GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 9 januari 2013
Zaaknummer : 200.110.913/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 11-8172
[appellant]
[adres]
verzoekster, tevens incidenteel verweerster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. S.C. Dikkers te Vlaardingen,
[de man]
[adres]
verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. N. Walenkamp te 's-Gravenhage.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 1 augustus 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 1 mei 2012 van de rechtbank ‘s-Gravenhage.
De man heeft op 9 oktober 2012 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De vrouw heeft op 22 november 2012 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vrouw:
- op 28 augustus 2012 een brief van 26 augustus 2012 met bijlagen;
- op 26 november 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen.
De zaak is op 7 december 2012 mondeling behandeld. Ter zitting zijn verschenen: partijen, bijgestaan door hun advocaten.
De man heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de man met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tegen kwijting aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag van € 135,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Ter zitting is medegedeeld dat de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand in november 2012.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de man te betalen uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw (hierna: partneralimentatie).
2. De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de man dient bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met een bedrag van € 2.000,- per maand, kosten rechtens.
3. De man verweert zich daartegen en verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
In principaal appel
de vrouw in haar hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans de bestreden beschikking te bekrachtigen;
In incidenteel appel
(naar het hof begrijpt:) de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de vrouw om partneralimentatie af te wijzen wegens het ontbreken van behoefte aan de zijde van de vrouw;
kosten rechtens.
4. De vrouw verzet zich daartegen. Zij verzoekt het hof de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn incidenteel appel, dan wel dit verzoek af te wijzen.
5. Om proceseconomische redenen zal het hof eerst de draagkracht van de man bespreken.
6. De vrouw stelt zich op het standpunt dat de rechtbank bij de berekening van de draagkracht van de man ten onrechte is uitgegaan van de gemiddelde winst uit onderneming over de jaren 2009, 2010 en 2011. De vrouw betoogt dat de man redelijkerwijs in staat moet worden geacht om per jaar een omzet van € 45.000,- te maken waarvoor hij maximaal € 10.000,- per jaar aan kosten heeft. Bovendien, zo stelt de vrouw, heeft de man nog inkomen uit diverse bijkomende werkzaamheden. Voorts betoogt de vrouw dat van de man gevergd mag worden dat hij de omvang van zijn werkzaamheden op het peil houdt van de jaren gedurende de huwelijkse periode om aan zijn onderhoudsverplichting te voldoen. Dat de man vanwege blessures niet meer in staat zou zijn om zijn werkzaamheden op eenzelfde manier uit te voeren als in de voorgaande jaren is volgens de vrouw ongeloofwaardig.
7. Het hof overweegt als volgt. Het hof gaat voor de berekening van de draagkracht van de man uit van het resultaat van de onderneming van de man als vermeld in de jaarstukken 2011. Het bruto inkomen van de man bedraagt € 16.349,-. Gelet op de teruglopende omzet van de onderneming, de leeftijd van de man en het advies van zijn sportarts is niet aannemelijk dat de man de komende jaren aanzienlijk meer zal gaan verdienen en kan dit redelijkerwijs ook niet van de man worden verlangd. Voorts heeft de vrouw, gelet op de gemotiveerde betwisting door de man, ook in hoger beroep niet aangetoond dat de man naast de in de jaarstukken en zijn aangifte inkomstenbelasting vermelde inkomsten nog over andere substantiële inkomsten beschikt.
8. Daarnaast houdt het hof aan de inkomenszijde rekening met de MKB-winstvrijstelling en zelfstandigenaftrek, alsmede met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Verder houdt het hof bij de berekening van de draagkracht van de man nog rekening met de fiscaal aftrekbare rente op de hypothecaire geldlening van € 2.508,- per jaar en de bijtelling van het eigen woningforfait van € 1.529,- per jaar.
9. Het hof houdt bij de berekening van de draagkracht van de man aan de lastenzijde rekening met de volgende maandelijkse lasten:
- € 209,- aan rente op de hypothecaire geldlening ;
- € 95,- aan forfait overige eigenaarslasten;
- € 125,- aan nominale premie zorgverzekeringswet;
- € 96,- aan op aanslag verschuldigde premie zorgverzekeringswet; en
- € 18,- aan eigen risico zorgverzekering.
10. Het hof houdt, evenals de rechtbank, rekening met een bijdrage van € 175,- per maand in de kosten van de meerderjarige dochter van partijen. Het hof komt het aannemelijk voor dat de man, nu hij nog steeds met de vrouw en hun meerderjarige dochter onder één dak woont en onweersproken heeft gesteld een groot aantal zaken voor de vrouw en de dochter te betalen, zoals de woonlasten, een dergelijk bedrag maandelijks aan de dochter kwijt is.
11. Voor de man geldt de bijstandsnorm voor een alleenstaande en een daarbij behorend percentage van 60.
12. Het hof heeft met inachtneming van het voorgaande de draagkracht van de man opnieuw berekend. Hieruit volgt dat de man geen draagkracht heeft enige alimentatie te betalen. Nu de man geen draagkracht heeft om enige alimentatie te voldoen, kan de hoogte van de behoefte van de vrouw aan partneralimentatie buiten beschouwing blijven.
13. Gelet op het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de daarin vastgestelde partneralimentatie vernietigen en het inleidende verzoek tot vaststelling van een bedrag aan partneralimentatie alsnog afwijzen.
14. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het inleidende verzoek van de vrouw te bepalen dat de man dient bij te dragen in haar kosten van levensonderhoud van de vrouw alsnog af;
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, Stille en Van Dijk, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 januari 2013.