ECLI:NL:GHDHA:2013:CA0733

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.115.875/01 en 200.115.877/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Labohm
  • Y. Ydema
  • M. Mertens-de Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en verdeling van de huwelijksgemeenschap na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie en de verdeling van de huwelijksgemeenschap na de echtscheiding van partijen. De vrouw heeft op 30 oktober 2012 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 3 augustus 2012. De man heeft op 18 december 2012 een verweerschrift ingediend, waarin hij tevens incidenteel appel heeft ingesteld. De vrouw heeft op 30 januari 2013 gereageerd op het incidenteel appel. De zaak is op 8 maart 2013 mondeling behandeld, waarbij beide partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

De rechtbank had in de eerdere beschikking bepaald dat de man met ingang van de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand een bedrag van € 252,50 per maand per kind aan de vrouw moest betalen voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. De man verzoekt in hoger beroep om een aanpassing van de zorgregeling en de kinderalimentatie, en om de verkoop van de voormalig echtelijke woning. De vrouw verzet zich tegen de verzoeken van de man en vraagt om vernietiging van de eerdere beschikking voor zover deze de kinderalimentatie en de verdeling van de huwelijksgemeenschap betreft.

Het hof heeft de kinderalimentatie berekend op basis van de nieuwe richtlijn voor de vaststelling van kinderalimentatie, die op 1 april 2013 in werking is getreden. De man heeft een netto besteedbaar inkomen van € 3.383,- per maand, terwijl de vrouw een netto besteedbaar inkomen heeft van € 999,- per maand. Het hof heeft vastgesteld dat de man tot 1 april 2013 € 336,- per maand per kind moet betalen en vanaf 1 april 2013 € 285,- per maand per kind. Daarnaast heeft het hof de verdeling van de huwelijksgemeenschap beoordeeld, waarbij de vrouw de personenauto heeft gekregen, onder de verplichting om de helft van de waarde aan de man te vergoeden. De man en de vrouw zijn beide draagplichtig voor de schuld aan de vader van de vrouw, die is ontstaan tijdens het huwelijk.

De beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Ydema en Mertens-de Jong, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 mei 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 8 mei 2013
Zaaknummer : 200.115.875/01 en 200.115.877/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 11-5914 en FA RK 12-1093
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verzoekster, tevens incidenteel verweerster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. R. van Venetiën te Alphen aan den Rijn,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. R. van Biezen te Leidschendam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 30 oktober 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 3 augustus 2012 van de rechtbank ‘s-Gravenhage.
De man heeft op 18 december 2012 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De vrouw heeft op 30 januari 2013 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vrouw:
- op 5 november 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 8 november 2012 een brief van 7 november 2012 met bijlage;
- op 27 februari 2013 een faxbericht met bijlagen;
van de zijde van de man:
- op 4 maart 2013 een faxbericht met bijlagen.
De zaak is op 8 maart 2013 mondeling behandeld. Ter zitting zijn verschenen: partijen, bijgestaan door hun advocaten. De man heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is de echtscheiding uitgesproken en is, voor zover in hoger beroep van belang, uitvoerbaar bij voorraad:
- bepaald dat de man, met ingang van de dag waarop de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen aan de vrouw, die de minderjarigen verzorgt en opvoedt, zal betalen een bedrag van € 252,50 per maand per kind, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
- opgenomen de door partijen getroffen onderlinge regeling van hun betrekkingen na de echtscheiding, zoals neergelegd in het (in fotokopie) aan de beschikking gehechte ouderschapsplan; en
- de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld als volgt: onder de voorwaarde dat de huwelijksgemeenschap wordt ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
• de gezamenlijke woning te ([postcode]) [woonplaats], [adres] dient te worden verkocht en geleverd aan een derde, de hypothecaire geldleningen die op deze woning rusten dienen te worden afgelost met de verkoopopbrengst van de woning en een eventuele overwaarde (na aftrek van de op de verkoop rustende kosten) dan wel de onderwaarde dient bij helfte tussen partijen te worden verdeeld;
• de aan de hypothecaire geldlening gekoppelde levensverzekering dient na verkoop en levering van de gezamenlijke woning te worden beëindigd en de waarde hiervan dient bij helfte tussen partijen te worden verdeeld;
1. aan de man worden toebedeeld:
1.1. de bij hem in bezit zijnde inboedelgoederen;
2. aan de vrouw worden toebedeeld:
2.1. de bij haar in bezit zijnde inboedelgoederen, zulks onder vergoeding aan de man van € 500,- te zijner tijd te voldoen uit haar deel van de vermoedelijke overwaarde uit de woning;
2.2. personenauto merk Kia[type] kenteken [X], zulks onder de verplichting de helft van de waarde per peildatum aan de man te vergoeden.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
De echtscheidingsbeschikking is op 6 december 2012 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil zijn:
- de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna: kinderalimentatie) voor de minderjarigen [Y], geboren op [in] 1999 te [woonplaats], en [Z], geboren op [in] 2001 te [woonplaats] (hierna gezamenlijk: de minderjarigen);
- de verdeling van de huwelijksgemeenschap welke door echtscheiding is ontbonden op
6 december 2012;
- de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) met betrekking tot de minderjarige Mirte; en
- de verkoop van de voormalig echtelijke woning.
