1.De navolgende door de rechtbank onder 3 van het vonnis vastgestelde feiten zijn niet bestreden, zodat ook het hof deze als vaststaand zal beschouwen.
a. In 2009 hebben [geïntimeerden] een vordering van € 62.751,56 verkregen op [betrokkene], die deze vordering erkent.
b. Op 13 november 2009 heeft [betrokkene] per e-mail aan [geïntimeerden] bericht dat hij op 25 november 2009 de hypotheek op zijn woning zou verhogen, waardoor hij de vordering van [geïntimeerden] zou kunnen voldoen. [betrokkene] had [de notaris], die notaris is, reeds opdracht gegeven om de hypotheekakte te passeren.
c. Op 19 november 2009 hebben [geïntimeerden] beslag gelegd op de woning van [betrokkene] ter zekerstelling van hun vordering op hem.
d. Bij faxbericht van 25 november 2009 heeft mr. [A], destijds werkzaam bij [de notaris], onder meer het volgende medegedeeld aan de advocaat van [geïntimeerden], mr J.P. Moggré van GMW Advocaten:
‘
Van [betrokkene] begreep ik dat hij inmiddels met u overleg heeft gehad en dat u bereid zou zijn het conservatoir beslag op te heffen na ontvangst op uw derdenrekening van het saldo dat [betrokkene] over zal houden wegens de oversluiting van zijn hypotheek op zijn woning (…).
In verband hiermee zend ik u een kopie van de nota van afrekening. De nota is opgesteld met als uitgangspunt dat de akte uiterlijk vrijdag 27 november a.s. zal worden getekend. (…).
Graag verneem ik van u of uw opdrachtgevers met het vorenstaande akkoord zijn. In welk geval ik u vriendelijk verzoek mij schriftelijk te bevestigen dat u tot algehele doorhaling van het conservatoir beslag op gemeld registergoed (…) zult overgaan na ontvangst op uw derdenrekening van een bedrag groot € 50.125,26.’
In de bij deze brief gevoegde concept nota van afrekening, die is gericht aan [betrokkene], is onder meer vermeld:
‘
PER SALDO TE ONTVANGEN € 50.125,26
Het door u te ontvangen bedrag zal worden aangewend ter opheffing van het conservatoire beslag (…) en zal derhalve worden overgemaakt naar de derdengeldrekening van GMW Advocaten met nummer (…).’
e. Op vrijdag 27 november 2009 heeft een overleg plaatsgevonden tussen [geïntimeerden] en [betrokkene].
f. Eveneens op 27 november 2009 heeft mr. Moggré namens [geïntimeerden] de deurwaarder per fax, met opschrift “SPOED”, opdracht gegeven het beslag op de woning van [betrokkene] op te heffen. In de fax zijn geen voorwaarden voor opheffing opgenomen. Afschrift van de opdracht tot opheffing van het beslag is, eveneens per fax, aan mr. [A] verzonden. Vervolgens is op diezelfde dag de hypotheekakte door [de notaris] (hierna ook kortweg: de notaris) gepasseerd.
g. Op maandag 30 november 2009 heeft mr. [A], na de gebruikelijke narecherche en faillissementscontrole, het saldo van € 50.125,26 overgemaakt naar [betrokkene].
h. [betrokkene] heeft de vordering van [geïntimeerden] niet voldaan. Hij is bij vonnis van 17 februari 2010 van de rechtbank ’s-Gravenhage bij verstek veroordeeld tot betaling van de vordering van [geïntimeerden], te vermeerderen met rente en kosten. Na executoriale verkoop van de woning van [betrokkene] hebben [geïntimeerden] een betaling van € 11.633,67 ontvangen. Voor het overige is de vordering van [geïntimeerden] op [betrokkene] onbetaald gebleven.