ECLI:NL:GHDHA:2014:131

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2014
Publicatiedatum
27 januari 2014
Zaaknummer
200.122.616-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident inzake exhibitie-vordering in civiele procedure tussen Van Oers United B.V. en Waterschap Hollandse Delta

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 februari 2014 een arrest gewezen in een incident dat voortkwam uit een hoger beroep. De appellanten, Van Oers United B.V., Holland Bean B.V. en Demijba B.V. (hierna: Van Oers c.s.), hebben een exhibitie-incident ingesteld tegen het Waterschap Hollandse Delta. Dit incident betreft een verzoek om afgifte van bepaalde documenten, waaronder telefoonspecificaties en een lijst van reparaties van een gemaal. Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest van 21 mei 2013 voor het procesverloop tot die datum. Tijdens een comparitie van partijen, die niet tot een schikking leidde, hebben Van Oers c.s. hun grieven en de incidentele vordering ingediend. Het Waterschap heeft verweer gevoerd tegen de exhibitievordering.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat een vordering op basis van artikel 843a Rv. alleen kan worden toegewezen als de verzoeker een gerechtvaardigd belang heeft, de gevraagde bescheiden betreft en deze bescheiden een rechtsbetrekking tussen de verzoeker en de houder van de bescheiden betreffen. Van Oers c.s. hebben onvoldoende onderbouwd dat het Waterschap over de gevraagde telefoonspecificaties beschikt. Ook de vordering om een lijst van reparaties te ontvangen is afgewezen, omdat het Waterschap al informatie had verstrekt en Van Oers c.s. niet konden aantonen dat er een andere lijst bestond.

Ten slotte heeft het hof geoordeeld dat de vordering om contracten en akten te ontvangen, die betrekking hebben op de overdracht van het beheer van het gemaal, niet kan worden toegewezen. Van Oers c.s. hebben niet aangetoond dat deze documenten relevant zijn voor hun rechtspositie in de onderhavige zaak. Het hof heeft de vordering ex artikel 843a Rv. afgewezen en de beslissing over de kosten van het incident aangehouden tot de beslissing over de hoofdzaak. De zaak is verwezen naar de rol van 4 maart voor het nemen van een memorie van antwoord in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.122.616/01
Zaaknummer rechtbank : 83288

Arrest van 4 februari 2014 in het incident (bij vervroeging)

inzake
1.
VAN OERS UNITED B.V.,
gevestigd te Ridderkerk,
2.
HOLLAND BEAN B.V.,
gevestigd te Heerle, gemeente Roosendaal,
3.
DEMIJBA B.V.,
gevestigd te Strijensas, gemeente Strijen,
appellanten in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
hierna te noemen: Van Oers c.s.,
advocaat: mr. W.M. Bijloo te Middelharnis, gemeente Goeree-Overflakkee,
tegen

WATERSCHAP HOLLANDSE DELTA,

zetelend te Ridderkerk,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
hierna te noemen: het Waterschap,
advocaat: mr. J.J. Jacobse te Middelburg.

Het geding

In deze zaak heeft het hof op 21 mei 2013 een tussenarrest gewezen. Het verwijst daarnaar voor het procesverloop tot die datum. Voorafgaand aan de in dat arrest bevolen comparitie van partijen hebben Van Oers c.s. producties ingezonden. De comparitie, waarvan proces-verbaal is opgemaakt, heeft niet tot een schikking geleid. Bij memorie van grieven, tevens houdende incidentele vordering ex artikel 843a Rv. (met producties), hebben Van Oers c.s. tien grieven tegen de beroepen vonnissen aangevoerd en een exhibitie-incident opgeworpen. Het Waterschap heeft bij memorie van antwoord in het incident tegen de exhibitievordering verweer gevoerd. In het incident is ten slotte arrest gevraagd.

