ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ7112

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.096.013/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij en vordering netbeheerder wegens onbemeterd stroomafname

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van Stedin Netbeheer B.V. tegen een geïntimeerde, die niet verschenen was. De zaak betreft een hennepkwekerij waarbij Stedin vorderingen heeft ingesteld wegens het onbemeterd afnemen van elektriciteit. Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is dat de geïntimeerde illegaal elektriciteit heeft afgenomen, wat heeft geleid tot schade voor Stedin. Het hof heeft het eerdere vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage vernietigd en de geïntimeerde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 9.480,20, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast zijn de kosten van het geding in eerste aanleg en hoger beroep aan de zijde van Stedin toegewezen. Het hof heeft geoordeeld dat Stedin als netbeheerder recht heeft op compensatie voor het netverlies dat is ontstaan door het illegaal verbruik van elektriciteit. De geïntimeerde heeft verweer gevoerd, maar het hof heeft deze bezwaren verworpen en geoordeeld dat de geïntimeerde aansprakelijk is voor de schade die Stedin heeft geleden. Het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.096.013/01
Zaaknummer rechtbank : 385725 / HAZA 11-250
arrest van 2 april 2013
inzake
Stedin Netbeheer B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
appellante,
hierna te noemen: Stedin,
advocaat: mr. J.A. Trimbach te De Meern,
tegen
[Geïntimeerde],
wonende te [Woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
niet verschenen.
Het geding
Voor het eerdere procesverloop verwijst het hof naar zijn tussenarrest van 9 oktober 2012. Op de rol van 6 november 2012 heeft Stedin een akte uitlating (met producties) genomen.
Vervolgens heeft Stedin wederom de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. In rechtsoverweging 9 van het tussenarrest heeft het hof geoordeeld dat Stedin voldoende heeft aangetoond dat met [geïntimeerde] een overeenkomst tot stand is gekomen. Volgens de eigen toelichting van Stedin houdt deze overeenkomst in dat Stedin het transport van de energie en de aansluiting verzorgt.
2. In rechtsoverweging 10 van het tussenarrest heeft het hof overwogen dat Stedin onvoldoende heeft onderbouwd op welke grond zij meent aanspraak te kunnen maken op de in deze procedure gevorderde schade ten gevolge van het onbemeterd afnemen van stroom in het pand aan de [Adres] te [Plaats]. Hiertoe is overwogen dat volgens de eigen stellingen van Stedin de energie wordt geleverd door Eneco Retail B.V. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is het aan het hof niet duidelijk waarom de schade in verband met het onbemeterd afnemen van stroom zou zijn geleden door Stedin als netbeheerder en niet door Eneco Retail B.V. als leverancier van de energie. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen teneinde Stedin de gelegenheid te geven om bij akte dit punt nader toe te lichten (en(waar mogelijk) met stukken te onderbouwen).
3. Stedin heeft bij akte uitlating (met producties) de volgende toelichting gegeven. Stedin is de netbeheerder. De wet heeft aan de netbeheerder de taak opgedragen om te voorzien in transportdiensten (geregeld in de Elektriciteitswet 1998 en verder uitgewerkt in o.a. de Systeemcode, de Netcode, de Meetcode, de Tarievencode en de Uitvoeringsregels). Bij illegaal (ongeregistreerd) verbruik van elektriciteit treedt netverlies op. Netverlies betreft ongemeten verbruik dat door de netbeheerder niet aan een leveringsovereenkomst met een leverancier kan worden toegewezen. Netverlies heeft als gevolg dat de op basis van de berekening van het toekomstige verbruik van de geregistreerde afnemers op het net geplaatste elektriciteit zich niet meer verhoudt tot die berekening. De netbeheerder dient zorg te dragen voor compensatie van het netverlies, omdat dit valt binnen de transportdiensten die zij moet verzorgen. Deze compensatie wordt gerealiseerd door extra elektriciteit in te kopen bij een energieleverancier of op de elektriciteitsbeurs (APX) en deze elektriciteit op het net te (laten) plaatsen. Naar het oordeel van het hof heeft Stedin met deze (door [geïntimeerde] niet bestreden) toelichting voldoende onderbouwd op welke grond zij als netbeheerder aanspraak maakt op de hier gevorderde schade.
4. In de eerste aanleg heeft [geïntimeerde] verder de volgende verweren gevoerd die nog moeten worden behandeld. [geïntimeerde] heeft subsidiair bij gebrek aan wetenschap betwist dat in de woning aan de [Adres] in [Plaats] hennepkwekerijen zijn aangetroffen. Voorts heeft hij bij gebrek aan wetenschap en onderbouwing betwist dat bij controle van de netwerkcomponenten en de elektrische installatie in de meterkast is gebleken dat daarmee is gemanipuleerd en dat daardoor illegaal onbemeterde elektriciteit is afgenomen. Verder heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat Stedin niet duidelijk heeft gemaakt welke zorgplicht op hem zou rusten. Volgens [geïntimeerde] is gesteld noch gebleken is dat hij illegale aftakkingen zou hebben aangelegd en (aldus) stroom buiten de meter om zou hebben gebruikt. [geïntimeerde] merkt op dat in de zomer van 2010 een klusjesman in de woning werkzaamheden heeft verricht. Naar [geïntimeerde] begrijpt is deze klusjesman door de politie als verdachte gehoord en hij zou een bekennende verklaring hebben afgelegd. Tot slot betwist [geïntimeerde] (mede bij gebreke van enige deugdelijke onderbouwing) dat Stedin (of enig ander) € 8.650,34 aan schade zou hebben geleden.
