ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ9676

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.110.057/01 & 200.110.407/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Kamminga
  • A. Mink
  • J. Stollenwerck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en partneralimentatie met betrekking tot de toedeling van de echtelijke woning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de man tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin onder andere de kinderalimentatie en partneralimentatie zijn vastgesteld. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.P.J.M. Kreté-Marres, verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de alimentatieverplichtingen te herzien. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.C. Burger, verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om de toedeling van de echtelijke woning aan haar.

De rechtbank had eerder bepaald dat de man een bijdrage van € 483,25 per maand per kind moet betalen voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen, en dat de vrouw geen behoefte heeft aan partneralimentatie. De man stelt dat hij financieel in de problemen zit en niet in staat is om aan zijn alimentatieverplichtingen te voldoen. Hij heeft geen vast inkomen en woont tijdelijk bij zijn moeder. De vrouw betwist deze stelling en stelt dat de man wel degelijk inkomsten genereert uit zijn werkzaamheden in Indonesië.

Tijdens de zitting heeft het hof de feiten en omstandigheden van de zaak besproken. Het hof oordeelt dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij niet in staat is om de alimentatie te betalen. De vrouw heeft aangetoond dat de man actief is in het bedrijfsleven en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen inkomen heeft. Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank met betrekking tot de kinderalimentatie.

Wat betreft de echtelijke woning, is het hof van oordeel dat de woning aan de vrouw moet worden toebedeeld. De man zal de helft van de eventuele restschuld dragen, en de vrouw is verantwoordelijk voor de hypothecaire lasten. Het hof vernietigt de eerdere beschikking voor zover deze de man verplichtte om de helft van de eigenaarlasten te betalen, aangezien de woning nu aan de vrouw wordt toebedeeld. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad, en er zijn voorwaarden verbonden aan de toedeling van de woning.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 27 maart 2013
Zaaknummer : 200.110.057/01 & 200.110.407/01
Rekestnummer rechtbank : FARK 11-5163 & FA RK 11-8773
[De man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. N.P.J.M. Kreté-Marres te 's-Gravenhage,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens zelfstandig verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. P.C. Burger te 's-Gravenhage.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 18 juli 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 20 april 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage, welke beschikking verbeterd is bij beschikking van 18 juni 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage (hierna gezamenlijk: de bestreden beschikking).
De vrouw heeft op 10 september 2012 een verweerschrift, tevens houdende een (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek, ingediend.
De man heeft op 23 oktober 2012 een verweerschrift op het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- op 25 juli 2012 een brief van 24 juli 2012 met bijlagen;
- op 12 [een maand in] 2012 een faxbericht met bijlagen;
- op 12 november 2012 een faxbericht met bijlagen;
- op 20 november 2012 een faxbericht met bijlagen;
van de zijde van de vrouw:
- op 12 november 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen.
De zaak is op 23 november 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
Beide advocaten hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.
Nadien heeft het hof van mr. Burger op 22 januari 2013 een faxbericht en vervolgens op 23 januari 2013 een faxbericht ontvangen met het verzoek niet langer kennis te nemen van het faxbericht van 22 januari 2013.