2. De vrouw verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking, met inachtneming van al hetgeen in het lichaam van het beroepschrift is gesteld en overgelegd, te vernietigen, voor zover die beschikking de door de man te betalen kinderalimentatie en voor zover die beschikking de (verdeling/samenstelling/omvang van de) huwelijksgemeenschap betreft, kosten rechtens.
3. De man bestrijdt het beroep van de vrouw en verzoekt het hof de vrouw in haar ingestelde beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het verzoek van de vrouw af te wijzen.
4. De man verzoekt bij wijze van zelfstandige verzoeken om, waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. een aanvulling op de zorgregeling vast te stellen waarbij de minderjarige [Y] om de week – in de week dat de zorgregeling in het weekend niet plaatsvindt – op vrijdag na school bij de man verblijft tot vrijdagavond 18.00 uur, een en ander in overleg met de minderjarige [Y] te bepalen;
b. een kinderalimentatie vast te stellen zoals het hof in goede justitie vermeent te bepalen;
c. een vergoeding van € 1.750,- ter zake van de verdeling van de Kia [type];
d. te bepalen dat de man de voormalig echtelijke woning bij uitsluiting van de vrouw mag verkopen en dat de door het hof te geven beschikking in de plaats treedt van de wilsverklaring van de vrouw, zodat de beschikking kan worden gebruikt bij de notaris als toestemming voor de levering van de woning aan een derde, met toestemming om in overleg met de makelaar onderhoud aan en rond de woning te plegen en die kosten eerst in mindering te brengen op de overwaarde.
5. De vrouw verzet zich tegen de zelfstandige verzoeken van de man en verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn incidenteel appel, althans dat appel af te wijzen.
6. De man heeft ter zitting zijn zelfstandige verzoeken zoals in zijn petitum in incidenteel appel geformuleerd onder a en d ingetrokken, waardoor deze niet meer aan het hof voorliggen.
Kinderalimentatie
De nieuwe richtlijn
7. Het hof overweegt als volgt. Het betreft in onderhavige zaak een eerste vaststelling van de kinderalimentatie. De ingangsdatum van een door de man te betalen kinderalimentatie is 6 december 2012, zijnde de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. De vrouw kan zich niet vinden in de door de rechtbank vastgestelde draagkracht van de man. De man heeft in zijn verweerschrift in hoger beroep zijn draagkracht in volle omvang aan de orde gesteld. Het hof stelt vast dat zich met ingang van 1 april 2013 in ieder geval een wijziging van omstandigheden voordoet, nu ingaande die datum de zogenoemde ‘eigenwoningregeling’ niet meer van toepassing is en de man de rente hypothecaire geldlening ingaande die datum niet meer fiscaal kan aftrekken.
