ECLI:NL:GHDHA:2013:CA3468
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- M. Stollenwerck
- A. Labohm
- J. Mulder
- Rechtspraak.nl
Waardering van een woning in het kader van verdeling en procesuele perikelen
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure met betrekking tot de verdeling van een woning na echtscheiding. De vrouw, hierna aangeduid als de verzoekster, had in eerste aanleg een verzoek ingediend tot taxatie van de woning, die zich bevond in [plaats]. De rechtbank had in een eerdere beschikking de alimentatie voor de vrouw vastgesteld en de man, hierna aangeduid als de verweerder, had een vergoedingsrecht geclaimd op de gemeenschap van de woning. Het hof had in een tussenbeschikking van 22 augustus 2012 de bestreden beschikking vernietigd en de alimentatie voor de vrouw vastgesteld op € 4.500,- bruto per maand, met een verlaging naar € 3.600,- per maand na 22 december 2014. De vrouw had op 20 februari 2013 een aanvullend verzoek ingediend, waarin zij vroeg om het taxatierapport van 1 juli 2011 als uitgangspunt te nemen voor de waardering van de woning. De man had hiertegen verweer gevoerd en stelde dat het verzoek niet toelaatbaar was.
Het hof oordeelde dat het primaire verzoek van de vrouw, gedaan na sluiting van de mondelinge behandeling, in strijd was met de eisen van een goede procesorde en wees dit af. Het subsidiaire verzoek werd afgewezen wegens gebrek aan belang, aangezien het taxatierapport op 8 maart 2013 al bij het hof was ingekomen. Het hof oordeelde verder dat de man geen vergoedingsrecht toekwam, omdat hij met de onverplichte vermogensoverheveling tijdens het huwelijk had voldaan aan een natuurlijke verbintenis. De woning werd getaxeerd op € 865.000,-, en het hof bepaalde dat de man de helft van deze waarde, zijnde € 432.500,-, aan de vrouw diende te betalen bij de verdeling van de woning.
De beslissing van het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank en bepaalde dat de man de helft van de getaxeerde waarde aan de vrouw moest uitkeren. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof wees het overige in hoger beroep verzochte af. Deze uitspraak werd gedaan op 5 juni 2013 door de rechters M. Stollenwerck, A. Labohm en J. Mulder, bijgestaan door griffier mr. Van Waning.