ECLI:NL:GHDHA:2014:1778
Gerechtshof Den Haag
- Verwijzing na Hoge Raad
- J.T. Sanders
- G.J. van Leijenhorst
- W.M.G. Visser
- Rechtspraak.nl
Omzetbelasting en zelfstandigheid van onroerende goederen in belastingrechtelijke context
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, betreft het een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Holland over naheffingsaanslagen in de omzetbelasting. De zaak is ontstaan na een verwijzing door de Hoge Raad, die oordeelde dat de woning en het kantoor van belanghebbende als aparte zelfstandige onroerende goederen moeten worden beschouwd voor de heffing van omzetbelasting. De inspecteur had de omzetbelasting die betrekking had op de verbouwingswerkzaamheden aan de woning nageheven, omdat deze uitsluitend voor privédoeleinden werd gebruikt.
Belanghebbende, die een adviesbureau dreef, had in 2002 een boerderij gekocht en deze verbouwd tot een woning en kantoor. De inspecteur stelde dat 75% van de in aftrek gebrachte omzetbelasting moest worden toegerekend aan de woning, wat leidde tot de naheffingsaanslagen. De rechtbank had de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Hof oordeelde dat de woning en het kantoor inderdaad als zelfstandige onroerende goederen moeten worden beschouwd. Het gebruik van de woning voor privédoeleinden leidde tot de conclusie dat de omzetbelasting die aan de woning was toegerekend, niet voor aftrek in aanmerking kwam. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De beslissing werd op 31 januari 2014 openbaar uitgesproken, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.