ECLI:NL:GHDHA:2014:140
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- J.J.I. Verburg
- W.E. Merens
- A.J.P. Schild
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de schuldsaneringsregeling na afwijzing door de rechtbank
In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de Rechtbank Den Haag, waarin zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling werd afgewezen. Het hof heeft op 16 januari 2014 uitspraak gedaan. De appellant had eerder, op 21 mei 2013, een verzoek ingediend bij de rechtbank om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling, met een totale schuldenlast van € 354.917,78. De rechtbank wees het verzoek af, omdat zij oordeelde dat niet voldoende aannemelijk was dat de appellant te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek.
De appellant voerde aan dat hij te goeder trouw was bij de overname van een uitzendbureau in oktober 2008, dat later problematisch bleek te zijn. Hij had de overname gedaan op basis van positieve adviezen van een bedrijfsadviseur en de bank, maar de marktomstandigheden verslechterden snel. De rechtbank had ten onrechte overwogen dat hij aansprakelijk was voor de zakelijke schulden van de onderneming, terwijl hij slechts aansprakelijk was voor de schuld aan ABN Amro, die bij het verstrekken van het krediet deze aansprakelijkheid had bedongen.
Het hof heeft de argumenten van de appellant zorgvuldig beoordeeld en kwam tot de conclusie dat voldoende aannemelijk was dat hij te goeder trouw was geweest. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rechtbank voor de uitvoering van de schuldsaneringsregeling.