Mr. Kreté-Marres heeft het hof op 1 maart 2013 telefonisch laten weten akkoord te zijn met de inhoud van het faxbericht van mr. Burger van 23 januari 2013.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Voorts heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang:
- bepaald dat de man met ingang van 20 april 2012 voor de verzorging en opvoeding van de hierna te noemen minderjarigen aan de vrouw zal voldoen een bedrag van € 483,25 per maand per kind;
- bepaald dat de vrouw met ingang van 1 augustus 2011 geen behoefte heeft aan een bijdrage in haar levensonderhoud van de man;
- de overige verzoeken inzake partneralimentatie ten behoeve van de man en de vrouw afgewezen;
- bepaald dat de vrouw jegens de man bevoegd is de bewoning van de woning te ([postcode]) [plaats] aan [adres] (hierna te noemen: de echtelijke woning) en het gebruik van de zaken, die behoren bij deze woning en tot de inboedel daarvan, voort te zetten gedurende zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, althans zolang de woning nog niet is verkocht en geleverd aan derden, mits deze woning op het ogenblik van die inschrijving door de vrouw wordt bewoond en aan de man uitsluitend of mede toebehoort of ten gebruike toekomt;
- de vrouw gemachtigd ex artikel 3:174 BW de echtelijke woning zonder medewerking van de man te gelde te maken;
- de vrouw gemachtigd om alles te doen wat noodzakelijk is voor de verkoop van voornoemd onroerend goed, inclusief het bepalen van de vraagprijs;
- bepaald dat de beschikking ex artikel 3:300 BW in de plaats komt van de voor de verkoop en eigendomsoverdracht en levering van het onroerend goed noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man;
- bepaald dat de man met ingang van oktober 2010 aan de vrouw de helft van de eigenaarslasten inzake de (verkoop van de) echtelijke woning zal voldoen, waaronder ook de hypotheeklasten, waarbij eventueel reeds in dit verband door de man eerder gedane betalingen hiermee verrekend dienen te worden.
De beschikking is in zoverre, behalve ten aanzien van de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. In hoger beroep is voorts komen vast te staan dat de echtscheidingsbeschikking op 27 juni 2012 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil zijn:
- de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna ook: de kinderalimentatie) van de minderjarigen:
- [de minderjarige sub 1], geboren [in] 2005 te [geboorteplaats], en
- [de minderjarige sub 2], geboren [in] 2007 te [geboorteplaats];
- de door de vrouw te betalen uitkering tot levensonderhoud voor de man (hierna ook: de partneralimentatie);
- de (eigendom van de) echtelijke woning en de daarmee samenhangende lasten, waaronder een gebruikersvergoeding.
2. De man verzoekt het hof bij beschikking in hoger beroep, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen ten aanzien van de onderdelen genoemd in de grieven van de man en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat:
1. de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand met een bedrag van € 1.882,- bruto per maand, althans met een zodanig bedrag als het hof juist acht, dient bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van de man, welke bijdrage steeds voor of uiterlijk op de eerste dag van de maand waarop deze betrekking heeft door de man moet zijn ontvangen;
2. de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen met ingang van 20 april 2012 te bepalen op nihil, dan wel een zodanig lager bedrag dan € 483,25 per kind per maand als het hof juist acht;
3. te bepalen dat de vrouw met ingang van 1 oktober 2010 tot aan de datum van de levering van de echtelijke woning de volledige kosten van de echtelijke woning dient te voldoen, dan wel - als het hof van oordeel zou zijn dat de man als mede-eigenaar met ingang van 1 oktober 2010 tot aan de dag dat de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid aan de vrouw de helft van de woonlasten dient te voldoen - alsdan te bepalen dat de vrouw aan de man een gebruikersvergoeding dient te voldoen gelijk aan het bedrag dat de man aan de vrouw dient te betalen en voor zolang als de man gehouden is om de helft van de woonkosten te voldoen en te bepalen dat indien de man enige bijdrage dient te betalen aan de vrouw in verband met de kosten van de woning deze verplichting eindigt zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand;
kosten rechtens.
3. De vrouw verweert zich daartegen en verzoekt het hof de man in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren althans zijn verzoeken af te wijzen.
Bij wijze van zelfstandig verzoek, verzoekt de vrouw het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a) de eigendom van de echtelijke woning aan [adres] te [plaats] aan de vrouw toe te delen;
b) de hypothecaire geldleningen bij [naam bank] met nummers [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] aan de vrouw toe te delen;
c) te bepalen dat de beschikking van het hof ex artikel 3:300 BW in de plaats komt van de voor eigendomsoverdracht en levering van het onroerend goed noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man;
d) de man te veroordelen tot voldoening aan de vrouw van de helft van de onderwaarde, te weten € 65.650,- op basis van een taxatiewaarde van € 545.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf dagtekening van de in dezen af te geven beschikking tot aan de dag van algehele voldoening.
