ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9944

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.119.412-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van de Poll
  • A. Mink
  • J. van Montfoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ondertoezichtstelling van een minderjarige met betrekking tot de opvoedsituatie en betrokkenheid van Jeugdzorg

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam, waarbij de minderjarige onder toezicht is gesteld. De moeder, verzoekster in hoger beroep, betwist dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedsituatie en stelt dat zij de minderjarige de best mogelijke opvoeding biedt. De vader ondersteunt de grieven van de moeder en stelt dat hij als gezagdragende ouder invloed kan uitoefenen op de opvoeding. Jeugdzorg heeft echter zorgen geuit over de opvoedsituatie en de samenwerking met de moeder verloopt moeizaam. Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat de moeder de gezinsvoogd niet in haar huis toelaat en geen toestemming geeft aan de school om informatie te delen met Jeugdzorg. Het hof heeft vastgesteld dat er verbeteringen zijn in de situatie van de minderjarige, maar dat de bedreiging voor zijn ontwikkeling nog niet is opgeheven. Het hof heeft de ondertoezichtstelling noodzakelijk geacht en de termijn beperkt tot 1 juli 2013, waarbij het hof de ouders aanmoedigt om samen met Jeugdzorg een plan op te stellen om de situatie te verbeteren.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 10 april 2013
Zaaknummer : 200.119.412/01
Rekestnummer rechtbank : JE RK 12-2161
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. C.W.M. Jansen te Rotterdam,
tegen
de raad voor de kinderbescherming te Rotterdam,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. [belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. H.H. Veurtjes te Rotterdam;
2. de Stichting Bureau Jeugdzorg te Rotterdam,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 27 december 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 12 oktober 2012 van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam.
De vader heeft op 13 februari 2013 een schriftelijke reactie ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- op 5 februari 2013 een brief van 4 februari 2013 met bijlagen;
- op 4 maart 2013 een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen;
van de zijde van de vader:
- op 18 februari 2013 een brief van 15 februari 2013 met bijlagen.
De zaak is op 14 maart 2013 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de heer J. Kuhn namens de raad;
- de heer J.C.J. van Gammeren en mevrouw A.H. Heulhoven namens Jeugdzorg;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
De advocaat van de vader heeft ter zitting bij het hof, met instemming van alle aanwezigen, een kort rapport van de school (e-mail van [naam]) van de minderjarige van 8 maart 2013 overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: de minderjarige), onder toezicht gesteld voor de duur van één jaar met benoeming van Jeugdzorg tot stichting in de zin van de Wet op de jeugdzorg. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de kinderrechter vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. In hoger beroep is voorts komen vast te staan dat de vader de minderjarige inmiddels heeft erkend en dat de ouders inmiddels gezamenlijk gezag hebben over de minderjarige.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de ondertoezichtstelling van de minderjarige.
2. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en (zo begrijpt het hof) het inleidende verzoek van de raad, om de minderjarige onder toezicht te stellen, alsnog af te wijzen.
3. De vader verzoekt eveneens de bestreden beschikking te vernietigen, en, zo begrijpt het hof, het inleidende verzoek van de raad alsnog af te wijzen.
4. De moeder betwist dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedsituatie bij haar thuis. Zij geeft de minderjarige de best mogelijke opvoeding mee, maakt veel uitstapjes met hem en zijn vriendjes en kiest daarbij leeftijdsadequate bestemmingen. De minderjarige gaat ook naar de buitenschoolse opvang. De moeder weerspreekt dat er sprake is van een grote mate van wederzijdse afhankelijkheid tussen haar en de minderjarige. Zij heeft haar eigen leven en eigen vrienden en vriendinnen. De minderjarige heeft een goed contact met zijn vader en gaat ook wel eens uit logeren bij vriendinnen van de moeder die kinderen hebben. Verder stelt de moeder dat zij de minderjarige duidelijke grenzen stelt.
De moeder betwist verder dat er ernstige problemen zijn met de minderjarige op school. De minderjarige is eenmaal hardhandig verwijderd door zijn nieuwe leerkracht, met wie hij het niet kon vinden, en dit incident is door de leerkracht en de school ontkend. Kort daarna is de minderjarige geschorst, volgens de moeder door het incident en haar vasthoudendheid om te weten te komen wat er is gebeurd. Inmiddels zit de minderjarige op een nieuwe school voor speciaal onderwijs. Er zijn geen ernstige zorgen omtrent de minderjarige op school.
