ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ6912
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- M. Lückers
- A. Husson
- J. Kamminga
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betaald griffierecht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de ontvankelijkheid van een verzoeker, hierna de man, die in hoger beroep was gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam. De man had op 31 augustus 2012 zijn hoger beroepschrift ingediend, maar het griffierecht was niet tijdig voldaan. De wettelijke termijn voor betaling van het griffierecht was vier weken na indiening van het beroepschrift, wat betekende dat de betaling uiterlijk op 28 september 2012 had moeten zijn ontvangen. De man heeft echter pas op 2 oktober 2012 het griffierecht betaald, wat resulteerde in de niet-ontvankelijkheid van zijn hoger beroep.
De man voerde aan dat hij geen griffierechtnota had ontvangen en dat dit hem niet in staat had gesteld om tijdig te betalen. Hij stelde dat de niet-ontvankelijkheid grote financiële gevolgen voor hem zou hebben, vooral met betrekking tot de kinderalimentatie die hij aan de vrouw, hierna de verweerster, zou moeten betalen. Het hof overwoog echter dat de man, als advocaat, op de hoogte moest zijn van de geldende regels omtrent griffierechten en dat hij actie had moeten ondernemen om tijdig te betalen. De advocaat van de man had ook de mogelijkheid om bij de griffie te informeren naar de hoogte van het griffierecht.
Het hof concludeerde dat de omstandigheden die de man aanvoerde niet voldoende waren om de toepassing van de hardheidsclausule te rechtvaardigen. De man werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, omdat hij niet had voldaan aan de wettelijke vereisten voor het betalen van het griffierecht. De beslissing van het hof benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten en de verantwoordelijkheden van advocaten in dit proces.