Beoordeling

1.
Van Oers c.s. hebben gevorderd dat het hof het Waterschap zal veroordelen tot afgifte van
a. telefoonspecificaties van 25 en 26 juli 2007 van de inkomende gesprekken op zijn algemene en zijn calamiteitennummer, waarbij de laatste 3 of 4 cijfers al dan niet zijn afgeschermd;
b. een lijst van de reparaties van het (litigieuze) gemaal inhoudende de reparatiebehoeften van het gemaal en de versleten onderdelen (dag- en weekrapporten);
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van het Waterschap in de kosten van het incident.
In de memorie van grieven stellen Van Oers c.s. dat zij (ook) vorderen dat het Waterschap wordt veroordeeld tot afgifte van
c. contracten en (notariële) akten die betrekking hebben op de overdracht (van het beheer) van het gemaal door de Ambachtsheerlijkheid aan het Waterschap in 1999.
Dit wordt evenwel niet vermeld in het petitum.
2.
Het hof stelt voorop dat een op artikel 843a Rv. gebaseerde vordering slechts kan worden toegewezen als a) verzoeker bij inzage, afschrift of uittreksel een gerechtvaardigd belang heeft, b) het bepaalde bescheiden betreft en c) deze bescheiden een rechtsbetrekking tussen verzoeker en houder van de bescheiden betreffen. Bij betwisting door de (beweerde) houder van de bescheiden is het aan verzoeker om de bewijzen dat aan deze (cumulatieve) eisen is voldaan.
3.
Met betrekking tot de in rechtsoverweging 1, onder a, bedoelde telefoonspecificaties heeft het Waterschap naar voren gebracht dat het alle informatie die het heeft over inkomende gesprekken op 25 juli 2007, al in het geding heeft gebracht en dat het niet beschikt noch kan beschikken over verdere telefoonspecificaties dan wel specificaties waarin de laatste 3 of 4 cijfers niet zijn afgeschermd. Van Oers c.s. hebben niets naar voren gebracht waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het Waterschap zodanige bescheiden onder zich heeft of zou kunnen verkrijgen. Ten aanzien van de inkomende telefoongesprekken op 26 juli 2007 geldt dat Van Oers c.s. onvoldoende hebben onderbouwd waarom zij daarbij voldoende rechtmatig belang zouden hebben, nu zij wensen aan te tonen dat op 25 juli 2007 een telefonische melding is gedaan. Dit onderdeel van de vordering zal worden afgewezen.
4.
Ter zake van de in rechtsoverweging 1, onder b, bedoelde lijst van reparaties heeft het Waterschap erop gewezen dat het in eerste aanleg reeds een uitdraai van het logboek – waarin alle storingen, meldingen, defecten en controlewerkzaamheden zijn weergegeven – betreffende het gemaal in het geding heeft gebracht en dat Van Oers c.s. al over de gevraagde informatie beschikken. Het heeft voorts betwist dat er (naast genoemd logboek) zo’n lijst is en aangevoerd dat Van Oers c.s. onvoldoende naar voren hebben gebracht om het tegendeel aan te kunnen tonen. Het heeft nog wel een afschrift van de door haar medewerker […] vervaardigde digitale versie van een deel van het logboek als productie ingebracht. Van Oers c.s. hebben onvoldoende naar voren gebracht om de conclusie te rechtvaardigen dat het Waterschap (naast het logboek) een lijst als in het petitum onder b bedoeld onder zich heeft. De vordering zal ook in zoverre worden afgewezen.
5.
Voor zover al kan worden aangenomen dat tevens is gevorderd de afgifte van de in rechtsoverweging 1, onder c, bedoelde contracten en akten, heeft te gelden dat deze de rechtsbetrekking tussen het Waterschap en de voormalige eigenaar van het gemaal betreffen. Van Oers c.s. hebben aangevoerd dat zij van die stukken kennis willen nemen om te zien wat partijen over “de verantwoordelijkheid ten aanzien van het gemaal, het bezit en het bedrijfsmatig gebruik van het gemaal” en “het te verrichten beheer en onderhoud aan het gemaal” hebben afgesproken. Zij hebben niet gesteld, laat staan in enigerlei mate onderbouwd,
dathet Waterschap en de vorige eigenaar over (met name) beheer en onderhoud van het gemaal voor hen in de onderhavige zaak rechtens relevante afspraken hebben gemaakt. Dit verzoek komt daarom neer op een ‘fishing expedition’. Ook als moet worden aangenomen dat de afgifte van bedoelde contracten en akten onderdeel uitmaakt van hetgeen is gevorderd, zal de vordering in zoverre reeds daarom moeten worden afgewezen.
6.
De slotsom is dat het hof de bij wege van incident ingestelde vordering zal afwijzen. Het zal de beslissing over de kosten van het incident aanhouden tot de beslissing over de hoofdzaak.

Beslissing

Het hof:
- wijst de vordering ex artikel 843a Rv. af;
- verwijst de zaak naar de rol van 4 maart voor het nemen van een memorie van antwoord in de hoofdzaak.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.V. van den Berg, R. Kalden en E.F. Brinkman en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 februari 2014 in aanwezigheid van de griffier.