ECLI:NL:GHDHA:2014:1316

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2014
Publicatiedatum
15 april 2014
Zaaknummer
BK-13-00416.su.mk.def
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot privégebruik auto van de zaak en zelfstandigenaftrek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 29 maart 2013 het beroep ongegrond verklaarde tegen een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 2007. De belanghebbende, die in loondienst werkt en daarnaast een sportschool exploiteert, had een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 64.597 vastgesteld door de Inspecteur. De rechtbank oordeelde dat de Inspecteur de aanslag terecht had opgelegd, omdat de belanghebbende geen relevante gegevens had verstrekt om zijn standpunt te onderbouwen.

In hoger beroep heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 februari 2014 de zaak behandeld. De belanghebbende was niet verschenen, terwijl de Inspecteur wel aanwezig was. Het Hof heeft vastgesteld dat de belanghebbende op 5 juli 2012 naar een onbekend adres is vertrokken en dat hij niet op de uitnodiging voor de zitting heeft gereageerd. Het Hof heeft de eerdere bevindingen van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de aanslag naar het juiste bedrag was opgelegd. De belanghebbende had geen feiten of omstandigheden aangedragen die een andere conclusie rechtvaardigden.

Het Hof heeft ook opgemerkt dat de belanghebbende zich ongepast had uitgelaten over medewerkers van de Belastingdienst en dat hij geen inhoudelijke klachten had geuit. De beslissing van het Hof was dat het hoger beroep ongegrond was en dat de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er zijn geen proceskosten aan een van de partijen opgelegd. De belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-13/00416

Uitspraak van 28 februari 2014

in het geding tussen:

[X] te [Z], belanghebbende,

en
de directeur van de Belastingdienst Haaglanden(kantoor [P]), de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 maart 2013, nummer SGR 12/10931, over een aanslag en een beschikking.

Aanslag, beschikking, bezwaar en beroep

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 64.597 opgelegd en bij beschikking € 2.386 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.2. Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag en de beschikking gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de rechtbank ingesteld. Een griffierecht van € 42 is geheven.
1.4. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Hoger beroep

2.1. Belanghebbende is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Een griffierecht van € 118 is geheven.
2.2. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 31 januari 2014, gehouden te Den Haag. De Inspecteur is verschenen. Van de kant van belanghebbende is niemand verschenen.
2.4. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 19 november 2013, onder vermelding van plaats, datum en tijdstip, voor de zitting uitgenodigd. Blijkens door de griffier van de gemeente ontvangen schriftelijke inlichtingen, gedagtekend 12 september 2013 en in het dossier gevoegd, is belanghebbende op 5 juli 2012 naar een onbekend adres vertrokken. De uitnodiging is aan het in het hogerberoepschrift vermelde adres, [adres] verzonden. De door de griffier in het dossier gevoegde envelop waarin de uitnodigingsbrief is verzonden, is geopend ter griffie terugontvangen. Uit de, kennelijk door medewerkers van PostNL, op de envelop geplaatste aantekeningen, leidt het Hof af dat belanghebbende heeft geweigerd de brief in ontvangst te nemen of de brief niet heeft afgehaald en dat Post NL de envelop heeft geretourneerd aan de afzender, te weten de griffier. De uitnodigingsbrief is op 28 januari 2014 alsnog per gewone post naar hetzelfde adres gestuurd.

Feiten

Op grond van de stukken van het geding is in hoger beroep, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een van hen gesteld en op zichzelf aannemelijk te achten, het volgende komen vast te staan:
3.1. Belanghebbende is gedurende het jaar 2007 in loondienst werkzaam en exploiteert daarnaast een sportschool in de vorm van een eenmanszaak. Hij geeft lessen en verkoopt sportkleding en sportmateriaal.
3.2. Belanghebbende heeft in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 2007 een inkomen uit werk en woning van € 25.629 aangegeven.
3.3. De Inspecteur heeft de regeling van de aanslag aangehouden in verband met lopende procedures over de voorgaande jaren bij de rechtbank en het Hof. In verband met de beoordeling van de aangifte heeft de Inspecteur belanghebbende bij brief van 31 augustus 2010 verzocht contact op te nemen met de Belastingdienst. Belanghebbende heeft dat niet gedaan, waarna de Inspecteur hem in kennis heeft gesteld van de voorgenomen afwijkingen van de aangifte.
3.4. De Inspecteur heeft de aanslag opgelegd en daarbij de volgende correcties toegepast:
Aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning € 25.629
Correctie winst uit onderneming:
  • meer omzet € 21.084
  • privé gebruik auto € 10.216
  • zelfstandigenaftrek € 9.028
  • MKB-vrijstelling € 2.332 negatief
€ 37.966
Correctie persoonsgebonden aftrek
€ 972
Vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning € 64.597

