ECLI:NL:GHDHA:2014:142

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2014
Publicatiedatum
28 januari 2014
Zaaknummer
200.122.982-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de koopsom en schadevergoeding in een huurkoopovereenkomst met betrekking tot havenkranen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vennootschap naar Turks recht, Agiris Nakliyat Ticaret ve Sanayi A.S., tegen Nebem B.V. Het geschil betreft de verkoop en huurkoop van twee havenkranen, die Agiris in 2008 heeft gekocht van de Turkse onderneming Kumport en vervolgens heeft doorverkocht aan Nebem. De achtergrond van deze transactie was dat Agiris de koopsom niet kon betalen, waarna Nebem de kranen op verzoek van een gemeenschappelijke relatie heeft aangeschaft. Er is geen koopcontract opgemaakt, maar er zijn wel overeenkomsten gesloten, waaronder een 'hire agreement' waarin de huurvoorwaarden zijn vastgelegd.

Agiris is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in Dordrecht, waarin Nebem werd veroordeeld tot schadevergoeding van € 746.717,48, indien Agiris de kranen niet tijdig zou teruggeven. Agiris betwist de hoogte van de schadevergoeding en stelt een tegenvordering van € 300.000 op Nebem, die voortvloeit uit de doorverkoop van de kranen. Het hof moet beoordelen of deze tegenvordering kan worden verrekend met de schadevergoeding.

Het hof concludeert dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de tegenvordering van Agiris niet is komen vast te staan. De stellingen van Agiris over de koopsom van de kranen zijn onvoldoende onderbouwd. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vordering van Agiris af. Tevens wordt Agiris veroordeeld in de proceskosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.122.982/01
Zaak-/rolnummer rechtbank : 268567 CV EXPL 10-11643

Arrest d.d. 4 februari 2014

inzake

de vennootschap naar Turks rechtAGIRIS NAKLYAT TICARET VE SANAYI A.S.,(ook geschreven als Ağur Iş Nakliyat ve Ticaret A.Ş.),

gevestigd te Küçükyali-Istanbul (Turkije),
appellante,
hierna te noemen: Agiris,
advocaat: mr. E. Tuzkapan te Amsterdam,
tegen

NEBEM B.V.,

gevestigd te Dordrecht,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Nebem,
advocaat: mr. K.A. van Voorst te Amsterdam.