4. De man verzet zich daartegen en verzoekt het hof de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren althans haar verzoeken in zijn geheel af te wijzen, kosten rechtens.
5. Bij brief van 12 november 2012 heeft de vrouw het hof voorts nog verzocht de man te veroordelen in de werkelijk gemaakte proceskosten. De man heeft hiertegen ter zitting van het hof verweer gevoerd.
Ontvankelijkheid
6. De vrouw stelt dat de man niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep voor zover dat ziet op de bepaling dat de man voor de helft dient bij te dragen in de eigenaarlasten van de voormalige echtelijke woning en de vervangende toestemming aan de vrouw om tot verkoop en levering van die woning over te gaan. Ten aanzien van deze twee beslissingen is door de rechtbank een herstelbeschikking afgegeven. Volgens de vrouw heeft daarmee de grosse van de beschikking waartegen de man appel heeft ingesteld, haar kracht verloren en is de man daardoor in zoverre niet-ontvankelijk in zijn appel.
7. De man is naar het oordeel van het hof wel ontvankelijk in het hele door hem ingestelde hoger beroep. Immers, ingevolge artikel 31 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) treedt de verbeterde uitspraak met terugwerkende kracht in de plaats van de oorspronkelijke uitspraak.
8. De man stelt dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar verzoeken tot toedeling van de woning en de daarop rustende hypotheken en de vervangende toestemming ex artikel 3:300 BW onder de verplichting dat hij aan de vrouw een bedrag van € 65.650,- dient te voldoen. De vrouw heeft deze verzoeken niet in eerste aanleg gedaan en kan dit volgens de man dan ook niet thans in hoger beroep verzoeken.
9. Het hof is van oordeel dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoeken, nu deze verzoeken een nevenvoorziening als bedoeld in artikel 827 Rv betreffen en derhalve ook voor het eerst in hoger beroep kunnen worden gedaan.
Behoeftigheid man en draagkracht man in verband met kinderalimentatie
10. De eerste grief van de man ziet op de afwijzing van zijn verzoek tot het bepalen van een partneralimentatie ten behoeve van hem en de tweede grief betreft de door hem te betalen kinderalimentatie. In de toelichting op beide grieven staat centraal de stelling van de man dat hij geen dan wel een inkomen onder bijstandsniveau heeft en niet in staat is meer inkomen te verwerven. De man is derhalve van mening dat hij niet in staat is om in eigen levensonderhoud te voorzien en dat hij, mede gelet op zijn maandlasten, geen draagkracht heeft om enige kinderalimentatie te voldoen.
11. Gelet op de toelichting van de man op de beide grieven zal het hof, gelijk ook de vrouw heeft gedaan, de eerste en tweede grief van de man gezamenlijk behandelen.
12. De man stelt, kort weergegeven, dat hij vanaf november 2011 bij zijn moeder woont en financieel aan de grond zit omdat hij geen baan kan vinden. De man zou met het gezin naar Indonesië gaan, om daar een toekomst op te bouwen. Hij was bezig een baan te verkrijgen, maar deze baan ging onverwacht niet door, naar de man denkt mede door toedoen van de vrouw. De man heeft vervolgens een bedrijf, [bedrijf A], opgericht. Dit bedrijf heeft hij nimmer geregistreerd en hij heeft er ook geen inkomsten mee gegenereerd. Hij heeft een eenmalige adviesopdracht gedaan voor [bedrijf B], en heeft in januari 2012 een contract voor een half jaar gesloten met [bedrijf C] tegen een fee van $ 1.000,- per maand. De man heeft vervolgens een eenmanszaak [bedrijf D] opgericht, welk bedrijf in [een maand in ] 2011 is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Ter zitting heeft de man zijn werkzaamheden nader toegelicht en verklaard dat hij probeert voor Nederlandse bedrijven een voet aan de grond te krijgen in Indonesië. Hij is druk bezig met een aantal projecten, maar die hebben nog niet zo veel opgeleverd. Hij is echter hoopvol, omdat zijn netwerk zich uitbreidt. Hij werkt nu drie dagen in de week voor een bedrijf in [plaats], op oproepbasis tegen een fixed fee van € 750,- per maand.
