Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant],
[appellante],
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak hebben [appellant] en [appellante], echtgenoten en mede-eigenaars van een pand, hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had hun beroep op het familiale verschoningsrecht verworpen, waardoor zij als getuigen in een voorlopig getuigenverhoor moesten verschijnen. De zaak betreft een geschil over meerwerk dat door aannemers Remmerswaal en Botermans in rekening is gebracht. De appellanten stelden dat zij zich konden verschonen van de verplichting om als getuigen te verklaren, omdat dit hen in gewetensnood zou kunnen brengen. Het hof heeft de grieven van de appellanten gegrond verklaard en de beschikking van de rechtbank vernietigd. Het hof oordeelde dat de appellanten, als getuigen, een beroep op het familiale verschoningsrecht toekomt, maar alleen voor vragen die betrekking hebben op het handelen van de andere echtgenoot. Dit betekent dat de rechter-commissaris per vraag moet beoordelen in welke hoedanigheid de getuige optreedt en of het verschoningsrecht van toepassing is. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij de appellanten de beschikking aan Mars Interieurarchitecten als belanghebbende moeten toesturen.