Rolnummer: 22-005605-12
Parketnummer: 09-655399-11
Datum uitspraak: 3 mei 2013
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 15 augustus 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1958,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 19 april 2013.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een (of meer ) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 20 februari 2011 tot en met 22 juni 2011 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 80, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 20 februari 2011 tot en met 22 juni 2011 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van de verzegeling(en) aan het telwerkhuis van de electriciteitsmeter.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 20 februari 2011 tot en met 22 juni 2011 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld een hoeveelheid van in totaal ongeveer 80 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in of omstreeks de periode van 20 februari 2011 tot en met 22 juni 2011 te 's-Gravenhage, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen stroom, in toebehorende aan Stedin Netbeheer BV.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte bepleit dat de doorzoeking in de woning onrechtmatig is geweest, op gronden zoals in haar ter terechtzitting overgelegde appelschriftuur vermeld.
Het hof verwerpt dit verweer, immers staat vast blijkens het proces-verbaal binnentreden d.d. 22 juni 2011 dat de verdachte de verbalisant vrijwillig heeft binnengelaten en hem vervolgens uit eigen beweging de hennepkwekerij en alles wat daarbij hoort, heeft laten zien.
Blijkens zijn verklaring tegenover de politie heeft verdachte een ander in de gelegenheid gesteld in een ruimte achter de dierenwinkel een hennepplantage op te bouwen en aldaar hennep te telen. De verdachte stond erbij toen de kwekerij werd opgebouwd en de elektriciteitsvoorziening werd aangelegd door de elektricien. Hij weet exact hoeveel planten daar stonden, hoe er belicht werd, hoe de watervoorziening geregeld was, hoe de kweek was verlopen, wat de opbrengst in grammen en in geld was, welke soort hennepplant werd geteeld en hoeveel geld hij, verdachte, en die ander eraan hebben overgehouden. De verdachte acht zichzelf "gewoon verantwoordelijk" voor de kwekerij. Op grond van deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat sprake is geweest van een zo nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en die andere persoon dat sprake is van medeplegen ten aanzien van het telen van hennep.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met een ander hennep geteeld en elektriciteit ten behoeve van die hennepteelt gestolen. Verdachte heeft hierbij gehandeld uit financieel gewin en zich niet bekommerd om de gevolgen van illegale hennepteelt voor de volksgezondheid. Voorts heeft verdachte elektriciteit ten behoeve van die teelt gestolen. Dit is een ergerlijk feit dat financiële schade veroorzaakt.
Verdachte is in het verdere verleden veroordeeld voor strafbare feiten van diverse aard. Recent (2011) is hij veroordeeld wegens mishandeling. Onlangs is verdachte wederom met de politie in aanraking is gekomen wegens hennepteelt.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat thans een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. TH.W.H.E. Schmitz,
mr. M.J.J. van den Honert en mr. W.B.M. Tomesen, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 mei 2013.
Mr. W.B.M. Tomesen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.