De man is van mening dat hij, nu hij geen dan wel een inkomen onder bijstandsniveau heeft, behoefte heeft aan een partneralimentatie en dat hij niet in staat is enige kinderbijdrage te voldoen.
13. De vrouw betwist de door de man gestelde behoeftigheid en gebrek aan draagkracht. Volgens haar verricht de man nog immer werkzaamheden in Indonesië en heeft hij niet aangetoond dat hij daarmee niet aan zijn financiële verplichtingen jegens zijn gezin kan voldoen en behoefte heeft aan partneralimentatie. De vrouw legt een verblijfsvergunning van de man voor Indonesië over, geldig tot 30 november 2012, op welke vergunning als sponsor is vermeld [bedrijf C]. De vrouw legt voorts over een organogram van [bedrijf C] , waaruit volgens de vrouw blijkt dat zowel [bedrijf B] als [bedrijf C] zijn te herleiden tot eerstgenoemd bedrijf. Voorts blijkt hieruit dat de man chief business development officer is bij [bedrijf C]. Tevens legt zij over een e-mailbericht van de man van 3 juli 2012, waaruit te herleiden is dat de man in Indonesië woont. De man geeft ook op LinkedIn aan dat hij als senior advisor to the board at [bedrijf B] en CEO van [bedrijf D] fungeert. De vrouw betwist voorts de door de man overgelegde aangifte Inkomstenbelasting (IB) 2011 en de door de man overgelegde overzichten betreffende zakelijke en privé kosten en betreffende de kasstroom van zijn eenmanszaak.
14. Het hof oordeelt als volgt. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de man arbeid verricht ten behoeve van commerciële activiteiten in Indonesië. In het licht van wat de vrouw daarover naar voren heeft gebracht had het op de weg van de man gelegen om verificatoire bescheiden te overleggen waaruit blijkt dat hij, zoals hij stelt, geen dan wel slechts zeer geringe inkomsten genereert met betrekking tot deze arbeidsactiviteiten in Indonesië. De bescheiden die de man in het geding heeft gebracht zijn – in het licht van de gemotiveerde en onderbouwde stellingen van de vrouw - daartoe onvoldoende dan wel onvolledig. De door de man overgelegde overzichten zijn door hem zelf opgesteld en niet met bescheiden onderbouwd. Het had ook op de weg van de man gelegen de aanslag IB 2011 in het geding te brengen als ook andere bescheiden, zoals onder meer kwartaalaangiften omzetbelasting met betrekking tot zijn eenmanszaak. De opmerking van de man dat hij zich zo positief mogelijk op internet profileert teneinde een baan te verkrijgen, is bovendien onvoldoende ter weerlegging van hetgeen de vrouw heeft aangevoerd met betrekking tot de rol van de man in de verschillende bedrijven en de onderlinge relatie van deze bedrijven.
15. De man heeft dan ook naar het oordeel van het hof niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat is in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. Ook heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat is een kinderalimentatie van € 483,25 per maand per kind te voldoen. Het hof zal derhalve de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigen.
De echtelijke woning
16. Ter zitting van het hof zijn partijen overeengekomen dat de voormalige echtelijke woning, die gemeenschappelijk eigendom (eenvoudige gemeenschap) is van partijen, aan de vrouw zal worden toebedeeld. Met betrekking tot de waarde waartegen deze toedeling dient plaats te vinden zijn partijen het volgende overeengekomen. De vrouw heeft reeds een taxatie laten verrichten en een taxatierapport, gedateerd 16 augustus 2012, als productie 2 bij haar verweerschrift tevens houdende (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek in het geding gebracht. De man zal ook een taxatie laten verrichten. Vervolgens zal de woning aan de vrouw worden toegedeeld voor de gemiddelde waarde zoals deze zal blijken uit de twee door partijen verrichte taxaties. Partijen zijn voorts overeengekomen dat de vrouw zich zal inspannen om te bewerkstelligen dat de man door de hypotheekgever uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid zal worden ontslagen.
