GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 20 maart 2013
Zaaknummer : 200.115.097/01
Rekestnummer rechtbank : EJ 12-82682
[appellant],
wonende en verblijvende te [adres],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat mr. M.B. Brouwer te ‘s-Gravenhage,
het Openbaar Ministerie,
Arrondissement ’s-Gravenhage, waarvoor in het hoger beroep in de plaats treedt:
Ressortsparket ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: het openbaar ministerie.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. [naam],
wonende te [plaats],
advocaat mr. C.M.H. Revis te ’s-Gravenhage,
hierna ook te noemen: de pleegmoeder van de betrokkene, tevens zijn curator,
2. Vanessa MULDER,
werkzaam bij Divida te Gravenhage,
hierna te noemen: de curator,
3. [naam],
wonende te [plaats],
hierna te noemen: de moeder van de betrokkene.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De betrokkene is op 15 oktober 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 26 juli 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector Kanton, locatie ’s-Gravenhage.
De pleegmoeder van de betrokkene, tevens zijn curator, heeft op 26 november 2012 een verweerschrift ingediend.
Het openbaar ministerie heeft op 28 januari 2013 een verweerschrift ingediend.
De moeder van de betrokkene heeft op 15 januari 2013 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
De zaak is op 13 februari 2013 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de betrokkene, bijgestaan door mr. G.V. van de Bom, kantoorgenoot van zijn advocaat;
- de pleegmoeder van de betrokkene, tevens zijn curator, bijgestaan door haar advocaat;
- de curator.
De betrokkene heeft ter zitting, met instemming van de overige aanwezigen, een brief overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is [appellant] onder curatele gesteld wegens een geestelijke stoornis, en zijn tot curatoren benoemd:
Vanessa MULDER en [naam].
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil zijn de ondercuratelestelling van de betrokkene, geboren [in] 1990 te [plaats], en de benoeming van mevrouw [naam] tot curator.
2. De betrokkene verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen, voor zover het betreft de ondercuratelestelling betreffende zijn zorg en subsidiair de benoeming van mevrouw [naam] tot curator.
3. Het openbaar ministerie bestrijdt het beroep en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. Mevrouw [naam] bestrijdt eveneens zijn beroep.
5. De betrokkene is het niet eens met de ondercuratelestelling wat betreft de behartiging van zijn niet-vermogensrechtelijke belangen. De betrokkene stelt zich in zoverre op het standpunt dat hij in staat is voor zichzelf te zorgen. Daarbij is hij van mening dat mevrouw [naam] niet in staat is zijn niet-vermogensrechtelijke belangen te behartigen. De betrokkene vreest bovendien dat zijn goede band met mevrouw [naam] door haar rol als curator van de betrokkene onder druk zal komen te staan. De betrokkene wil daarom het liefst terug naar de oude situatie, waarbij mevrouw [naam] zijn mentor was en de betrokkene zelf meer inspraak had. De betrokkene verzet zich niet tegen de ondercuratelestelling wat betreft de behartiging van zijn vermogensrechtelijke belangen en de benoeming van mevrouw Mulder als zodanig tot curator.
Ter zitting heeft de betrokkene zijn verzoek gewijzigd. Hij verzet zich niet langer tegen de benoeming van mevrouw [naam] tot curator, indien het hof van oordeel is dat de ondercuratelestelling, ook wat betreft de behartiging van zijn niet-vermogensrechtelijke belangen, geïndiceerd is.
6. Mevrouw [naam] is van mening dat de betrokkene terecht onder curatele is gesteld, omdat hij vanwege een geestelijke stoornis niet in staat is zijn belangen behoorlijk waar te nemen. Mevrouw [naam] erkent dat zij een goede band met de betrokkene heeft. Zij is bovendien bekend met de problematiek van de betrokkene, zodat zij als curator een rol van betekenis kan spelen voor de betrokkene.
7. Ook mevrouw Mulder is van mening dat de curatele de aangewezen beschermingsmaatregel is voor de betrokkene.
8. De moeder van de betrokkene heeft schriftelijk medegedeeld dat zij graag ziet dat mevrouw [naam] de curator is van de betrokkene, omdat zij hem goed kent en geschikt is als curator.
9. Ter beoordeling ligt bij het hof de vraag voor of de gronden voor de ondercuratelestelling aanwezig zijn.
10. Op grond van artikel 378 lid 1 onder a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld wegens een geestelijke stoornis, waardoor de gestoorde, al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen behoorlijk waar te nemen. Bij de benoeming van de curator volgt de rechter in beginsel de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene.
11. Het hof is van oordeel - op grond van de stukken en de nadere informatie die ter terechtzitting is verstrekt - dat de betrokkene ten gevolge van zijn geestelijke stoornis (die als zodanig tussen partijen vaststaat), al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of wordt bemoeilijkt zijn belangen - zowel vermogensrechtelijk als immaterieel - behoorlijk waar te nemen. Immers, in de periode voorafgaand aan de bestreden beschikking is gebleken dat de betrokkene moeilijk begeleidbaar was en verstrikt raakte in zijn eigen gedachten en fantasieën. Zijn fantasieën brachten hem uit de realiteit, hetgeen niet zonder gevolgen is geweest voor hemzelf en zijn omgeving. Daarbij overzag de betrokkene de gevolgen voor zichzelf en de ander niet, waardoor hij in complexe situaties terechtkwam. De betrokkene is bij herhaling overgeplaatst naar een andere woonlocatie, omdat er telkens een onhoudbare situatie ontstond, vanwege (agressie) incidenten. Voorts is het hof gebleken dat de betrokkene toezicht nodig heeft als het gaat om interacties met anderen, maar geneigd is zich te onttrekken aan toezicht. Hij leert maar zeer gering van wat er is gebeurd. Adviezen over zijn toekomst, lijkt de betrokkene niet te accepteren.
12. Daarnaast is gebleken dat de betrokkene in het verleden heeft nagelaten zijn vermogensrechtelijke belangen op adequate wijze te behartigen. De betrokkene verzet zich niet tegen de financiële begeleiding door mevrouw Mulder, als curator.
13. Anders dan de betrokkene, is het hof – in het licht van het vorenstaande – van oordeel dat niet enkel de vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene dienen te worden beschermd, maar ook zijn immateriële belangen, zodat niet kan worden volstaan met een minder ingrijpende maatregel. Het hof merkt daarbij nog het volgende op. Ter zitting is duidelijk geworden dat het belang van de betrokkene daarin is gelegen dat hij - door het verkrijgen van meer inspraak - wil bewerkstelligen dat hij wordt overgeplaatst naar een andere zorginstelling, die zijn zelfstandigheid vergroot. Het hof is dienaangaande gebleken dat alle betrokkenen zich inspannen om voor de betrokkene, op zo kort mogelijke termijn, een passende woonomgeving te vinden.
14. Nu de betrokkene zich thans niet langer tegen de persoon van mevrouw [naam] als curator verzet, behoeft op dit onderdeel niet meer te worden beslist.
15. Het vorenstaande brengt met zich dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
16. Het hof zal als navolgend beslissen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
draagt de griffier van het hof op de griffier van de rechtbank ’s-Gravenhage, op grond van het bepaalde in artikel 2 van het Besluit curateleregister (Besluit van 26 november 1969, Stb. 528), mededeling te doen van de inhoud van deze beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Mink en Van Montfoort, bijgestaan door mr. Wijtzes als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 maart 2013.