De rechtbank

4.
De rechtbank heeft overwogen:
”(…)
7. [
De Inspecteur] heeft het standpunt ingenomen dat nu [belanghebbende] geen contact heeft opgenomen naar aanleiding van de (…) brief en zij dus geen inzage hebben gekregen in de administratie van [belanghebbende] de administratie over het jaar 2007 op dezelfde wijze is ingericht als die over de jaren 2002 tot en met 2006. Naar die jaren was een boekenonderzoek ingesteld en naar aanleiding daarvan waren correcties over die jaren doorgevoerd. Tijdens die controle heeft [belanghebbende] gegevens aangedragen waarop de omzetcorrectie in die jaren is gebaseerd. Op basis van dit zelf door [belanghebbende] aangedragen brutowinstpercentage en de hoogte van de contributies over 2006 heeft [de Inspecteur] de omzetcorrectie over het belastingjaar 2007 berekend. Over de andere correcties, privé gebruik auto en urencriterium voor de zelfstandigenaftrek, heeft [belanghebbende] geen gegevens verstrekt.
8.
De rechtbank overweegt het volgende. Nu [belanghebbende] geen relevante nadere gegevens heeft verstrekt en hij in beroep niet heeft gemotiveerd waarom de aanslag naar zijn mening te hoog is, acht zij de door [de Inspecteur] berekende hoogte van de omzet, die gebaseerd is op voorgaande jaren, aannemelijk. Ten aanzien van het privé gebruik auto en het urencriterium van de zelfstandigenaftrek heeft [belanghebbende] de bewijslast. [Belanghebbende] heeft hiertoe geen nadere gegevens overgelegd cq. beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank is van oordeel dat [belanghebbende] niet is geslaagd in zijn bewijslast. De rechtbank acht derhalve de door [de Inspecteur] vastgestelde aanslag aannemelijk.
9.
Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
10.
Nu het beroep ongegrond is verklaard ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.”

Geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

5.1. Tussen partijen is in geschil of de aanslag naar het juiste bedrag is opgelegd.
5.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Beoordeling van het hoger beroep

6.1. Het Hof is van oordeel dat de rechtbank, gelet op de voorhanden zijnde gegevens, op goede gronden een juiste beslissing heeft genomen. In beroep en hoger beroep heeft belanghebbende niets aangevoerd op grond waarvan een andere conclusie is gerechtvaardigd.
6.2. Belanghebbende heeft evenmin feiten of omstandigheden aannemelijk gemaakt op grond waarvan anders, formeel of inhoudelijk, over het hoger beroep moet worden geoordeeld.
6.3. Het Hof stelt daarentegen vast dat belanghebbende in zijn bezwaarschrift en daarna in zijn schrifturen bij de rechtbank en bij het Hof zich op ongepaste wijze heeft uitgelaten, in het bijzonder over medewerkers van de Belastingdienst, en dat hij niet of nauwelijks inhoudelijke klachten heeft aangedragen.
6.4. Dat voert het Hof tot de slotsom dat het hoger beroep ongegrond is. Daarbij heeft het Hof ook overwogen dat het geen reden ziet aan te nemen dat de heffingsrente, waartegen geen afzonderlijke grief is ingebracht, tot een onjuist bedrag is berekend. Bijgevolg moet worden beslist als hierna is vermeld.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig een partij in de proceskosten te veroordelen.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en H.A.J. Kroon, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.J. Jansen. De beslissing is op 28 februari 2014 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.