ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ6911
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- M. Lückers
- A. Husson
- J. Kamminga
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig betaald griffierecht leidt tot niet-ontvankelijkheid in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 januari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de vrouw niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek. De vrouw had op 29 augustus 2012 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 31 mei 2012, waarin de verdeling van de huwelijksgemeenschap was vastgesteld. De vrouw had het verschuldigde griffierecht echter niet tijdig betaald; de betaling vond pas op 22 oktober 2012 plaats, terwijl het griffierecht uiterlijk op 26 september 2012 voldaan had moeten zijn. De vrouw voerde aan dat zij geen nota voor het griffierecht had ontvangen en dat de aanmaning verwarring had gewekt. Het hof oordeelde dat de vrouw, ondanks haar argumenten, verantwoordelijk was voor de tijdige betaling van het griffierecht. De wetgeving, met name de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz), stelt dat het griffierecht verschuldigd is vanaf de indiening van het verzoekschrift. Het hof benadrukte dat een advocaat bekend moet zijn met de geldende wettelijke regels en dat het niet ontvangen van een nota niet automatisch betekent dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De vrouw had ook de mogelijkheid om zelf het griffierecht te berekenen aan de hand van de bijgevoegde tabel bij de Wgbz. Het hof concludeerde dat de omstandigheden die de vrouw aanvoerde niet voldoende waren om de toepassing van de hardheidsclausule te rechtvaardigen, en verklaarde de vrouw niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.