8. Met ingang van 1 april 2013 is in werking getreden de nieuwe Richtlijn voor de vaststelling van kinderalimentatie van de Werkgroep Alimentatienormen (hierna: nieuwe richtlijn). Door de Werkgroep Alimentatienormen wordt aanbevolen om de behoefte en draagkracht te berekenen volgens de nieuwe rekenwijze als de ingangsdatum van de vaststelling (of wijziging) van de kinderalimentatie ligt vanaf 1 april 2013. Ter zitting in hoger beroep is door de man een beroep gedaan op deze nieuwe richtlijn. De vrouw heeft zich voor wat betreft de analoge toepassing van de nieuwe richtlijn ingaande
6 december 2012 gerefereerd aan het oordeel van het hof.
9. Gezien het feit dat er in de draagkracht van de man vanaf 1 april 2013 een wijziging van omstandigheden plaatsvindt, zal het hof uit pragmatische overwegingen ingaande 6 december 2012 de feiten en omstandigheden mede toetsen aan de nieuwe richtlijn. De uitgangspunten voor de vaststelling van kinderalimentatie blijven op grond van de wet behoefte en draagkracht. De rechter dient in zijn beoordeling met betrekking tot de kinderalimentatie rekening te houden met alle rechtens relevante feiten en omstandigheden van het betreffende geval. Gelet op het belang van het kind bij een onderhoudsbijdrage, dient de draagkracht van de ouders zoveel mogelijk te worden gemaximaliseerd, ook indien de beide ouders financieel niet in staat zijn om volledig te voorzien in de behoefte van de kinderen.
Behoefte van de minderjarigen
10. Niet in geschil is dat het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de minderjarigen € 795,- per maand bedraagt. Het hof zal conform de nieuwe richtlijn, zoals deze geldt met ingang van 1 januari 2013, het kindgebonden budget dat de vrouw ontvangt hiervan aftrekken. Het hof heeft het door vrouw ontvangen kindgebonden budget ingaande 1 januari 2013 berekend op € 148,- per maand. Het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de minderjarigen komt daarmee op € 647,- per maand.
Draagkracht van de man
Eigen woning
11. De man heeft de echtelijke woning verlaten in maart 2011. De vrouw is met de kinderen in de woning blijven wonen. De man betaalde en betaalt de volledige hypotheekrente. Op grond van de fiscale regelgeving kon de man slechts de helft van hypotheekrente gedurende de periode van twee jaar nadat hij feitelijk de woning had verlaten fiscaal in aftrek brengen. De rechtbank heeft naar het oordeel van het hof derhalve op een correcte wijze de aftrekbaarheid van de hypotheekrente in de draagkracht betrokken.
Netto besteedbaar inkomen
12. Bij de vaststelling van de kinderalimentatie conform de nieuwe richtlijn is het netto besteedbaar inkomen van de alimentatieplichtige het uitgangspunt. Bij de berekening van dit netto besteedbaar inkomen dienen de kosten en voordelen met betrekking tot de eigen woning, alsmede de fiscale gevolgen met betrekking tot de auto van de zaak, buiten beschouwing te worden gelaten. Wel dient rekening te worden gehouden met de van toepassing zijnde heffingskortingen.
13. De man is loontrekkende. Het hof gaat bij de berekening van het netto besteedbaar inkomen van de man uit van de door hem overgelegde jaaropgaaf 2012. Hieruit volgt een inkomen van € 65.194,- per jaar en een ingehouden bijdrage Zorgverzekeringswet van € 3.555,-. Voorts houdt het hof rekening met de algemene heffingskorting en met de arbeidskorting. Dit leidt tot een netto besteedbaar inkomen van de man van € 3.383,- per maand.
14. De woonlast die op basis van de nieuwe richtlijn bij de berekening van de draagkracht van de man in aanmerking dient te worden genomen, is 30 % van het netto besteedbaar inkomen, zijnde € 1.015,- per maand. Uit de financiële stukken van de man volgt echter dat de feitelijk betaalde huur slechts € 950,- bedraagt. Deze huur betaalde de man met zijn partner gezamenlijk. De partner van de man heeft vanaf 1 januari 2013 geen inkomsten meer. Vanaf 1 januari 2013 wordt de huur uisluitend door de man betaald. Naar het oordeel van het hof dient in het kader van de vaststelling van de draagkracht van de onderhoudsplichtige rekening te worden gehouden met in beginsel alle redelijke lasten van de onderhoudsplichtige. Gezien het inkomen van de man acht het hof een dergelijke woonlast redelijk.
