Door de Belastingdienst/FIOD-ECD/kantoor [S] (hierna: de FIOD) is een strafrechtelijk onderzoek uitgevoerd, waarbij eiser en [C] als verdachten zijn verhoord. De processen-verbaal van deze verhoren zijn gedagtekend 9 maart 2009 en behoren in kopie tot de gedingstukken. Het proces-verbaal van het verhoor van eiser heeft het codenummer [...], en dat van het verhoor van [C] het codenummer [...]. In het proces-verbaal [...] is onder meer het volgende vermeld:
”
(Nadat [eiser] is voorgehouden dat de aangiften omzetbelasting ten name van [de BV] over de perioden 1e kwartaal 2005 tot en met het 3e kwartaal 2007 niet zijn binnen gekomen bij de Belastingdienst en hem is gevraagd waarom [de BV] geen aangifte heeft gedaan over voornoemde perioden.)
”Ik kan mij herinneren dat er aangiften omzetbelasting zijn ontvangen bij [de BV]. Ik weet dat als een aangifte omzetbelasting is ontvangen, deze binnen een maand ingevuld teruggestuurd moet worden. Ik weet niet waarom deze niet ingevuld zijn ingeleverd.
Nadat de aangifte 1e kwartaal 2005 is ontvangen door [de BV] is ontvangen wordt door [C] uitgerekend hoeveel afgedragen dient te worden aan de Belastingdienst. Het bedrag wat betaald diende te worden (€ 65.470,00 diende betaald te worden) was hoog, door [de BV] waren investeringen gedaan en [de BV] beschikte niet over dit bedrag. Na vergadering tussen mij, mijn broer en [C] is onderling besloten om de aangifte later in te dienen. Ik had de uiteindelijke beslissing hierover. Ik had wel tegen [C] gezegd dat hij hierover contact moest opnemen met de Belastingdienst. Vermoedelijk is voordat [C] contact opgenomen heeft met de Belastingdienst een voorlopige aanslag ontvangen. Na ontvangst van de voorlopige aanslag is besloten om deze voorlopige aanslag te betalen. Door investeringen, aflossingen van schulden aan de bank en een pand (...) wat niet verkocht werden de aangiften omzetbelastingen niet gedaan. Door opstapeling van de bedragen welke aan de Belastingdienst betaald moesten worden, was ik genoodzaakt om met deze werkwijze verder te gaan.”
(…)
(Nadat hem is voorgehouden dat volgens het grootboek in totaal de volgende bedragen aan de Belastingdienst hadden moeten worden afgedragen:
- 1e tot en met het 4e kwartaal 2005: € 125.148;
- 1e tot en met het 4e kwartaal 2006: € 315.548;
- 1e tot en met het 3e kwartaal 2007: € 407.528.
en hem is voorgehouden dat het totaal € 848.224 bedraagt en hem om een reactie is gevraagd.)
”Ik weet dat dit betaald had moeten worden. Ik heb bewust misbruik gemaakt van de Belastingdienst om zodoende investeringen te kunnen doen en schulden aan de bank af te kunnen betalen.”
”(...)Na diverse keren gewaarschuwd te zijn is door mij geen actie ondernomen om deze bedragen te betalen.”
(…)
”Ik herken deze afdrukken uit het grootboek over het 4e kwartaal 2007 en 1e kwartaal 2008 uit de boekhouding van [de BV] (...)”
(…)
”Ik heb geen verklaring voor het betalen van € 68.233,- omzetbelasting 4e kwartaal 2007 in plaats van € 200.038,00, dat betaald diende te worden.”
(…)
(Nadat hem is voorgehouden dat de controlerend ambtenaren hebben geconstateerd dat op 28 juni 2008, acht dagen na de aanvang van het boekenonderzoek, door [de BV] een bedrag van € 1.000.000,- is overgeboekt naar de bankrekening van [D] B.V. onder vermelding van ’veiligstelling’ en hem om een reactie is gevraagd.)
”Een bedrag van € 1.000.000,- is overgeboekt naar de bankrekening van [D] B.V. onder vermelding van ’veiligstelling’ omdat ik bang was dat door derden beslag gelegd zou worden. Na overleg tussen mijn broer, mij en [C] is door mij besloten om dit bedrag over te boeken.”
Ondertekening gehoorde
Na doorlezing van deze tekst verklaar ik dat dit een juiste weergave is van wat ik heb gezegd.”
In het proces-verbaal [...] van het verhoor van [C] is onder meer het volgende vermeld:
”Ik ben in 2000 begonnen bij (...) als financieel controller. Ik deed tevens de administratie van [de BV] en (...). Ik was verantwoordelijk voor de hele administratie van (...), [de BV] en (...). (...)
Omstreeks oktober 2006 ben ik eerst parttime, ongeveer 24 uur per maand, en vanaf 1 januari 2007 fulltime in loondienst bij [E] B.V. gegaan en word ik uitgeleend aan [de BV]. [E] B.V. is een onderneming van (...) een neef van [eiser] en [B].
”Tot augustus 2003 heb ik de administratie van [de BV] verzorgd. Hierna hebben twee dames, (...) de administratie proberen te doen. Zoals ik al heb verklaard heb verleende ik in de periode van augustus 2003 tot 1 januari 2007 allerlei hand- en spandiensten. Onder hand- en spandiensten versta ik conflicten met de crediteuren en [bank] oplossen, contactpersonen zijn voor de Belastingdienst in verband met ingestelde controles, overleg met de directie voeren met betrekking tot allerlei zaken die de ondernemingen aangingen en ook keek ik met een schuin oog naar de administratie. (...)
Vanaf 1 januari 2007 ben ik de financiële administratie gaan verzorgen. Er was toen een grote achterstand in de boekhouding. (...) Met betrekking tot de aangiften omzetbelasting van [de BV] veranderde er niets, er was nog steeds een groot liquiditeitsprobleem en derhalve werden er geen aangiften omzetbelasting gedaan.”
(…)
Ondertekening gehoorde
Na doorlezing van deze tekst verklaar ik dat dit een juiste weergave is van wat ik heb gezegd.”
(…)”