GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 22 mei 2013
Zaaknummer : 200.120.416/01
Rekestnummer rechtbank : F1 RK 12-698 en F1 RK 12-2580
[appellant 1],
wonende te Rotterdam,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. K. el Joghrafi te Rotterdam-Hoogvliet,
[geïntimeerde 1],
wonende te Rotterdam,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. S. Kandemir te Dordrecht.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 18 januari 2013 in hoger beroep gekomen van een beschik¬king van 19 oktober 2012 van de rechtbank Rotterdam.
De vrouw heeft op 11 maart 2013 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- op 7 februari 2013 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 14 maart 2013 een brief van 11 maart 2013 met bijlage;
- op 22 april 2013 een brief van 21 april 2013 met bijlagen.
De raad heeft bij brief van 28 maart 2013 aan het hof laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
De zaak is op 2 mei 2013 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Voorts is, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald dat:
- de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot de hierna te noemen minderjarige als volgt zal zijn:
De minderjarige verblijft twee aan de hand van het werkrooster van de man in onderling overleg tussen partijen vast te stellen dagen per week bij de man. Daarnaast verblijft de minderjarige gedurende de helft van de vakanties bij de man, met dien verstande dat tijdens de zomervakantie de minderjarige in de oneven jaren vier weken bij de vrouw verblijft en de overige twee weken bij de man en in de even jaren vier weken bij de man en de overige twee weken bij de vrouw. Tijdens de helft van de feestdagen, waaronder de Islamitische, verblijft de minderjarige bij de man, met dien verstande dat in de even jaren de minderjarige de eerste dag van het Suikerfeest bij de man verblijft en de eerste dag van het Offerfeest bij de vrouw en dat de minderjarige in de oneven jaren de eerste dag van het Suikerfeest bij de vrouw verblijft en de eerste dag van het Offerfeest bij de man;
- de man aan de vrouw, met ingang van het tijdstip waarop de echtscheidingsbeschikking is of zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, telkens bij vooruitbetaling, zal uitkeren
€ 410,- per maand;
- ten laste van de man aan de vrouw een uitkering tot levensonderhoud is toegekend van
€ 500,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, voor het eerst op de dag dat de echtscheidingsbeschikking is of zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil zijn de toedeling van de zorg- en opvoedingstaken, hierna: zorgregeling, met betrekking tot de minderjarige[naam], geboren op [geboortedatum] 2003 te Rotterdam (hierna: de minderjarige), alsmede de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw, hierna ook: partneralimentatie, en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding, hierna: kinderalimentatie, ten behoeve van de minderjarige.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen (het hof leest: uitsluitend voor zover het de zorgregeling, de partneralimentatie en kinderalimentatie betreft) en, in zoverre opnieuw beschikkende, te bepalen dat er tussen hem en de minderjarige een zorgregeling zal zijn, waarbij de man (het hof leest: de minderjarige) drie à vier dagen bij hem zal verblijven, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen (nader te specificeren). Voorts verzoekt de man de verzoeken van de vrouw ter zake de kinder- en partneralimentatie af te wijzen.
3. De vrouw verzoekt het beroep van de man ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
4. De man kan zich niet verenigen met de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling. De man vindt een zorgregeling, waarbij hij de minderjarige twee dagen per week bij zich heeft, gezien zijn werkrooster en de vele vrije dagen die hij heeft, te gering. De man is minimaal vier dagen per week vrij en wil om die reden een meer evenredige zorgregeling waarbij de minderjarige drie à vier dagen bij hem verblijft. Bovendien kan de man zich niet verenigen met de door de rechtbank bepaalde zorgregeling ter zake de vakanties en (Islamitische) feestdagen, omdat die naar de mening van de man voor beide partijen onpraktisch is. Ter terechtzitting van het hof heeft de man verzocht te bepalen dat hij de minderjarige gedurende de zomervakantie om het jaar bij zich mag hebben. Voorts heeft de man gesteld dat de eerste Islamitische feestdag de belangrijkste feestdag is en hij heeft voorgesteld die dag te delen, in die zin dat de minderjarige die dag tot circa 13.00 uur of 14.00 uur bij hem is en voor het overige bij de vrouw.
5. De vrouw stimuleert het contact tussen de man en de minderjarige maar stelt dat de man de huidige zorgregeling, waarbij hij de minderjarige twee dagen per week bij zich heeft, niet nakomt. Zij wil eerst dat de man aantoont dat hij die zorgregeling na kan komen voordat tot een uitbreiding van die regeling kan worden overgegaan. Voorts stelt de vrouw dat partijen de zorgregeling met betrekking tot de vakanties en feestdagen in onderling overleg moeten regelen.
