ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ6893

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.095.089/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Haan-Boerdijk
  • A. van Kempen
  • J. Bos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming curator na ontslag verzoekster in curatelezaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de curatele van een curandus. De verzoekster, die eerder als curator was aangesteld, was op 5 juli 2011 door de rechtbank 's-Gravenhage ontslagen als curator. De rechtbank had de heer [belanghebbende 2] benoemd als opvolgend curator. De verzoekster ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij zij verzocht om haar opnieuw te benoemen als curator. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verzoekster in de periode van 12 maart 2007 tot en met 31 december 2009 niet aan haar verantwoordingsverplichting had voldaan, wat door de kantonrechter als gewichtige reden voor haar ontslag werd gezien. De verzoekster voerde aan dat zij een financieel adviseur had ingeschakeld om haar te helpen bij de verantwoording, maar dat deze zijn afspraken niet was nagekomen. De curator die na haar was aangesteld, verklaarde dat hij geen bewijs had gevonden dat de financiën van de curandus slecht waren beheerd en dat er geen schulden waren. Het hof oordeelde dat er thans geen gewichtige redenen meer waren voor een ambtshalve ontslag van de verzoekster. Het hof besloot de bestreden beschikking te vernietigen en benoemde de verzoekster opnieuw tot curator, met ingang van één dag na de uitspraak. De griffier werd gelast om de nodige administratieve stappen te ondernemen conform de wetgeving.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 18 april 2012
Zaaknummer : 200.095.089/01
Rekestnr. rechtbank : 1082279/11.82521
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
hierna te noemen: de verzoekster,
advocaat voorheen mr. D.J.G. Timmermans te Leiden, thans mr. I.J. Pieters te Leiden.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. [belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de curandus,
2. [belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de curator,
3. [belanghebbende 3],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de zuster van de curandus.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De verzoekster is op 5 oktober 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 5 juli 2011 van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Leiden.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de verzoekster:
- op 22 december 2011 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 17 januari 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 2 maart 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 8 maart 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 13 maart 2012 een faxbericht van diezelfde datum met bijlage.
De zaak is op 15 maart 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de verzoekster, bijgestaan door haar advocaat;
- de curator.
De advocaat van de verzoekster heeft ter zitting pleitnotities overgelegd. De curator heeft de bij de boedelbeschrijving behorende aanbiedingsbrief d.d. 27 augustus 2011 overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank de verzoekster met ingang van 5 juli 2011 ontslagen als curator over de curandus en de heer [belanghebbende 2] benoemd tot opvolgend curator over de curandus. Voorts is bepaald dat de opvolgende curator een boedelbeschrijving per de datum van zijn benoeming dient in te dienen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het ontslag van de verzoekster als curator en de benoeming van de heer Brijker tot curator van curandus.
2. De verzoekster verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover nodig onder aanvulling en verbetering van gronden, de verzoekster te (her)benoemen als curator van de curandus.
3. De verzoekster voert in haar grief aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de verzoekster als curator in de periode 12 maart 2007 tot en met 31 december 2009 niet aan haar verantwoordingsverplichting heeft voldaan, althans, dat dit aan haar is toe te rekenen. Ter toelichting stelt zij dat zij een financieel adviseur in de arm had genomen om de financiële stukken correct op te stellen en tijdig aan de kantonrechter te verzenden. De heer Lemmers (van Financieel Adviesbureau WIMA) heeft zich echter nimmer aan de gemaakte afspraken met de verzoekster gehouden, waardoor de betreffende stukken nooit aan de kantonrechter zijn verstuurd. De kantonrechter heeft gegeven die situatie en het belang van de curandus op dat moment vervolgens een objectief te billijken beslissing genomen. De verzoekster neemt haar taak als curator serieus en betreurt de gang van zaken. Zij heeft een keuze gemaakt en daarop vertrouwd, maar uiteindelijk is achteraf gebleken dat dit voor de curandus een verkeerde keuze is geweest, waarop te lang vertrouwd is. De verzoekster herstelt het verzuim door alsnog, in hoger beroep, op juiste wijze verantwoording af te leggen over het door haar gevoerde bewind. Zij zorgt al voor de curandus sinds zijn geboorte en wenst het curatorschap zelf voort te zetten.
4. De curator heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet weet of het uitblijven van de door de kantonrechter gevraagde verantwoording de verzoekster valt te verwijten. Nadat hij als curator was aangesteld, bleek het moeizaam om inzage te krijgen in het dossier en verliepen de contacten met de verzoekster niet helemaal probleemloos. Er waren destijds enige achterstallige rekeningen die inmiddels zijn betaald. Het is hem niet gebleken dat de financiën van de curandus in het verleden niet goed zijn beheerd door de verzoekster. Er zijn geen schulden en er is voldoende spaargeld. Het administratieve dossier zou zonder problemen overgedragen kunnen worden aan de verzoekster. De curator hoopt wel dat het dan beter loopt dan destijds.
5. Het hof stelt voorop dat de kantonrechter in de bestreden beschikking terecht heeft geconstateerd dat de verzoekster - in ieder geval in de periode 12 maart 2007 tot en met 31 december 2009 - door het niet afleggen van de gevraagde verantwoording niet aan haar verantwoordingsverplichting heeft voldaan, hetgeen de verzoekster ter zitting in hoger beroep eveneens heeft verklaard en erkend. De kantonrechter heeft naar het oordeel van het hof op dat moment op basis van de toen voorhanden zijnde informatie terecht geoordeeld dat sprake was van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 385 lid 1 sub d van Boek 1 van het Burgerlijke Wetboek (verder: BW) die een ambtshalve te geven ontslag rechtvaardigden.
6. Het hof is gelet op de stukken en het besprokene ter zitting van oordeel dat er thans geen sprake meer is van gewichtige redenen die een ambtshalve te geven ontslag rechtvaardigen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verzoekster voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de feitelijke uitvoering van het doen van rekening en verantwoording in goed vertrouwen had overgelaten aan een financieel adviseur, de heer Lemmers, doch dat deze de gemaakte afspraken niet heeft kunnen waarmaken. Genoegzaam is aangetoond dat zij toen een verkeerde keuze heeft gemaakt, waarop te lang vertrouwd is. Ter zitting heeft de verzoekster verklaard dat zij altijd voor de curandus heeft gezorgd, ook in financieel opzicht en dat zij met behulp van een boekhouder thans naar behoren aan haar verantwoordingsplicht kan voldoen, welke verklaring, mede in het licht van de toelichting van de curator, het hof voldoende aannemelijk voorkomt. De financiële situatie van de curandus is niet bijzonder gecompliceerd. Hij heeft een bescheiden vermogen en een bescheiden uitkering. Gelet op bovengenoemde omstandigheden en in aanmerking nemende de in artikel 383, derde lid, BW vastgelegde wettelijke voorkeur voor de persoon van de te benoemen curator, is het hof van oordeel dat de verzoekster alsnog in de gelegenheid moet worden gesteld om het curatorschap op goede en juiste wijze vorm te geven.
7. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover deze de benoeming van de curator betreft met ingang van één dag na heden en, in zoverre opnieuw beschikkende:
benoemt met ingang van één dag na heden [verzoeker], wonende te [woonplaats], tot curator over [belanghebbende 1], wonende te [woonplaats];
gelast de griffier op de voet van artikel 1: 391 BW gevolg te geven aan het bepaalde in artikel 2 van het Besluit curateleregister (Besluit van 26 november 1969, Stb. 528).
Deze beschikking is gegeven door mrs. De Haan-Boerdijk, Van Kempen en Bos, bijgestaan door Lekahena als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 april 2012.