In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 16 juli 2013, betreffende een navorderingsaanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2009. De Inspecteur had op 25 september 2012 een primitieve aanslag opgelegd, waarbij het belastbaar inkomen uit werk en woning op nihil was vastgesteld, na verrekening van een verlies uit onderneming. Later, op 17 november 2012, werd een navorderingsaanslag opgelegd, waarbij het belastbaar inkomen werd vastgesteld op € 16.186. Belanghebbende stelde dat de navorderingsaanslag onterecht was, omdat de fout die de Inspecteur had gemaakt bij de vaststelling van de aanslag niet kenbaar was voor haar. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, en het Hof bevestigde deze uitspraak. Het Hof oordeelde dat de fout in het automatiseringssysteem van de Belastingdienst leidde tot een te lage belastingheffing, en dat de navorderingsaanslag terecht was opgelegd. De rechtbank en het Hof concludeerden dat de fout kenbaar was voor belanghebbende, omdat de te weinig geheven belasting meer dan 30% van de verschuldigde belasting bedroeg. De uitspraak van het Hof bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.