17. Het hof zal als wijze van verdeling gelasten dat de woning aan de vrouw zal worden toegedeeld tegen de waarde die als gemiddelde van de hiervoor omschreven twee taxaties zal blijken, onder de verplichting de hypothecaire geldlening van € 700.000,- waarmee de woning is bezwaard voor haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen. Voorts zal het hof bepalen dat de man de helft van de eventuele restschuld – waarde woning minus hypotheekschuld – dient te dragen. Een eventuele overwaarde dient bij helfte tussen partijen te worden verdeeld.
18. Nu de voormalige echtelijke woning aan de vrouw wordt toegedeeld, acht het hof het niet redelijk te bepalen dat de man de helft van de hypothecaire lasten, de WOZ-aanslagen, de waterschapsbelasting en de opstalverzekering dient te dragen met ingang van oktober 2010. Het hof zal de bestreden beschikking in zoverre vernietigen. Nu de man zijn grief heeft beperkt tot voornoemde posten, zal het hof de bestreden beschikking in stand laten voor zover de rechtbank daarbij heeft bepaald dat de man de helft van de kosten inzake de verkoop van de echtelijke woning zal voldoen. Uit de bestreden beschikking blijkt dat de man heeft gesteld de helft van de makelaarskosten te zullen voldoen zodra de vrouw aantoont dat zij deze heeft voldaan. Tegen het oordeel van de rechtbank dat de man ook de helft van de advertentiekosten gemaakt ten behoeve van de verkoop van de woning dient te voldoen is door de man geen grief gericht.
19. Gelet op voornoemde overeenstemming tussen partijen en toedeling aan de vrouw zal het hof de bestreden beschikking voorts vernietigen voor zover daarbij de vrouw is gemachtigd ex artikel 3:174 BW de echtelijke woning zonder medewerking van de man te gelde te maken en alles te doen wat noodzakelijk is voor de verkoop van voornoemd onroerend goed, inclusief het bepalen van de vraagprijs. De vrouw heeft gelet op het vorenoverwogene daarbij geen belang meer.
20. Bij faxbericht van 23 januari 2013 verzoekt de advocaat van de vrouw het hof alsnog te beslissen op alle geschilpunten, met uitzondering van de door de vrouw verzochte vervangende toestemming voor de levering van de voormalige echtelijke woning aan haar. Op dat punt wordt het hof verzocht de beschikking aan te houden voor de duur van twee maanden, opdat partijen de notariële levering alsnog in goed onderling overleg kunnen bewerkstelligen.
21. Het hof zal, gelet op voornoemd faxbericht en de instemming met de inhoud daarvan door de advocaat van de man, een en ander bepalen onder opschortende voorwaarde. Deze opschortende voorwaarde houdt in dat, indien de man niet binnen twee maanden na dagtekening van deze beschikking zijn medewerking heeft verleend aan de toedeling van de woning aan de vrouw (inclusief tenaamstelling), de door het hof hierna te gelasten wijze van verdeling onvoorwaardelijk wordt, alsmede de onder diezelfde opschortende voorwaarde gedane benoemingen van een notaris ten overstaan van wie de verdeling zal plaats hebben en van een dwangvertegenwoordiger.
22. Aangezien de verdeling een onroerende zaak betreft en de bij de verdeling in acht te nemen waarde van de onroerende zaak nog niet bekend is, zal het hof de wijze van verdeling gelasten, met inachtneming van al hetgeen hiervoor is overwogen, en met benoeming – onder de vorenomschreven opschortende voorwaarde - van een notaris die de akte van verdeling zal opmaken en verlijden. Aan deze wijze van verdeling wordt de voorwaarde verbonden, dat beide partijen zoveel mogelijk hun medewerking eraan verlenen dat de man zal worden ontslagen uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake van de op de woning rustende hypothecaire geldlening.
