ECLI:NL:GHDHA:2014:1524
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- J.M. van der Klooster
- M.M. Olthof
- R. van der Vlist
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid voor stuwadoorsschade en de rol van waarschuwingsborden
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van Uniport Multipurpose Terminals B.V. voor stuwadoorsschade die is ontstaan tijdens de belading van een binnenvaartschip, eigendom van [BedrijfA]. Het incident vond plaats op 29 mei 2006 bij de Uniport-terminal in Rotterdam, waar een kraanmachinist een container met een containerbrugkraan op het schip moest plaatsen. Tijdens deze handeling stootte de spreader van de kraan tegen het stuurhuis van het schip, wat leidde tot schade. EFM Onderlinge Schepenverzekering U.A. en [BedrijfA], de cascoverzekeraar van het schip, vorderden schadevergoeding van Uniport, die zich beriep op waarschuwingsborden op haar terrein die aansprakelijkheid uitsloten.
De rechtbank oordeelde dat Uniport aansprakelijk was op basis van artikel 6:170 BW, omdat de kraanmachinist onzorgvuldig had gehandeld. Uniport ging in hoger beroep, waarbij zij betoogde dat de waarschuwingsborden voldoende waren om haar aansprakelijkheid uit te sluiten. Het hof oordeelde dat de waarschuwingsborden te algemeen waren geformuleerd en niet specifiek genoeg om een vrijwaring voor aansprakelijkheid te bieden. Het hof bevestigde dat Uniport onvoldoende had aangetoond dat de schipper en [BedrijfA] zich bewust waren van de risico's die aan de handeling verbonden waren.
Het hof vernietigde het eerdere vonnis voor een deel, waarbij het bedrag dat Uniport aan [BedrijfA] moest betalen werd verlaagd, maar bevestigde de aansprakelijkheid van Uniport voor de schade. De kosten van het hoger beroep werden aan Uniport opgelegd, aangezien zij grotendeels in het ongelijk was gesteld. De uitspraak werd gedaan op 25 februari 2014.