artikel 2
De verzekering dekt schade die veroorzaakt is door:
a. brand en brandblussing (…)
b. schroeien, zengen of smelten, (…)
c. blikseminslag (…)
d. ontploffing (…)
e. storm;
f. luchtvaartuigen (…)
g. neerslag (…)
h. water/stoom, dat
- gestroomd is uit gesprongen leidingen (…)
i. water, dat is binnengedrongen als gevolg van verstopping van rioolputten (…)
j. grondwater, mits (…)
k. water dat onvoorzien uit een aquarium is gestroomd (…)
l. water dat onvoorzien uit een waterbed is gestoomd (…)
m. olie (…)
n. rook en roet, (…),
o. vandalisme (…),
p. het omvallen van kranen en heistellingen;
q. relletjes of opstootjes (…)
r. inbraak;
s. diefstal (…)
t. aanrijding en aanvaring (…)

Uitsluiting

Artikel 5
Schade of vermeerdering van schade als gevolg van constructiefouten, slecht onderhoud of bouwvalligheid van de woonboot, is uitgesloten van de verzekering. (…)"
De Bijzondere Voorwaarden Woonbootinboedel kennen vergelijkbare bepalingen.
2.6 Op 24 oktober 2010 is de woonark gezonken.
2.7 Op 24 oktober 2010 heeft Unigarant aan Duursma & Versluis VOF opdracht gegeven om (onder meer) een onderzoek in te stellen naar de schadeoorzaak van het zinken en om de hoogte van de schade vast te stellen. Van dit onderzoek, uitgevoerd door Ing. R.A.H. Versluijs, is op 2 november 2010 een rapport opgemaakt. In dit rapport is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:
"4) SCHADEOORZAAK
(…)
Conclusie:
De woonark is gezonken door het naar binnentreden van water via één of meerdere slechte / doorgeroeste plekken in het stalen casco, waardoor het drijfvermogen verloor en er uiteindelijk op meerdere plaatsen water maakte in zowel het stalen casco (…) als het betonnen casco (…).
De staat van het stalen casco is slecht, zowel in- als uitwendig sterke roestvorming en diverse weggeroeste/doorgeroeste gaten aanwezig. Verder ligt er grind op de bodem van het casco wat samen met vocht heeft geresulteerd in roestvorming. De eigenaar verklaarde dat hij al circa 15 jaar eigenaar is van de woonark en dat er in die periode nog nooit onderhoud was uitgevoerd aan het stalen casco."
2.8 Op 26 oktober 2010 is de woonark op last en kosten van de Provincie Zuid-Holland verwijderd. De kosten hiervan bedroegen € 27.630,--.
2.9 Bij brief van 8 november 2010 heeft Unigarant aan NHV het onder 2.7 bedoelde rapport toegezonden en heeft zij NHV, onder verwijzing naar de conclusies uit het rapport, bericht dat Unigarant zich niet gehouden acht tot uitkering onder de verzekering, omdat geen sprake is van een gedekt evenement als bedoeld in de voorwaarden en – voor zover al sprake zou zijn van een gedekt evenement – dat de schade als gevolg van slecht onderhoud van de woonark op grond van de voorwaarden van dekking is uitgesloten.
2.10 Op 4 maart 2011 heeft de raadsman van [appellant] NHV aansprakelijk gesteld voor de schade die [appellant] heeft geleden.
2.11 Bij brief van 9 augustus 2011 heeft (de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van) NHV aansprakelijkheid afgewezen.
2.12 [appellant] vordert in deze procedure – zakelijk weergegeven – de veroordeling van NHV tot vergoeding van de door hem geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat, alsmede veroordeling van NHV in de kosten van deze procedure.
2.13 Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen van [appellant] afgewezen. De rechtbank overwoog daartoe dat NHV in deze zaak niet is opgetreden als zelfstandig tussenpersoon in opdracht van [appellant], maar dat zij uitsluitend heeft gehandeld als gevolmachtigde van Unigarant. NHV is daarom geen partij bij de verzekeringsovereenkomst en kan volgens de rechtbank daarom niet uit dien hoofde worden aangesproken. Vervolgens heeft de rechtbank beoordeeld of [appellant] NHV uit andere hoofde met succes aansprakelijk kan houden voor de schade als gevolg van het zinken van de woonboot. De rechtbank heeft deze vraag ontkennend beantwoord, omdat NHV in het onderhavige geval niet gehouden was om [appellant] te wijzen op het feit dat hij onderhoud aan het stalen casco en het dak zou dienen te verrichten om zijn recht op uitkering onder de verzekering veilig te stellen.
3.1 [appellant] vordert in hoger beroep, de vernietiging van het bestreden vonnis en de toewijzing van zijn inleidende vorderingen. Zijn grieven zijn gericht tegen bovengenoemde overwegingen die de rechtbank hebben gebracht tot haar oordeel.
3.2 [appellant] stelt zich op het standpunt dat hij erop mocht vertrouwen dat hij een verzekering heeft afgesloten met NHV, omdat NHV hem er nimmer op heeft gewezen dat zij optrad als gevolmachtigde van (de rechtsvoorganger van) Unigarant. [appellant] heeft als leek op het gebied van verzekeringen, daarom niet hoeven te begrijpen dat hij zich bij schade niet tot NHV, maar tot Unigarant zou moeten richten. Gelet hierop kan NHV aansprakelijk worden gehouden voor de door hem geleden schade, aldus nog steeds [appellant].