Het geding

Bij exploot van 22 februari 2013 is Agiris in hoger beroep gekomen van het door de kantonrechter in de rechtbank Dordrecht (hierna; de kantonrechter) tussen partijen gewezen eindvonnis van 22 november 2012. Na anticipatie-exploot van Nebem is de zaak vervroegd aangebracht. Vervolgens heeft Agiris bij memorie van grieven twee grieven tegen dit vonnis aangevoerd. Nebem heeft de grieven bij memorie van antwoord (met producties) bestreden. Daarna heeft Nebem de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1.
Het onderhavige geschil gaat over twee havenkranen (Liebherr kranen LHM 150 met serienummers 14069 en 14067) – hierna: de kranen. Deze kranen heeft Agiris in 2008 gekocht van de Turkse onderneming Kumport, waarna Agiris de kranen kort daarna heeft doorverkocht aan Nebem (hierna ook: de doorverkoop). De achtergrond van deze doorverkoop was dat Agiris de koopsom niet aan Kumport kon betalen, waarna Nebem de kranen op verzoek van een gemeenschappelijke Turkse relatie, Ecici, ‘voor Agiris’ heeft gekocht. Er is geen aanwijzing dat van deze doorverkoop een koopcontract is opgemaakt. Nebem heeft terzake op 11 juni 2008 een bedrag van € 1.200.000 betaald aan Agiris.
Hiermee samenhangend hebben partijen nóg een overeenkomst gesloten die is vastgelegd in de zogenaamde ‘hire agreement’. Blijkens deze ‘hire agreement’ heeft Agiris dezelfde kranen per 15 juni 2008 gehuurd van Nebem tegen voldoening van de huurtermijnen volgens een bepaald betaalschema. Dit betaalschema is in maart 2009 aangepast, zoals blijkt uit het zogenaamde ‘addendum’ van maart 2009, en wel in die zin dat de betaling van het uiteindelijk verschuldigde (inclusief rente) op 29 februari 2012 moest zijn voltooid. De kantonrechter heeft deze ‘hire agreement’ – onweersproken – geduid als een huurkoopovereenkomst.
De beide overeenkomsten tezamen worden door partijen ook geduid als ‘sale and lease back’.
Partijen verschillen van mening over de tussen Agiris en Nebem overeengekomen koopsom voor de twee kranen. Volgens Agiris was de koopsom € 1.500.000, volgens Nebem betrof de koopsom € 1.200.000. Het hof komt op dit geschilpunt nog terug.
Over de inhoud van de ‘hire agreement’ (ook wel: huurkoopovereenkomst) en de latere aanpassingen zijn partijen het eens.
2.
Deze zaak betreft het tweede hoger beroep in het onderhavige geschil tussen partijen, zoals hierna kort zal worden weergegeven.
3.
Beroep 1: Dit beroep ging over de beslissingen van de kantonrechter in het vonnis van 22 maart 2012 tot ontbinding van de huurkoopovereenkomsten met betrekking tot de kranen en tot afgifte van de kranen aan Nebem, met nevenvorderingen. Het hof heeft deze beslissingen bekrachtigd bij arrest van 7 mei 2013.
4.
Beroep 2: Het huidige appel betreft het vonnis van 22 november 2012, en wel met name de veroordeling van Agiris om aan Nebem te betalen een bedrag van € 746.717,48 als schadevergoeding ingeval Agiris de kranen niet tijdig aan Nebem teruggeeft en Nebem niet bij machte is de kranen terug te nemen. Agiris heeft de schadevordering uit hoofde van de huurkoopovereenkomst niet langer betwist. Agiris klaagt echter in dit hoger beroep over het feit dat de kantonrechter haar gestelde tegenvordering van € 300.000 op Nebem uit hoofde van de doorverkoop van de kranen niet heeft geaccepteerd en deze tegenvordering niet heeft verrekend met de schadevordering van Nebem.
5.
Zoals de kantonrechter – in hoger beroep onweersproken – heeft overwogen moet het bedrag van € 746.717,48 worden aangemerkt als schadevergoeding (na ontbinding van de huurkoopovereenkomst) wegens het niet tijdig afgeven van de kranen aan Nebem. Dit is voor het hof uitgangspunt. De thans resterende vraag betreft de vraag of Agiris de door haar gestelde tegenvordering van € 300.000,-- wegens doorverkoop van de kranen aan Nebem (zie rechtsoverweging 1 in dit arrest) in verrekening kan brengen met gemelde schadevordering. Dit geschilpunt komt, anders gezegd, neer op de vraag of de koopsom voor de kranen bij de doorverkoop € 1.500.000 bedroeg (zoals Agiris stelt) of
€ 1.200.000 (zoals Nebem stelt). De kantonrechter is uitgegaan van € 1.200.000. De kantonrechter heeft daartoe onder meer overwogen, zakelijk weergegeven:
(i) De inleidende dagvaarding vermeldt dat Nebem de kranen voor € 1.500.000 van Agiris heeft gekocht, maar dit is volgens Nebem een verschrijving en moet
€ 1.200.000 zijn.
(ii) Nebem heeft in dit verband onder meer gewezen op diverse e-mails die alle gaan over € 1.200.000, zowel interne e-mails, als e-mails van Agiris ([…]). Daarnaast is relevant de betaling door Nebem van € 1.200.000 aan Agiris van 11 juni 2008.
(iii) De e-mails in samenhang bezien wijzen op een koopsom van € 1.200.000.
(iv) Agiris heeft nog gewezen op artikel 6a van de ‘hire agreement’ waarin een market value van de kranen wordt vermeldt van € 750.000 per unit. Dit zou er volgens Agiris op duiden dat de ‘sale’(doorverkoop) wel degelijk € 1.500.000 heeft bedragen en niet € 1.200.000. Agiris verliest hierbij, aldus nog steeds de kantonrechter, echter uit het oog dat het hier niet gaat om een door Nebem voor de kranen te betalen prijs maar (blijkens hetzelfde artikel 6a) om een waardering ten behoeve van een plant insurance policy waarin de kranen moeten worden meeverzekerd. Bovendien geldt meer in het algemeen dat de waarde van een goed niet noodzakelijkerwijs gelijk is aan de prijs daarvan.
