ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9678
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- M. Mink
- H. Husson
- P. Punselie
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een zorg- en opvoedingsregeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een beschikking van de rechtbank Rotterdam. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht om de uitvoerbaarheid van de beschikking te schorsen, omdat zij meent dat de minderjarigen niet veilig zijn bij de vader. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft zich verzet tegen dit verzoek en stelt dat de moeder geen onderbouwing heeft gegeven voor haar verzoek tot schorsing.
De zaak betreft de zorg- en opvoedingsregeling voor twee minderjarigen, waarbij de vader en de moeder gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag. De moeder heeft in het verleden aangifte gedaan van seksueel misbruik door de vader, maar deze zaak is geseponeerd. De rechtbank had eerder een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waar de moeder niet aan meewerkte. Het hof heeft de belangen van de minderjarigen in overweging genomen en geconcludeerd dat het belangrijk is dat zij een band met hun vader opbouwen.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende feiten of omstandigheden heeft aangedragen die haar verzoek tot schorsing onderbouwen. De belangenafweging tussen de moeder en de vader leidt tot de conclusie dat het verzoek van de moeder moet worden afgewezen. De beschikking van de rechtbank blijft dus van kracht, en de behandeling van de zaak zal op een later moment worden voortgezet. De proceskosten in deze schorsingsprocedure worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.