3.3 Het hof overweegt ter zake als volgt.
Ook indien het hof er veronderstellenderwijs vanuit gaat dat NHV de verzekeraar is waarmee [appellant] de hiervoor onder 2.2 bedoelde verzekering heeft gesloten, kan dat er niet toe leiden dat NHV gehouden is zijn schade te vergoeden. [appellant] heeft immers niet, althans onvoldoende gemotiveerd, gesteld dat sprake is van schade als gevolg van een door de verzekering gedekt evenement en heeft derhalve niet voldaan aan zijn stelplicht. Hij heeft immers niet gesteld dat het zinken van de woonboot het gevolg was van een (en zo ja welke) van de in artikel 2 van de bijzondere voorwaarden gedekte oorzaken, hij heeft slechts mogelijke oorzaken van het zinken gesuggereerd. Aangezien het aan [appellant] is om duidelijk te stellen (en te bewijzen) dat de woonboot is gezonken als gevolg van een krachtens artikel 2 gedekte oordzaak en hij dit niet heeft gedaan, heeft hij geen recht op uitkering krachtens de verzekering.
3.4 Zo al sprake zou zijn van een gedekt evenement geldt dat NHV zich – onder verwijzing naar het hiervoor onder 2.7 genoemde expertiserapport – heeft beroepen op artikel 5 van de bijzondere voorwaarden, op grond van welke bepaling schade als gevolg van slecht onderhoud van de woonark van dekking is uitgesloten. [appellant] heeft de stelling dat het zinken van de woonboot het gevolg is van slecht onderhoud – mede gezien de onderbouwing daarvan aan de hand van voornoemd expertiserapport – onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat het hof het ervoor zal houden dat het zinken het gevolg is van slecht onderhoud. Ook om die reden is NHV niet tot uitkering gehouden.
3.5 [appellant] meent voorts dat NHV is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende zorgplicht, omdat NHV– als expert op het gebied van verzekeringen van woonarken – hem nooit heeft gewezen op de risico's van achterstallig onderhoud en het niet verzekerd zijn in het geval van zinken van de woonark en hem evenmin heeft gewezen op de vermeende slechte staat van het stalen casco van de woonark en de staat van het betonnen dak. Volgens [appellant] betekent het feit dat NHV slechts als gevolmachtigde van Unigarant zou handelen (en niet als zelfstandig tussenpersoon) niet dat op NHV jegens [appellant] geen verplichting rustte om te handelen zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Een redelijk handelend beroepsgenoot had bij het sluiten van de verzekering op de hoogte moeten zijn van het feit dat de woonark van [appellant] bestond uit een combinatie van een stalen en een betonnen casco en had [appellant] er op moeten wijzen dat een dergelijke woonboot extra onderhoud vergt, en dat schade als gevolg van achterstallig onderhoud van dekking is uitgesloten. Nu NHV [appellant] hier niet op heeft gewezen, heeft NHV niet de zorg betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht, waardoor NHV aansprakelijk is voor de door [appellant] geleden schade, aldus nog steeds [appellant].
3.6 Van NHV mocht worden verlangd dat zij voorafgaand aan het sluiten van de verzekeringsovereenkomst aan [appellant] die informatie heeft verstrekt die redelijkerwijs relevant was voor een adequate beoordeling door [appellant] van die verzekering. Het hof is – evenals de rechtbank – van oordeel dat, die verplichting onder de gegeven omstandigheden niet zover gaat dat NHV, wetende dat sprake was van een deels stalen casco, onderzoek had moeten verrichten naar de staat van de woonboot om [appellant] erop te kunnen wijzen dat (extra) onderhoud nodig is. Dat een woonboot (ongeacht het type casco) onderhoud nodig heeft, mag bekend worden verondersteld. Het feit dat schade als gevolg van achterstallig onderhoud van verzekering is uitgesloten, is zo voor de hand liggend, dat NHV niet verweten kan worden dat zij [appellant] daarop niet expliciet heeft gewezen. Het enkele feit dat het te verkiezen zou zijn dit wel te doen, is onvoldoende voor het oordeel dat NHV niet heeft gehandeld als van een redelijk handelend, redelijk bekwaam beroepsgenoot mag worden verwacht.
3.7 Bij gebreke van stellingen die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden leiden, wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
3.8 Dit betekent dat het hoger beroep faalt. [appellant] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, waaronder begrepen de (nog te maken) nakosten waarvoor onderstaande veroordeling een executoriale titel geeft (HR 19 maart 2010, LJN BL1116). Ingevolge artikel 237, derde lid Rv blijft de vaststelling van de proceskosten door het hof in dit arrest beperkt tot de vóór de uitspraak gemaakte kosten.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 januari 2013;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van NHV tot op heden begroot op € 683,-- aan griffierecht en € 894,-- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van der Ven, J.M.Th. van der Hoeven-Oud en I.M. Davids en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juni 2014 in aanwezigheid van de griffier.