(v) Niet is gebleken dat Agiris ten tijde van of na de totstandkoming van de ‘hire agreement’ jegens Nebem nog aanspraak heeft gemaakt op nabetaling van 5 300.000,--.
(vi) Onder deze omstandigheden heeft Agiris te weinig gesteld om hier anders over te denken.
Verdere beoordeling
6.
Het hof overweegt als volgt.
De grieven van Agiris betreffen in de kern de klacht dat de kantonrechter ten onrechte de tegenvordering van Agiris niet heeft geaccepteerd en daarom ten onrechte de gestelde
€ 300.000 niet in mindering heeft gebracht op de schadevordering van Agiris.
De stelplicht (en bij betwisting) de bewijslast van deze tegenvordering rust op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op Agiris als degene die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten, te weten een overeengekomen verkoopprijs voor de kranen van € 1.500.000. Agiris heeft ter onderbouwing van haar stelling aangevoerd
(a) Nebem heeft zelf in de inleidende dagvaarding een koopsom van
€ 1.500.000 genoemd.
(b) In artikel 6a van de ‘hire agreement’ wordt als ‘market value’ € 750.000 per unit genoemd.
(c) De afgesproken huurkooptermijnen overtreffen de verkoopprijs van € 1.200.000 in ruime mate, hetgeen niet redelijk is. Het gaat hierbij om € 300.000 als eerste aanbetaling (door inruil van twee andere kranen, te weten een Grove GMK 3050 – YoM 1999 en een Liebherr LTL 1050 – YoM 1993) en daarna 36x een termijn van € 37.600. Tezamen levert dit een huurkoopsom op van € 1.653.600, aldus nog steeds Agiris.
7.
Ad a) De door Nebem in de inleidende dagvaarding genoemde verkoopprijs van
€ 1.500.000 is naar het oordeel van het hof inderdaad een kennelijke verschrijving, althans deze vormt onvoldoende bewijs voor de juistheid van de stelling van Agiris. Nebem heeft immers met kracht van argumenten (onder andere gelegen in e-mail- wisselingen waarin steeds een bedrag van € 1.200.000 wordt genoemd en de feitelijke betaling van € 1.200.000) betoogd dat de opmerking in de inleidende dagvaarding een verschrijving betrof. Hier komt bij dat, zoals de kantonrechter ook al heeft overwogen, Agiris geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij op enig moment aanspraak heeft gemaakt op een nabetaling van € 300.000. Integendeel, Agiris heeft zelf een factuur voor € 1.200.000 aan Nebem gestuurd. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat Agiris eerder dan ná de gestelde verschrijving in de inleidende dagvaarding (al dan niet door verrekening) aanspraak heeft gemaakt op het door haar gestelde nog niet ontvangen deel van de koopsom.
Ad b) Het hof sluit zich aan bij hetgeen de kantonrechter in rechtsoverweging 2.7 van het bestreden vonnis (herhaald in rechtsoverweging 5.iv van dit arrest) heeft overwogen, waartegen Agiris geen nieuwe gezichtspunten heeft aangedragen. Dit argument wordt verworpen.
Ad c) De omstandigheid dat de huurkoopprijs (leasebackprijs) hoger is dan de verkoopprijs van € 1.200.000 vormt in de gegeven omstandigheden geen bewijs voor een verkoopprijs van € 1.500.000. Hierbij speelt onder meer een rol dat Nebem de kranen heeft gekocht om Agiris uit de brand te helpen, zodat Agiris kennelijk niet in de positie was om hoge eisen te stellen, terwijl een winstoogmerk bij zakelijke transacties bovendien gebruikelijk is. Daarnaast verdient opmerking dat Agiris in haar berekening geen aandacht heeft besteed aan de door haar verschuldigde rente, noch aan de latere aanpassingen van de ‘hire agreement’ (en de daarmee verband houdende rente). Ook dit argument is niet overtuigend.
Al met al zijn de stellingen van Agiris ontoereikend om het oordeel te dragen dat er een koopprijs van € 1.500.000 is overeengekomen. Agiris heeft in hoger beroep geen dusdanige feiten en omstandigheden aangedragen dat hier anders over geoordeeld moet worden. Bovendien heeft Agiris in hoger beroep geen bewijsaanbod gedaan, laat staan een aanbod om de gestelde verkoopprijs van € 1.500.000 te bewijzen. Voor zover Agiris heeft bedoeld haar algemene bewijsaanbod in eerste aanleg in hoger beroep te handhaven, voldoet dit niet aan de daaraan in hoger beroep te stellen eisen. De slotsom van dit alles is dat de gestelde koopprijs van € 1.500.000 en daarmee de tegenvordering van Agiris ad € 300.000,-- niet is komen vast te staan en dat het beroep op verrekening van Agiris reeds hierom terecht door de kantonrechter is verworpen.
8.
Dit betekent dat de grieven falen, althans geen verdere bespreking behoeven. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Hierbij past een proceskostenveroordeling ten laste van Agiris.

Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het door de kantonrechter in de rechtbank Dordrecht tussen partijen gewezen vonnis van 22 november 2012;
  • veroordeelt Agiris in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Nebem tot op heden begroot op € 4.961,-- aan verschotten en € 3.263,-- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, S.A. Boele en A.E.A.M. van Waesberghe en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 februari 2014 in aanwezigheid van de griffier.