De moeder is van mening dat zij altijd heeft meegewerkt met (de zorginstelling voor geestelijke gezondheidszorg) Yulius en dat de rechtbank derhalve ten onrechte heeft overwogen dat door de opstelling van de moeder de hulp van Yulius is gestopt. De moeder betwist dat hulpverlening in het vrijwillig kader heeft gefaald of zal falen. De minderjarige is drie jaar in behandeling geweest bij Yulius. Yulius geeft geen enkele feitelijke informatie behalve een volgens de moeder vaag oordeel. De moeder is daarnaast erg geschrokken dat Yulius een AMK-melding heeft gedaan over de minderjarige. Uit het rapport van de raad is niet gebleken waarom deze melding noodzakelijk was, noch wordt duidelijk wat er met de minderjarige aan de hand is.
Ter zitting heeft de moeder nog gesteld dat de ondertoezichtstelling geen enkele positieve bijdrage aan het geheel levert. Zij vindt het geen goede maatregel en kan er niet mee leven.
5. De vader is het eens met de grieven van de moeder. Hij betwist dat er gronden aanwezig zijn voor een ondertoezichtstelling en dat de minderjarige zodanig opgroeit dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd. De vader stelt voorts dat hij als gezagdragende ouder mede invloed kan hebben op de opvoeding en verzorging van de minderjarige zodat de zorgen van Jeugdzorg minder kunnen zijn dan in eerste instantie is gesteld en de gestelde bedreiging daarmee kan worden afgewend.
Ter zitting heeft de vader gesteld dat hij een duidelijke rol heeft. Hij heeft iedere dag contact met de minderjarige. Hij haalt hem op van school, brengt hem naar karate, naar zwemles en naar vriendjes. Ook voetbalt hij met hem. Op school gaat het goed, dit blijkt ook uit de ter zitting overgelegde e-mail van 8 maart 2013. Jeugdzorg kan bij de vader thuis komen om de interactie tussen de vader en de minderjarige te beoordelen. De vader en de moeder zijn samen goede ouders voor de minderjarige. Er is daarbij geen gedwongen hulp nodig.
6. Ter zitting is namens de raad naar voren gebracht dat de rechtbank de situatie rond de minderjarige goed heeft samengevat. Volgens Yulius en volgens de raad is de relatie tussen moeder en de minderjarige symbiotisch. Hierdoor en door het dwangmatige denken van de moeder krijgt de minderjarige te weinig ruimte om gewoon kind te zijn. Door zijn opvoeding kan de minderjarige zich niet voegen naar de schoolkaders. De ter zitting overgelegde e-mail van de school van 8 maart 2013 bevat weinig informatie. De moeder accepteert geen hulp op de voorwaarden van de hulpverlening. Hulp is alleen mogelijk op haar manier. Het overgelegde raadsrapport met daarin alle aantekeningen van de moeder laat zien wat de visie is van de moeder op de hulpverlening. Het deelnemen aan de hulp is niet het doel, het oplossen van de problemen is het doel. De raad heeft de indruk dat de aan de moeder geboden hulp afstoot in verband met de eigenaardigheden van de moeder en niet in verband met de minderjarige. De minderjarige staat volgens de raad op een tweesprong: of hij wordt opgevoed om opgewassen te zijn tegen de echte maatschappij, of hij wordt opgevoed om opgewassen te zijn tegen de werkelijkheid zoals de moeder die beleeft. De raad is van mening dat de ondertoezichtstelling moet blijven bestaan. De moeder toont te weinig zelfreflectie. De eisen die zij op dit moment stelt zijn niet realistisch.
7. Jeugdzorg heeft ter zitting betoogd dat de samenwerking met de moeder moeizaam verloopt. De gezinsvoogd mag niet thuis komen bij de moeder. De vader heeft een steunende en bemiddelende rol. De weerstand van de moeder kost veel tijd en energie. Meer toezicht is nodig volgens Jeugdzorg. De interactie tussen de moeder en de minderjarige zou langere tijd moeten worden gevolgd. Jeugdzorg ziet dat het, met steun van de vader, de goede kant op kan gaan. De vader en de moeder samen vormen nog geen stevige basis voor de minderjarige. Het is moeilijk voor de vader om adviezen aan de moeder te geven die zij ook opvolgt.
De ouders zitten vaak niet op één lijn.