6. Het hof oordeelt als volgt. Zowel uit de aan het hof overgelegde stukken als het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat sprake is van verwijten over en weer. De man verwijt de vrouw dat zij de zorgregeling met de minderjarige frustreert en de vrouw verwijt de man dat hij de zorgregeling van twee dagen per week niet nakomt. Het hof acht ieder van de ouders echter in staat de minderjarige de verzorging en opvoeding te bieden die aansluit op zijn behoefte en beiden tonen een grote betrokkenheid op de minderjarige. Bovendien heeft de vrouw ter terechtzitting van het hof onderstreept dat zij het contact tussen de man de minderjarige belangrijk vindt. Gelet hierop, alsmede gelet op het werkrooster van de man, komt het hof een zorgregeling, waarbij de man de minderjarige drie dagen per week bij zich heeft, redelijk voor. Het hof zal die regeling derhalve vaststellen, en voorts vaststellen dat partijen in onderling overleg regelen op welke dagen de minderjarige naar de man zal gaan. Het hof merkt daarbij op dat beide partijen zich aan die regeling dienen te houden.
De zorgregeling tijdens de zomervakanties en de (Islamitische) feestdagen is voor beide partijen belangrijk gebleken. Het hof zal om die reden bepalen dat de minderjarige in de oneven jaren de gehele zomervakantie en alle (Islamitische) feestdagen bij de man zal zijn en in de even jaren bij de vrouw. Mede gezien het feit dat de vrouw heeft gesteld dat zij dit jaar naar Turkije wil en de minderjarige dan bij de man zal verblijven, zal het hof zowel de komende zomervakantie als (het restant van) de (Islamitische) feestdagen dit jaar bij de man bepalen.
Partner- en kinderalimentatie
7. Op 1 april 2013 is de nieuwe Richtlijn voor de vaststelling van kinderalimentatie van de Werkgroep Alimentatienormen (hierna: nieuwe richtlijn) in werking getreden. De aanbevelingen die per 1 april 2013 in werking zijn getreden, zullen worden toegepast bij wijzigingen die zich vanaf 1 april 2013 voordoen dan wel bij alimentaties die nadien voor het eerst worden vastgesteld.
De rechtbank heeft in de onderhavige procedure de partner- en kinderalimentatie vastgesteld met ingang van de dag dat de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand en daartegen is niet in hoger beroep opgekomen. Ter terechtzitting van het hof is vast komen te staan dat de echtscheidingsbeschikking nog niet is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Dit brengt met zich dat het hof de kinderalimentatie zal vaststellen met inachtneming van de nieuwe richtlijn. De standpunten van partijen zijn evenwel gebaseerd op de “oude” richtlijn, hetgeen is gebleken uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting.
Het vorenstaande leidt ertoe dat het hof partijen in de gelegenheid zal stellen zich schriftelijk uit te laten over de vast te stellen kinderalimentatie aan de hand van de nieuwe richtlijn, met daarin onder meer een berekening van de behoefte, de zorgkorting met inachtneming van deze beschikking en een berekening van de draagkracht. Vervolgens mogen beide partijen op elkaars standpunten reageren. Eventuele verdere correspondentie nadien wordt buiten beschouwing gelaten. Het hof benadrukt hierbij dat het niet de bedoeling is dat partijen nieuwe stukken aanleveren maar zich uitsluitend uitlaten over de kinderalimentatie aan de hand van de nieuwe richtlijn. Het hof verwacht wel van partijen dat zij aan het hof de datum van de inschrijving van de echtscheiding zullen mededelen.
Aangezien de nieuwe richtlijn wezenlijk verschilt met de oude richtlijn heeft het hof ervoor gekozen om de nieuwe richtlijn niet ter zitting ter sprake te brengen, maar partijen in de gelegenheid te stellen zich ter zake schriftelijk uit te laten zodat de beide advocaten de nieuwe richtlijn en de gevolgen daarvan voor de kinderalimentatie in alle rust met hun cliënten kunnen bespreken. Het hof zal de behandeling van de zaak voor wat betreft de partner- en kinderalimentatie aanhouden tot 27 juli 2013 pro forma.
8. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
alvorens verder te beslissen:
houdt de behandeling van de zaak voor wat betreft de partner- en kinderalimentatie aan tot 27 juli 2013 pro forma, ter fine als vermeld in rechtsoverweging 7;
vernietigt de bestreden beschikking voor wat betreft de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de minderjarige drie, aan de hand van het werkrooster van de man in onderling overleg tussen partijen vast te stellen, dagen per week bij de man zal zijn;
bepaalt dat de minderjarige dit jaar en in de oneven jaren de gehele zomervakantie en alle (Islamitische) feestdagen bij de man zal zijn en in de even jaren bij de vrouw;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voor¬raad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stollenwerck, Husson en Bos, bijge¬staan door Suderée als griffier, en uitgespro¬ken ter openbare terecht¬zitting van 22 mei 2013.