5. Het hof overweegt dat uit de door Stedin overgelegde stukken voldoende duidelijk blijkt dat er in de woning hennepkwekerijen zijn aangetroffen, dat met de netwerkcomponenten en de elektrische installatie in de meterkast is gemanipuleerd en dat illegaal onbemeterde elektriciteit is afgenomen. Naar het oordeel van het hof heeft Stedin met de als productie twee bij dagvaarding overgelegde specificatie voldoende aangetoond dat zij daardoor schade heeft geleden tot een bedrag van € 8.650,34. Deze schade bestaat (zoals in r.o. 9 van het tussenvonnis is overwogen) uit een bedrag van € 7.678,87 in verband met het onbemeterd afnemen van stroom en een bedrag van € 971,48 in verband met "Kosten ontoelaatbaar handelen en herstellen transport elektra +gas". Het hof verwerpt de door [geïntimeerde] aangevoerde bezwaren tegen de overgelegde specificatie van de geleden schade. De onderzoeksgegevens zijn deugdelijk onderbouwd en naar het oordeel van het hof zijn er geen aanwijzingen gevonden dat het onderzoek niet naar behoren zou zijn uitgevoerd. Het hof overweegt tot slot dat vast staat dat tussen Stedin als netbeheerder en [geïntimeerde] een overeenkomst tot stand is gekomen die - kort gezegd - inhoudt dat Stedin de hiervoor genoemde transportdiensten verricht en de aansluiting op het elektriciteitsnet verzorgt. Stedin heef terecht aangevoerd dat [geïntimeerde] op grond van deze overeenkomst aansprakelijk is voor de schade die Stedin heeft geleden door het zonder toestemming verbreken van de zegels van de meterkast en het aanbrengen van een illegale aansluiting. De enkele stelling van [geïntimeerde] dat dit (gedurende de looptijd van het contract) door een andere persoon en zonder dat hij daarvan op de hoogte was zou zijn gedaan doet hier niet aan af.
6. Uit het voorgaande volgt dat het appel slaagt. Het hof zal het bestreden vonnis vernietigen en [geïntimeerde] veroordelen tot betaling van het door Stedin gevorderde bedrag van
€ 8.650,34. De gevorderde wettelijke rente tot en met 31 december 2010 ad € 61,86 zal als niet bestreden worden toegewezen.
7. [geïntimeerde] heeft in de eerste aanleg de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten ad € 768,-- betwist. Hij heeft aangevoerd dat uit de overgelegde stukken volgt dat Stedin enige brieven heeft gestuurd, maar dat zijn volgens [geïntimeerde] geen relevante buitengerechtelijke incassowerkzaamheden. Het hof verwerpt dit verweer. In de memorie van grieven heeft Stedin aangevoerd dat zij de incassokosten heeft gematigd tot twee punten van liquidatietarief overeenkomstig de aanbevelingen in het rapport voorwerk van de NVvR, voor vergoeding van werkzaamheden anders dan die waarvoor de artikelen 237 tot en met 240 Rv een vergoeding plegen in te sluiten. Deze werkzaamheden houden in: verhaalsonderzoek, voeren van overleg, correspondentie, telefoongesprekken en het treffen en bewaken van een betalingsregeling. Het hof acht deze vordering hiermede voldoende onderbouwd en zal ook deze post toewijzen.
8. [geïntimeerde] heeft voorts in de eerste aanleg de gevorderde beslagkosten betwist. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het beslag onrechtmatig en onnodig is gelegd. Het hof verwerpt ook dit verweer. Vast staat dat [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de door Stedin gevorderde schade en dat [geïntimeerde] heeft geweigerd deze schade aan Stedin te vergoeden. Het beslag is dus niet ten onrechte gelegd. Ook deze post ad € 637,52 (€ 188,91 proces-verbaal beslaglegging, € 64,61 exploot betekening, € 384,-- salaris advocaat) zal dus worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover als na te melden.
9. [geïntimeerde] zal tot slot als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van de beide instanties aan de zijde van Stedin. Hieronder zijn begrepen de (nog te maken) nakosten (waarvoor onderstaande veroordeling een executoriale titel geeft - HR 19 maart 2010, LJN: BL1116). Ingevolge artikel 237, derde lid Rv blijft de vaststelling van de proceskosten door het hof in dit arrest beperkt tot de vóór de uitspraak gemaakte kosten. De gevorderde wettelijke rente over de (nog te maken) nakosten kan in deze procedure niet worden toegewezen.
Beslissing
Het hof:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 27 juli 2011,
en opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt [geïntimeerde] om aan Stedin tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 9.480,20 te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van
€ 8.650,34 vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van Stedin tot op 27 juli 2011 begroot op € 652,81 aan verschotten, € 768, -- aan salaris advocaat en € 637,52 aan beslagkosten en bepaalt dat deze beslagkosten binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Stedin tot op heden begroot op € 728,81 aan verschotten en € 948,-- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad,
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.J.M.E. Arpeau, J.M.Th. van der Hoeven-Oud en M.M. Olthof en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2013 in aanwezigheid van de griffier.