Pas sinds januari van dit jaar gaat de minderjarige vijf dagen per week naar school. Hier is een opbouw in geweest. Hij zit in groep drie omdat hij een te grote leerachterstand heeft voor groep vier. Jeugdzorg zou de minderjarige graag wat langer volgen op school. De communicatie met de school verloopt moeizaam omdat de moeder geen toestemming verleent aan de school om Jeugdzorg te informeren. Jeugdzorg weet dus ook niet hoe het op school gaat. De moeder deelt de aandachtspunten die Jeugdzorg heeft over de school niet. Volgens Jeugdzorg heeft de minderjarige speciaal onderwijs nodig, de moeder wil dat hij regulier onderwijs volgt.
Het is nu nog te pril om te kunnen zeggen dat het goed gaat, aldus Jeugdzorg. Jeugdzorg verzoekt dan ook om de ondertoezichtstelling te bekrachtigen.
8. Het hof overweegt als volgt. Een ondertoezichtstelling zoals bedoeld in artikel 1:254, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan slechts worden verleend indien de wettelijke gronden daarvoor aanwezig zijn. Het hof zal derhalve onderzoeken of de minderjarige zodanig opgroeit, dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen.
9. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat er ten tijde van het geven van de bestreden beschikking ernstige zorgen bestonden over de ontwikkeling en de thuissituatie van de minderjarige. De minderjarige was geschorst van school. Door de opstelling van de moeder kreeg de minderjarige nauwelijks ruimte voor contacten en activiteiten buiten de moeder om. Thuis gaf de moeder de minderjarige te weinig structuur en grenzen. Bij elkaar genomen leverde dat een ernstige bedreiging voor de minderjarige op. De moeder gaf de instanties in een vrijwillig kader te weinig mogelijkheden om de opvoedingssituatie verder te onderzoeken en te veranderen, zodat de bedreiging niet op een andere wijze kon worden afgewend. Het verzoek om de minderjarige onder toezicht te stellen is dan ook terecht toegewezen.
10. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat er thans tekenen van verbetering zijn in de situatie van de moeder en de minderjarige. Zo gaat de minderjarige sinds januari 2013 weer vijf dagen naar school en gaat hij naar de buitenschoolse opvang. Ook maakt de minderjarige met de moeder uitstapjes en gaat hij bij vriendjes spelen. Daarnaast is de vader betrokken bij het gezin. Hij heeft de minderjarige erkend en is ook met het gezag over hem belast. De vader heeft dagelijks contact met de minderjarige en gaat met hem naar zwemles, karate en brengt hem naar vriendjes.
11. Hoewel er thans enkele verbeteringen zijn in de opvoedingssituatie van de minderjarige, is op dit moment nog onvoldoende gebleken, dat de bedreiging is opgeheven of met andere middelen kan worden afgewend. De moeder heeft tot nu toe de gezinsvoogd niet toegelaten in haar huis en daarmee heeft zij Jeugdzorg te weinig zicht heeft gegeven op de thuissituatie van de minderjarige. Bovendien heeft zij tot nu toe geen toestemming gegeven aan de school om informatie over de minderjarige aan Jeugdzorg te geven. Ook anderszins hebben de ouders nog geen afdoende plan, noch zelf, noch samen met Jeugdzorg, gemaakt waaruit blijkt, dat de minderjarige niet langer ernstig wordt bedreigd in zijn ontwikkeling. Bij deze stand van zaken is het hof van oordeel, dat de ondertoezichtstelling thans nog noodzakelijk is. De komende periode kan door de ouders worden benut om Jeugdzorg openheid en informatie te geven over de opvoedingssituatie, inclusief de thuissituatie en de school. Tevens kunnen de ouders met mensen uit het netwerk rond de minderjarige een plan opstellen – al dan niet met behulp van een Eigen Kracht Conferentie – waarbij Jeugdzorg beoordeelt of dit voldoende is om de bedreigingen voor de minderjarige op te heffen. Gezien de verbeteringen die er thans reeds zijn, kan naar het oordeel van het hof binnen een kortere periode dan de door de kinderrechter bepaalde duur van de ondertoezichtstelling een dergelijk plan worden gemaakt en worden bepaald of er dan nog een maatregel noodzakelijk is. Derhalve zal het hof de duur van de ondertoezichtstelling beperken tot 1 juli 2013.
12. Dit leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor wat betreft de daarin vastgestelde termijn, en opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de ondertoezichtstelling van de minderjarige zal duren tot 1 juli 2013;
verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van de Poll, Mink en Van Montfoort, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 april 2013.