Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 8 april 2014
[…] B.V.,
[geïntimeerde],
Het verdere verloop van het geding
De verdere beoordeling van het hoger beroep
telefonisch (heeft) laten weten niet over voldoende middelen te beschikken (…)’. Als productie 11 heeft [appellante] overgelegd een notitie van [getuige 2], waarin staat vermeld:
[…], we kunnen een regeling treffen. Als jij morgenochtend die [betrokkene 1] zou willen bellen om het door te praten & regeling te maken dan was alles oké. Het overzicht is naar [appellante] gefaxt (…)’.
middels toezending per post aan voormeld adres(dat is: [A-straat 1] te [plaats], Gemeente [gemeente])
in gesloten envelop (…) omdat ik aldaar niemand aantrof aan wie rechtsgeldig afschrift kon worden gelaten, terwijl voorts het hek gesloten was en geen bus werd aangetroffen’. De deurwaarder heeft hierover nader schriftelijk verklaard (productie 1 bij [geïntimeerdes] incidentele antwoord akte van 12 januari 2011), dat toen hij op 22 november 2010 (’s avonds vóór 20.00 uur) bij het terrein van [appellante] aankwam, het (hoge) hek gesloten bleek waardoor het onmogelijk was om het terrein te betreden, dat hij vervolgens het hek en de bereikbare gevels van het pand van [appellante] vergeefs heeft afgezocht naar een deurbel of brievenbus en dat hij, toen het ook anderszins niet mogelijk bleek het exploit te laten, hij heeft gekozen voor ter post bestelling. De stelling van [appellante], dat op haar terrein een ingang/brievenbus aanwezig is, kan aan deze schriftelijke verklaring niet afdoen nu uit de door haar overgelegde foto’s daarvan niet valt op te maken dat de ingang/brievenbus ook bij een gesloten hek bereikbaar is. Het feitenrelaas van de deurwaarder is in hoger beroep niet (langer) op andere punten (voldoende duidelijk) bestreden. Gelet hierop en in aanmerking nemend dat uit productie 10 van [appellante] blijkt dat in de hier van belang zijnde periode [appellante] gevestigd was aan het in het exploot van 22 november 2010 vermelde adres [A-straat 1], is er geen grond voor het door [appellante] geopperde vermoeden dat de deurwaarder bij een verkeerd adres heeft gestaan, daargelaten nog dat op grond van artikel 157 lid 1 Rv de verklaringen in het betekeningsexploot worden vermoed waar te zijn. In zijn schriftelijke verklaring heeft de deurwaarder opgemerkt dat hij tijdens het parkeren van zijn auto bij het terrein van [appellante] een medewerker [appellante] zag weglopen en in zijn auto zag stappen. Bij dit niet betwiste feitencomplex kon de deurwaarder – anders dan [appellante] stelt onder 50 op p. 15 MvG – niet aan deze persoon betekenen. Dit alles overziend wordt vastgesteld dat de deurwaarder op 22 november 2010 geen afschrift kon laten aan de in artikel 46 lid 1 Rv bedoelde personen en evenmin aan de woonplaats als bedoeld in artikel 47 lid 1, 1e volzin, Rv. In zijn, door [geïntimeerde] tot de zijne gemaakte, schriftelijke verklaring heeft de deurwaarder te kennen gegeven dat hij onder deze omstandigheden gebruik kon maken van de in artikel 47, lid 1, 2e volzin Rv geboden mogelijkheid om te betekenen door ter post bestelling.