In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 februari 2014 een arrest gewezen in een incident dat voortkwam uit een hoger beroep. De appellanten, Van Oers United B.V., Holland Bean B.V. en Demijba B.V. (hierna: Van Oers c.s.), hebben een exhibitie-incident ingesteld tegen het Waterschap Hollandse Delta. Dit incident betreft een verzoek om afgifte van bepaalde documenten, waaronder telefoonspecificaties en een lijst van reparaties van een gemaal. Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest van 21 mei 2013 voor het procesverloop tot die datum. Tijdens een comparitie van partijen, die niet tot een schikking leidde, hebben Van Oers c.s. hun grieven en de incidentele vordering ingediend. Het Waterschap heeft verweer gevoerd tegen de exhibitievordering.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat een vordering op basis van artikel 843a Rv. alleen kan worden toegewezen als de verzoeker een gerechtvaardigd belang heeft, de gevraagde bescheiden betreft en deze bescheiden een rechtsbetrekking tussen de verzoeker en de houder van de bescheiden betreffen. Van Oers c.s. hebben onvoldoende onderbouwd dat het Waterschap over de gevraagde telefoonspecificaties beschikt. Ook de vordering om een lijst van reparaties te ontvangen is afgewezen, omdat het Waterschap al informatie had verstrekt en Van Oers c.s. niet konden aantonen dat er een andere lijst bestond.
Ten slotte heeft het hof geoordeeld dat de vordering om contracten en akten te ontvangen, die betrekking hebben op de overdracht van het beheer van het gemaal, niet kan worden toegewezen. Van Oers c.s. hebben niet aangetoond dat deze documenten relevant zijn voor hun rechtspositie in de onderhavige zaak. Het hof heeft de vordering ex artikel 843a Rv. afgewezen en de beslissing over de kosten van het incident aangehouden tot de beslissing over de hoofdzaak. De zaak is verwezen naar de rol van 4 maart voor het nemen van een memorie van antwoord in de hoofdzaak.