23. Het hof zal voorts – onder de vorenomschreven opschortende voorwaarde – op de voet van artikel 3:300 BW een dwangvertegenwoordiger aanwijzen.
Proceskosten
24. Het hof ziet geen aanleiding om de man te veroordelen in de proceskosten en zal – zoals gebruikelijk in zaken van familierechtelijke aard – de kosten compenseren. Het verzoek van de vrouw tot veroordeling van de man in de kosten van het (incidentele) hoger beroep wordt derhalve afgewezen.
25. Derhalve wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP TEVENS ZELFSTANDIG VERZOEK
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarin is bepaald dat de man aan de vrouw met ingang van oktober 2010 de helft van de eigenaarlasten inzake de echtelijke woning zal voldoen alsmede wat betreft de verleende machtiging aan de vrouw ex artikel 3:174 BW en de machtiging aan de vrouw om alles te doen wat noodzakelijk is voor de verkoop van de woning, inclusief het bepalen van de vraagprijs, en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst af het verzoek van de vrouw te bepalen dat de man aan de vrouw dient te voldoen de helft van de hypotheeklasten alsmede de helft van de (toekomstige) WOZ-aanslagen, waterschapsbelastingen en woonverzekeringspremies tot het moment van verkoop en levering van de voormalige echtelijke woning;
wijst af het verzoek van de vrouw tot het verlenen van een machtiging ex artikel 3:174 BW;
wijst af het verzoek van de vrouw tot het verlenen van een machtiging om alles te doen wat noodzakelijk is voor de verkoop van de woning, inclusief het bepalen van de vraagprijs;
gelast - met inachtneming van het hiervoor overwogene en in het bijzonder de hiervoor omschreven opschortende voorwaarde – de volgende wijze van verdeling:
indien de meeromschreven opschortende voorwaarde wordt vervuld, zal bij notariële akte aan de vrouw worden toegedeeld:
- de echtelijke woning aan [adres], [postcode] te [plaats], tegen de waarde die zal blijken als gemiddelde van de voormelde twee taxaties, onder de verplichting de hypothecaire schuld ten bedrage van € 700.000,- waarmee de woning is bezwaard geheel voor haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen en zich er voor in te spannen dat de man wordt ontslagen uit zijn contractuele aansprakelijkheid ter zake;
bepaalt dat de man de helft van de eventuele restschuld (waarde woning minus hypotheekschuld ) zal dragen;
veroordeelt de vrouw tot betaling aan de man van de helft van een eventuele overwaarde van de woning (waarde woning minus hypotheekschuld en kosten verdeling);
verklaart deze wijze van vaststelling van de verdeling uitvoerbaar bij voorraad;
benoemt onder de meeromschreven opschortende voorwaarde dat, indien de man niet binnen twee maanden na dagtekening van deze beschikking zijn medewerking heeft verleend aan de toedeling en levering van de woning aan de vrouw:
- tot notaris ten overstaan van wie de akte van verdeling zal worden verleden met inachtneming van het hiervoor overwogene mr. F.N.W. Dessing, notaris te Den Haag aan de Wassenaarseweg 20, 2596 CH, en voor het overige met opname in de akte van alle bepalingen en condities die de notaris gebruikelijk in een verdelingsakte opneemt;
- op de voet van artikel 3:300 BW tot dwangvertegenwoordiger indien de vrouw niet meewerkt aan het verlijden van de akte van verdeling: mr. E.J.P. Nolet, advocaat te Den Haag aan de Abraham Patrasstraat 5, 2595 RC, en voor het geval de man niet meewerkt tot dwangvertegenwoordiger mr. E.G.S.N. Asselbergs, advocaat te Den Haag aan de Groot Hertoginnelaan 205, 2517 ES;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan 's hofs oordeel onderworpen voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, Mink en Stollenwerck, bijgestaan door mr. Buiting als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2013.