15. Het hof houdt bij de berekening van de draagkracht van de man dan ook rekening met de feitelijke woonlast van € 950,- per maand. Voorts houdt het hof conform de nieuwe richtlijn rekening met het forfaitaire bedrag van € 850,- voor de kosten van levensonderhoud van de man. Blijkens de nieuwe richtlijn kan met bepaalde lasten die drukken op de draagkracht van de onderhoudsplichtige, zoals bijvoorbeeld betalingen in verband met de restschuld voor de voormalig rechtelijke woning, rekening worden gehouden door het draagkrachtloos inkomen te verhogen. Niet in geschil is dat de door de man te betalen rente hypothecaire geldlening met betrekking tot de voormalige echtelijke woning op zijn draagkracht drukt. Gelet hierop zal het hof met deze last rekening houden door het draagkrachtloos inkomen van de man te verhogen met de door hem te betalen rente. Tot 1 april 2013 wordt het draagkrachtloos inkomen verhoogd met een bedrag van € 638,-, waarbij rekening is gehouden met de fiscale aftrekbaarheid van de helft van de rente hypothecaire geldlening. Ingaande 1 april 2013 wordt het draagkrachtloos inkomen verhoogd met een bedrag van € 783,-, in welke periode de rente hypothecaire geldlening gezien de fiscale regelgeving niet meer aftrekbaar is van het belastbaar inkomen van de man.
16. Het draagkrachtloos inkomen van de man bedraagt tot 1 april 2013 € 2.438,- (€ 950,- + € 850,- + € 638,-) en ingaande 1 april 2013 € 2.583,- (€ 950,- + € 850,- + € 783,-).
17. De draagkrachtruimte van de man bedraagt tot 1 april 2013 € 945,- (€ 3.383,- - € 2.438,-). Rekening houdend met een percentage van 70 van de draagkrachtruimte en met het fiscale voordeel dat de man geniet, begroot het hof in redelijkheid de draagkracht van de man tot 1 april 2013 op € 769,- per maand.
18. De draagkrachtruimte van de man bedraagt vanaf 1 april 2013 € 800,- (€ 3.383,- - € 2.583,-). Rekening houdend met een percentage van 70 van de draagkrachtruimte en met het fiscale voordeel dat de man geniet, begroot het hof in redelijkheid de draagkracht van de man vanaf 1 april 2013 op € 667,- per maand.
Draagkracht van de vrouw
19. Het hof gaat bij de berekening van het netto besteedbaar inkomen van de vrouw uit van de door haar overgelegde salarisspecificatie over de maand januari 2013. Hieruit volgt een inkomen van € 969,50 bruto per maand, exclusief vakantiegeld, te vermeerderen met € 3,88 aan werkgeversbijdrage levensloop niet-werknemer. Voorts wordt rekening gehouden met een pensioenpremie van € 64,39 per maand, een bijtelling overige belaste werkgeversbijdrage in de ziektekosten van € 16,- per maand, de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de alleenstaande ouderkorting. Dit leidt tot een netto besteedbaar inkomen van de vrouw van € 999,- per maand. Het hof is van oordeel dat de vrouw genoegzaam heeft aangetoond dat haar inkomen, als gevolg van bezuinigingen in de kinderopvangbranche waar zij werkzaam is, is afgenomen en dat zij thans niet in staat is haar werkzaamheden uit te breiden.
20. Tot de onverdeelde huwelijksgoederengemeenschap behoort een nagenoeg onverkoopbare woning. De hypotheekrente met betrekking tot deze woning wordt betaald door de man. De kosten ter zake de woning beperken zich echter niet alleen tot hypotheekrente. Daarnaast zijn er nog andere kosten zoals bijvoorbeeld het onderhoud van de woning en de verzekeringen. Conform artikel 3:172 Burgerlijk Wetboek zijn beide partijen in beginsel draagplichtig met betrekking tot deze kosten. Het hof gaat er derhalve van uit dat de vrouw wel enige woonlasten heeft en het hof begroot die op € 219,- per maand, zijnde de in de bijstandsnorm begrepen wooncomponent. Het hof houdt voorts rekening met een forfaitair bedrag van € 850,- voor kosten van levensonderhoud. Het draagkrachtloos inkomen van de vrouw bedraagt mitsdien € 1.070,-. Gelet op het vorenstaande heeft de vrouw geen draagkracht.
Zorgkosten
21. De kosten van de zorgregeling worden blijkens de nieuwe richtlijn bepaald aan de hand van de behoefte en het gemiddeld aantal dagen per week dat het kind doorbrengt bij of voor rekening komt van de ouder waar het kind zijn hoofdverblijf niet heeft. De zorgkosten worden uitgedrukt in een percentage van de behoefte, hetgeen een zorgkorting van 15% oplevert bij gemiddeld een dag in de week omgang. Het hof is gebleken dat de man de zorg op zich neemt met betrekking tot de kinderen. Gezien het voormalige levenspeil van partijen en de feitelijk zorg die de man geeft, acht het hof het gehanteerde forfaitaire bedrag in dit geval passend. Het hof zal in onderhavige zaak van een dergelijke zorgkorting uitgaan en stelt deze vast op € 97,-. Deze zorgkorting vermindert de bijdrage van de man.
22. Gelet op het vorenstaande wordt de door de man te betalen kinderalimentatie als volgt berekend:
- 6 december 2012 – 1 april 2013: € 769,- minus € 97,- = € 672,- per maand;
- ingaande 1 april 2013: € 667,- minus € 97,- = € 570,- per maand.
23. Nu een dergelijke bijdrage in overeenstemming met de wettelijke maatstaven, zal het hof deze aldus vaststellen. De bestreden beschikking dient in zoverre te worden vernietigd.
Verdeling van de huwelijksgemeenschap
Personenauto Kia [type]
24. De man stelt zich op het standpunt dat de waarde van de auto, conform de door hem overgelegde ANWB Koerslijst, dient te worden vastgesteld op € 3.500,-. Nu de vrouw de auto krijgt toegescheiden, dient zij de helft van dit bedrag aan hem te vergoeden, aldus de man.
25. Het hof zal de waarde van de auto bepalen op € 3.500,-, nu het hof een dergelijke waarde niet onredelijk voorkomt en deze waarde door de vrouw ook niet is weersproken. Het hof zal, evenals de rechtbank, de auto aan de vrouw toebedelen, en in aanvulling op de bestreden beschikking, zulks onder de verplichting om aan de man te voldoen de helft van de waarde van € 3.500,-.
Schuld € 1.800,-
26. De vrouw stelt zich op het standpunt dat ook tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort de schuld aan de vader van de vrouw van € 1.800,- in verband met de verwerving van de personenauto. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de vrouw een akte van geldlening overgelegd, alsmede een aantal bankafschriften waaruit de betaling van de door de vader van de vrouw aan de vrouw geleende geldsom blijkt.
27. Het hof is van oordeel dat de vrouw het bestaan van de schuld aannemelijk heeft gemaakt. Nu deze schuld is ontstaan ten tijde van het bestaan van de huwelijksgoederengemeenschap, is de hoofdregel dat beide echtgenoten voor een gelijk deel draagplichtig zijn voor de gemeenschapsschuld. Het hof zal, in aanvulling op de bestreden beschikking, aldus bepalen.
28. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zo¬ver het de kinderalimentatie betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding voor de minderjarigen [Y] en [Z] met ingang van 6 december 2012 tot 1 april 2013 op € 336,- per maand per kind en met ingang van 1 april 2013 op € 285,- per maand per kind, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;
bepaalt in aanvulling op de bestreden beschikking:
• deelt toe aan de vrouw: de personenauto merk Kia[type] kenteken
[X], zulks onder de verplichting de helft van de waarde, zijnde € 3.500,-, aan de man te vergoeden;
• dat partijen voor een gelijk deel draagplichtig zijn voor de schuld bij de vader van de vrouw en derhalve gehouden zijn ieder de helft van deze schuld te voldoen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Ydema en Mertens-de Jong, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 mei 2013.